In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn handhavingsverzoek door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert. Het primaire besluit van 16 april 2019, waarin het college het verzoek tot handhaving afwees, werd in het bestreden besluit van 30 oktober 2019 deels gegrond verklaard, maar voor het overige ongegrond. Eiser betoogde dat het college ten onrechte had nagelaten om de handhaving te effectueren, ondanks dat de werkelijke situatie niet overeenkwam met het bestemmingsplan. De rechtbank heeft op 10 juli 2020 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het college. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende onderzoek had gedaan naar de handhavingsverzoeken en dat er mogelijk sprake was van strijd met het bestemmingsplan. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.