ECLI:NL:RBZWB:2020:3082

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 juli 2020
Publicatiedatum
16 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 19_1978
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. V.M.C. Verhaegen, en het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren. Eiseres had een aanvraag voor bijzondere bijstand ingediend op 9 januari 2019, maar deze aanvraag werd door Orionis afgewezen. Orionis stelde dat de kosten waarvoor bijstand was aangevraagd, namelijk huur en eten, onder de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan vallen en daarom niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Eiseres betwistte deze interpretatie en voerde aan dat zij onduidelijkheid had over het juiste aanvraagformulier en dat haar aanvraag ten onrechte als een aanvraag voor bijzondere bijstand was aangemerkt.

De rechtbank heeft de feiten en het wettelijk kader onderzocht, waaronder de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Participatiewet. De rechtbank oordeelde dat Orionis de aanvraag terecht had opgevat als een aanvraag voor bijzondere bijstand, omdat het gebruikte formulier specifiek daarvoor was bedoeld. De rechtbank benadrukte dat het bestuursorgaan niet verplicht is om een aanvraag te wijzigen als deze niet correct is ingediend. Eiseres was zelf verantwoordelijk voor de inhoud van haar aanvraag en had de mogelijkheid om bij haar gemachtigde of Orionis navraag te doen over de juiste procedure.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat Orionis op goede gronden de aanvraag voor bijzondere bijstand had geweigerd, omdat de kosten waarvoor eiseres bijstand vroeg, als algemene noodzakelijke kosten van bestaan werden aangemerkt. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/1978 PW

uitspraak van 14 juli 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres

gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen, advocaat te Middelburg
en

het dagelijks bestuur van Orionis Walcheren, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 29 januari 2019 (primaire besluit) heeft Orionis de aanvraag van eiseres om bijstand op grond van de Participatiewet afgewezen.
In het besluit van 1 april 2019 (bestreden besluit) heeft Orionis het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Orionis heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is, gelijktijdig met het beroep met procedurenummer 19/1977 PW, besproken op de zitting van de rechtbank op 9 juni 2020 in Middelburg. Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en T.B.H. Vu, tolk, en namens Orionis mr. N.M. Feijtel en de sociaal rechercheur M. de Kruijter.

Overwegingen

1.
Feiten
Orionis heeft in een besluit van 11 december 2018 het recht van eiseres op algemene bijstand vanaf 1 maart 2016 ingetrokken en bijstandsuitkering teruggevorderd. Hierover loopt bij deze rechtbank een beroepsprocedure met nummer 19/1977 PW. Eiseres had naast de bijstandsuitkering inkomsten uit een dienstverband. Die werden gekort op haar uitkering.
Eiseres heeft op 9 januari 2019 door middel van een formulier ‘Aanvraag bijzondere bijstand’ bijstand aangevraagd voor haarzelf en haar kind voor de kosten van huur en eten.
In het primaire besluit heeft Orionis de aanvraag afgewezen omdat de kosten waarvoor bijstand is gevraagd vallen onder de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan en daarom niet in aanmerking komen voor bijzondere bijstand.
In het bestreden besluit heeft Orionis het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Eiseres heeft voor de aanvraag het formulier voor het aanvragen van bijzondere bijstand gebruikt in plaats van het formulier voor een aanvraag voor bijstand voor de kosten van levensonderhoud. Omdat de kosten van huur en eten algemene noodzakelijke kosten zijn, kan er geen bijzondere bijstand voor worden toegekend.
2.
Beroepsgronden
Eiseres voert aan dat haar aanvraag van 9 januari 2019 ten onrechte is geïnterpreteerd als een aanvraag voor bijzondere bijstand. Zij heeft in die aanvraag gevraagd om financiële ondersteuning in de kosten van huur en eten. Het was eiseres onduidelijk met welk formulier een aanvraag voor algemene bijstand moest worden ingediend. Haar gemachtigde heeft hierover voordat de aanvraag werd gedaan telefonisch advies ingewonnen bij Orionis. Het is niet zorgvuldig dat Orionis alleen heeft gekeken naar het gebruik van het verkeerde formulier in plaats van te kijken naar de behoefte van eiseres.
3.
Wettelijk kader
Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat bij de voorbereiding van een besluit het bestuursorgaan de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 4:4 van de Awb bepaalt dat het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier kan vaststellen, voor zover daarin niet is voorzien bij wettelijk voorschrift.
In hoofdstuk 3 van de Participatiewet (artikel 19 en verder) is uitgewerkt wanneer men in aanmerking komt voor algemene bijstand.
In hoofdstuk 4 van de Participatiewet (artikel 35 en verder) is uitgewerkt wanneer men in aanmerking komt voor bijzondere bijstand.
4.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank moet beoordelen of Orionis de aanvraag van 9 januari 2019 terecht heeft opgevat als een aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van huur en eten, en zo ja, of Orionis op goede gronden bijzondere bijstand voor deze kosten heeft geweigerd.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het aanvraagformulier dat eiseres op 9 januari 2019 gebruikt heeft specifiek gaat over het aanvragen van bijzondere bijstand.
Naar het oordeel van de rechtbank hoefde Orionis deze aanvraag niet aan te merken als een aanvraag om algemene bijstand voor de kosten van levensonderhoud.
Noch de Awb noch de Participatiewet kent een bepaling op grond waarvan een bestuursorgaan verplicht is om zelfstandig een ingediende aanvraag te wijzigen.
De verlening van algemene bijstand voor de kosten van levensonderhoud vindt bovendien plaats in een ander kader en vereist een andere beoordeling dan bijzondere bijstand. Voor het aanvragen van algemene bijstand wordt een ander aanvraagformulier gebruikt.
Een betrokkene die aanspraak wil maken op een bijstandsuitkering, is zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de aanvraag. Het komt daarom voor rekening en risico van eiseres dat zij op 9 januari 2019 een aanvraag voor bijzondere bijstand heeft gedaan, terwijl haar gemachtigde van tevoren bij Orionis had geïnformeerd op welke manier de aanvraag voor algemene bijstand moest worden ingediend en eiseres bij het daadwerkelijk indienen van de aanvraag werd ondersteund door een kennis. Als het eiseres of de kennis op het moment dat de aanvraag daadwerkelijk werd gedaan, toch niet duidelijk was geweest hoe het moest, had eiseres terug moeten gaan naar haar gemachtigde of contact moeten (laten) opnemen met Orionis. Anders dan eiseres is de rechtbank daarom van oordeel dat Orionis niet onzorgvuldig heeft gehandeld door de aanvraag te beoordelen als een aanvraag voor bijzondere bijstand.
Eiseres betwist niet dat de kosten waarvoor zij op 9 januari 2019 bijzondere bijstand heeft gevraagd in haar geval algemene noodzakelijke kosten van het bestaan zijn. Orionis heeft daarom op goede gronden bijzondere bijstand voor deze kosten geweigerd.
Dat eiseres op 8 en 14 februari 2019 een uitkering voor de kosten van levensonderhoud heeft aangevraagd en die later wel (volgens Orionis) of niet (volgens eiseres) zou hebben ingetrokken, valt buiten de omvang van dit geding en blijft dus verder buiten beschouwing.
5.
Conclusie en proceskosten
Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier, op 14 juli 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.