ECLI:NL:RBZWB:2020:3059

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
AWB 19_3537
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering na medische beoordeling en geschiktheid voor functies

Op 10 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 6 juni 2019, waarbij het UWV weigerde haar een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gehouden op 30 juni 2020, waar eiseres, bijgestaan door haar echtgenoot, aanwezig was. Het UWV werd vertegenwoordigd door een drs. van het UWV.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres, die als horecamedewerkster werkte, zich op 15 januari 2017 ziek meldde vanwege knieklachten. Het UWV weigerde haar per 13 januari 2019 een WIA-uitkering toe te kennen, wat door eiseres werd bestreden. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, waarbij de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) betrokken waren. De rechtbank concludeert dat de medische beoordeling zorgvuldig is uitgevoerd en dat de beperkingen van eiseres correct zijn vastgesteld in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 17 december 2018.

Eiseres heeft aangevoerd dat haar beperkingen niet goed zijn ingeschat, maar de rechtbank oordeelt dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd zijn en dat er geen aanleiding is om te twijfelen aan de vastgestelde belastbaarheid. De rechtbank heeft ook de geschiktheid van de door het UWV geselecteerde functies beoordeeld en concludeert dat deze passend zijn voor eiseres, gezien haar medische situatie. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat het UWV de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/3537 WIA

uitspraak van 10 juli 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 6 juni 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 30 juni 2020. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar echtgenoot. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door drs [vertegenwoordiger].

