Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2020 in de zaak tussen
[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
Wettelijk kader
Beroepsgrond eiseres
Beoordeling
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.L.A.M. van Os, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van het college, waarin het recht op bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet over de periode van 1 juni 2013 tot en met 30 april 2017 werd herzien en ingetrokken. Het college had in het primaire besluit van 6 maart 2019 vastgesteld dat eiseres de inlichtingenplicht had geschonden door geen melding te maken van haar herindiensttreding en de daaruit voortvloeiende loondoorbetalingsverplichting door haar werkgever.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de periode in geding een inkomen had dat boven de voor haar geldende bijstandsnorm lag, waardoor zij geen recht meer had op (aanvullende) bijstand. Tijdens de zitting op 25 juni 2020 was eiseres niet aanwezig, maar haar gemachtigde was wel aanwezig. Het college heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft overwogen dat het college in beginsel aannemelijk heeft gemaakt dat het achterstallige loon aan eiseres is uitbetaald, en dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat zij niet het volledige bedrag heeft ontvangen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.