In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een student, en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (DUO). Eiser had in een primair besluit van 4 juli 2019 een uitwonendenbeurs toegekend gekregen, maar deze werd herzien naar een thuiswonendenbeurs omdat DUO concludeerde dat eiser niet op het opgegeven adres woonde. Eiser ontving hierdoor een te veel aan studiefinanciering van € 1.269,60, dat door DUO verrekend zou worden met zijn toekomstige studiefinanciering.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van DUO, maar dit werd ongegrond verklaard. Tijdens de telefonische zitting op 7 mei 2020 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om eiser de gelegenheid te geven bewijsstukken aan te leveren. Eiser voerde aan dat hij op het BRP-adres woonde, maar DUO stelde dat uit buurtonderzoek bleek dat er slechts één persoon op dat adres woonde. De rechtbank oordeelde dat DUO voldoende bewijs had geleverd dat eiser niet op het BRP-adres woonde en dat eiser niet in staat was geweest om onomstotelijk bewijs te leveren van zijn woonadres.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, omdat hij niet kon aantonen dat hij na 1 januari 2019 op het BRP-adres woonde. De beslissing van DUO om de uitwonendenbeurs te herzien werd daarmee bevestigd. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep aan te tekenen bij de Centrale Raad van Beroep.