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als horecamedewerkster bij [naam B.V.] B.V. voor 19,06 uur per week. Vanuit die situatie heeft eiseres zich op 15 januari 2017 ziek gemeld vanwege knieklachten.
Bij besluit van 8 januari 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 13 januari 2019 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 13 januari 2019.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien bij het spreekuur, heeft het dossier bestudeerd en heeft informatie bij behandeld orthopedisch chirurg [orthopedisch chirurg] opgevraagd. De verzekeringsarts rapporteert het volgende. Eiseres heeft artrose in beide knieën en de wervelkolom. In 2017 is in beide knieën een semi-knieprothese ingebracht. Meer klachten en belemmeringen bestaan vanaf zomer 2018. Op basis van huidige gegevens vindt de verzekeringsarts dat beperkingen ten aanzien van het belasten van de knieën aan de orde zijn. Uit de opgevraagde informatie bij de behandelend orthopedisch chirurg, [orthopedisch chirurg], komt naar voren dat de prognose op lange termijn gunstig lijkt, want er zijn geen objectiveerbare afwijkingen als verklaring van de klachten en er wordt geen interventie op korte termijn overwogen.
De verzekeringsarts stelt dat de voornaamste verminderde functionele mogelijkheden onder andere betrekking hebben op aanpassing aan fysieke omgevingseisen: aaneengesloten actief zijn bij lage temperaturen en kou, en blootgesteld zijn aan sterke trillingen of stoten. Verder hebben de voornaamste verminderde functionele mogelijkheden betrekking op dynamische handelingen: frequent bukken, vaker draaien rug, tillen en dragen, duwen en trekken, lang lopen en veel lopen, traplopen en klimmen, en knielen en hurken. Ten slotte hebben de voornaamste verminderde functionele mogelijkheden betrekking op statische houdingen: lang staan en veel staan, kan minder dan 5 minuten achtereen geknield en/of gehurkt actief zijn, kan minder dan 5 minuten achtereen gebogen en/of getordeerd actief zijn, en met hoofd achterover gehouden actief zijn tijdens werk.
De verzekeringsarts verwacht dat de functionele mogelijkheden van eiseres niet wezenlijk zullen verbeteren. Er is sprake van verminderde benutbare mogelijkheden als rechtstreeks gevolg van ziekte of gebrek. Hierdoor is eiseres aangewezen op werkzaamheden conform de
Functionele Mogelijkheden Lijst (FML). Eiseres kan deze mogelijkheden duurzaam benutten.
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres uitgenodigd voor een hoorzitting, waarvan zij geen gebruik heeft gemaakt, heeft het dossier bestudeerd en de volgende in bezwaar overgelegde medische stukken in de beoordeling meegenomen: de brief van [orthopedisch chirurg] van 11 februari 2019, het verslag en de FML van medisch adviseur [medisch adviseur] van 12 maart 2019 en de brief met foto van medicijnen van eiseres van 5 april 2019.
De verzekeringsarts b&b rapporteert als volgt. Er is geen aanleiding voor het aannemen van meer beperkingen dan reeds zijn toegekend. Er is geen medische reden aan te wijzen op grond waarvan meer beperkingen zouden kunnen bestaan. Aanvullende beperkingen zoals aangevoerd met de FML door [medisch adviseur] kan de verzekeringsarts b&b niet volgen. Ook [orthopedisch chirurg] gaf desgevraagd aan dat de knieën stabiel zijn en de pijnklachten onbegrepen. Ook gaf [orthopedisch chirurg] aan dat een revisieoperatie niet tot verbetering van klachten hoeft te leiden en dat de prognose op langere termijn gunstig is. [orthopedisch chirurg] heeft eiseres doorverwezen naar een revalidatiearts, waarvoor zij niet volledig open stond. De verzekeringsarts b&b acht het onjuist dat [medisch adviseur] voor psychopathologie geen aanwijzingen ziet, maar in zijn FML wel beperkingen stelt voor het uiten van eigen gevoelens en conflicthantering. Verder stelt de verzekeringsarts b&b dat met het objectiveerbare deel van de nek- en schouderklachten van eiseres in voldoende mate rekening is gehouden. Hij volgt de stelling van [medisch adviseur] daarover dus niet. De primaire verzekeringsarts heeft uitvraag gedaan naar nek en schouders in het kader van vroegere ziekten, waarbij van beide een goed herstel werd vermeld, en heeft de klachten in de toelichting op torderen en het vermelden van artrose in de wervelkolom in voldoende mate meegenomen. De belastbaarheid is volgens de verzekeringsarts b&b juist vastgesteld door de primaire verzekeringsarts.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de FML van
17 december 2018.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij meer beperkingen heeft dan is opgenomen in de FML van 17 december 2018 en dat haar beperkingen duurzaam zijn. Eiseres stelt dat ten onrechte geen rekening is gehouden met de beschadigde nek en schouders en dat een te positief beeld is geschetst door het UWV. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt nogmaals de al overgelegde rapportages van medisch adviseur [medisch adviseur] en orthopedisch chirurg [orthopedisch chirurg] overgelegd.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder knieklachten en pijnklachten, maar ook eventuele nek- en schouderklachten zijn bevraagd. Bij het opstellen van de FML van 17 december 2018 is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Eiseres heeft haar beroepsgrond dat onvoldoende beperkingen zijn aangenomen niet onderbouwd met nieuwe medische informatie, maar heeft nogmaals de rapportages van
[medisch adviseur] en [orthopedisch chirurg] overgelegd. De rechtbank overweegt dat vaststaat dat deze medische informatie al in de bezwaarprocedure bij het UWV bekend was en door de verzekeringsartsen in hun conclusies is betrokken. Het is begrijpelijk dat eiseres uitgaat van de wijze waarop zij haar klachten beleeft. De pijnklachten van eiseres zijn invoelbaar, zo blijkt ook uit het medische advies van [medisch adviseur]. Het gaat bij een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling echter om de beperkingen die een medisch en objectiveerbaar gevolg zijn van ziekte. De subjectieve beleving van eiseres is daarbij niet doorslaggevend. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen.
Tot slot ziet de rechtbank in wat door eiseres naar voren is gebracht onvoldoende aanleiding een deskundige te benoemen. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in de uitspraak van 30 juni 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:2226, naar aanleiding van het Korošec-arrest uitgangspunten voor de rechter ontwikkeld in zaken waarin de overheid zich beroept op een advies van een eigen medisch deskundige. Toepassing van deze uitgangspunten leidt tot het volgende. De rapporten van de UWV-verzekeringsartsen geven blijk van een zorgvuldig onderzoek en zijn voldoende gemotiveerd. Daarnaast heeft eiseres voldoende ruimte gehad tot betwisting van de medische bevindingen van de verzekeringsartsen, bijvoorbeeld door zelf medische stukken in te dienen. Er is daarmee voldaan aan het beginsel van ‘equality of arms’. Eiseres heeft gebruik gemaakt van de mogelijkheid om medische gegevens in te brengen, maar dit leidt er niet toe dat aan de bevindingen van de verzekeringsartsen moet worden getwijfeld. Op grond hiervan ziet de rechtbank geen aanleiding een onafhankelijke deskundige te benoemen.
Niet gebleken is dat in de FML van 17 december 2018 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: wikkelaar (nieuw en revisie) (Sbc-code 267053), besteller (expresse) post/pakketten (Sbc-code 282102) en productiemedewerker (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 7 januari 2019 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 5 juni 2019. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd, kan dat standpunt niet voor juist worden gehouden.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 13 januari 2019 heeft vastgesteld op 0,44%
.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 13 januari 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G Römers, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier op 10 juli 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.