Op 7 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.P. Wolf, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, vertegenwoordigd door de gemachtigde. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 6 juli 2018, waarin een omgevingsvergunning is verleend aan een derde partij, vergunninghoudster, voor het veranderen van de inrichting op een perceel in Breda. De wijzigingen betroffen onder andere het verhogen van de opslaghoogte van afvalstoffen en het uitbreiden van het terrein.
Tijdens de procedure hebben de drie partijen overeenstemming bereikt om het geschil op te lossen, waarbij eiseres haar beroepsgronden heeft beperkt tot het tegengaan van stofhinder. Op 16 juni 2020 hebben de partijen de rechtbank verzocht om het onderzoek ter zitting achterwege te laten en het beroep gegrond te verklaren. De rechtbank heeft op 1 juli 2020 het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat een bepaald voorschrift uit de omgevingsvergunning moet worden aangepast. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor wat betreft het betreffende voorschrift. Tevens voorziet de rechtbank zelf in de zaak door de tekst van het hoofdstuk aan te passen en de nieuwe voorschriften aan het besluit te verbinden. Eiseres krijgt het griffierecht vergoed en de proceskosten worden vastgesteld op nihil.