ECLI:NL:RBZWB:2020:3014
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging kinderbijslag en niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet-betaling griffierecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een moeder, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De Svb had op 26 juli 2019 besloten om de kinderbijslag voor de dochter van eiseres, [naam dochter], met ingang van het tweede kwartaal van 2019 te beëindigen. Dit besluit was genomen omdat de dochter uitwonend was en eiseres niet kon aantonen dat zij minimaal € 425,- aan haar onderhoud besteedde. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de Svb verklaarde het bezwaar op 20 november 2019 niet-ontvankelijk, omdat het buiten de wettelijke bezwaartermijn van zes weken was ingediend en eiseres haar bezwaarschrift niet had ondertekend.
Eiseres diende vervolgens een klacht in bij de Svb en maakte bezwaar tegen het besluit op bezwaar. De Svb stuurde het bezwaarschrift door naar de rechtbank om als beroepschrift te worden behandeld. De rechtbank constateerde dat eiseres het griffierecht niet had betaald, ondanks herhaalde herinneringen. Op 7 maart 2020 ontving eiseres een aangetekende betalingsherinnering, maar deze kon niet worden bezorgd. Een tweede poging om de herinnering te versturen op 16 maart 2020 was ook niet tijdig, en eiseres diende pas op 4 mei 2020 een beroep op betalingsonmacht in, wat te laat was.
De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat het griffierecht niet op tijd was betaald en er geen tijdig beroep op betalingsonmacht was gedaan. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, en deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 7 juli 2020. Eiseres heeft de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.