ECLI:NL:RBZWB:2020:2975

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
02-204765-19, 02-082857-17 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. de Brouwer
  • J. de Weert
  • A. Voorn
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en ontslag van rechtsvervolging in strafzaak met meerdere bedreigingen en vernielingen

Op 9 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 augustus 2019 in Waalwijk meerdere strafbare feiten heeft gepleegd, waaronder bedreigingen met een mes, mishandelingen en vernielingen. De verdachte, geboren in 1999 en thans verblijvende in een forensische psychiatrische instelling, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. G.L.A.M. van Doveren. Tijdens de zitting op 25 juni 2020 hebben de officier van justitie en de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De tenlastelegging is gewijzigd en de rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld. De verdachte werd beschuldigd van onder andere twee pogingen tot doodslag, mishandeling van een politieagent, en diverse bedreigingen en vernielingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van de feiten leed aan een ziekelijke stoornis, waardoor hij niet in staat was zijn gedrag te reguleren. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte ontoerekeningsvatbaar was. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en een zorgmachtiging opgelegd, waarbij de nadruk lag op de noodzaak van behandeling in de forensische geestelijke gezondheidszorg. De benadeelde partijen zijn ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, en de rechtbank heeft schadevergoedingen toegewezen aan verschillende slachtoffers van de verdachte. De uitspraak benadrukt de balans tussen strafrechtelijke aansprakelijkheid en de geestelijke gezondheid van de verdachte, en de noodzaak van passende zorg.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-204765-19 + 02-082857-17 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 9 juli 2020
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
wonende te [Adres]
thans verblijvende in FPA De Mare afdeling Schelde 3 te Halsteren
raadsman mr. G.L.A.M. van Doveren, advocaat te Kaatsheuvel

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 juni 2020 waarbij de officier van justitie mr. Peters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich op één dag schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen tot doodslag dan wel tot zware mishandeling, een mishandeling van een politieagent, diverse bedreigingen en vernielingen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert vrijspraak van de primair tenlastegelegde pogingen doodslag tot doodslag dan wel tot zware mishandeling onder feit 2 en 4. De feiten onder 1, 2 subsidiair, 3, 4 subsidiair, 5, en 7 acht zij wel wettig en overtuigend bewezen. Voor feit 6 komt de officier van justitie eveneens tot wettig en overtuigend bewijs, nu - ondanks het afwijkende opgegeven signalement - verdachte op het moment van de vernieling daar was en de overige kenmerken die worden genoemd in het signalement wel overeen komen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging deelt het standpunt van de officier van justitie dat er voor het primair tenlastegelegde onder feit 2 en 4 vrijspraak dient te volgen. Ook kan hij zich vinden in de bewezenverklaring van feit 1, 2 subsidiair, 3, 4 subsidiair, 5 en 7. De verdediging bepleit vrijspraak van feit 6 gelet op het door aangever [Naam 1] zeer afwijkend opgegeven signalement van verdachte en gelet op het feit dat de broer van verdachte er niks over heeft verklaard.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vrijspraak
Feit 2 en 4 primair
Op grond van het dossier is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de primair tenlastegelegde pogingen tot doodslag, dan wel tot zware mishandeling, onder feit 2 en feit 4 niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Voor beide feiten geldt dat hoe beangstigend de feiten ook zijn geweest, er geen sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op de dood, dan wel zwaar lichamelijk letsel van aangevers [Naam 2] en [Naam 3] . In het bijzonder geldt daarbij voor [Naam 2] dat verdachte niet in haar richting met het mes heeft gestoken. Voor [Naam 3] geldt dat verdachte het mes naar beneden gooide en het mes tevens op een grote afstand voor haar voeten terecht kwam. De rechtbank spreekt verdachte hiervan daarom vrij.
Feit 6
[Naam 1] (verder: [Naam 1] ) heeft aangifte gedaan van vernieling van haar auto waarbij met een mes op haar auto zou zijn geslagen waardoor er op het spatbord aan de bijrijderszijde een diepe kras zou zijn veroorzaakt. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte dit heeft gedaan. Zij zoekt daarvoor aansluiting bij de verklaring van [Naam 4] , de broer van verdachte. [Naam 4] is op 24 augustus 2019 de gehele tijd bij verdachte geweest en met hem meegelopen. In zijn verklaring heeft hij openhartig en daarmee belastend over de gedragingen van zijn broer verklaard. Dat maakt dat de rechtbank zijn verklaring betrouwbaar acht.
[Naam 4] verklaart enkel over de vernielingen aan de BMW waarin [Naam 5] bleek te rijden en niet over de tenlastegelegde vernieling onder dit feit. Uit zijn verklaring blijkt dat hij zijn broer, anders dan kort bij het binnen gaan van de [Naam 6] , op straat niet uit het oog is verloren. Wanneer [Naam 4] specifiek wordt bevraagd of verdachte buiten de [Naam 6] nog meer vernielingen heeft gepleegd, antwoordt hij daarop ontkennend. De onder dit feit tenlastegelegde vernieling past dan ook niet in de verklaring van [Naam 4] .
Aangever [Naam 1] heeft daarnaast verklaard dat de verdachte een jeansbroek droeg, terwijl verdachte die dag een opvallende korte broek droeg met de kleuren blauw/wit/groen.
De rechtbank is gelet op het bovenstaande van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Zij spreekt verdachte hiervan vrij.
Bewezenverklaring
Feit 1
Op grond van de aangifte van [Naam 5] en verklaring van [Naam 4] , is de rechtbank van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen. Met het gooien van de baksteen door de ruit van de auto heeft verdachte die ruit vernield. Door het steken van het mes in de band van de auto heeft hij die band onbruikbaar gemaakt.
Feit 2 subsidiair
Gelet op de aangifte van [Naam 2] , de camerabeelden en de verklaring van [Naam 4] stelt de rechtbank vast dat verdachte na binnenkomst bij de [Naam 6] naar een van de kassa’s is gelopen waar [Naam 2] als caissière aan het werk was. Hij had op dat moment een groot keukenmes in zijn hand. Met dit mes heeft hij naar het blikje Red Bull gestoken dat naast [Naam 2] stond. Pas op dat moment zag [Naam 2] ook het grote keukenmes. Vervolgens heeft verdachte de telefoon losgetrokken en naar [Naam 2] gegooid.
Op grond hiervan kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat verdachte met het mes in de richting van [Naam 2] heeft gezwaaid of gestoken. Van een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is dan ook geen sprake.
Echter, omdat verdachte de telefoon naar [Naam 2] gooide, nadat zij daarvóór wel het grote keukenmes bij verdachte had gezien, is de rechtbank van oordeel dat daardoor bij haar wel zonder meer de vrees kon bestaan dat verdachte nog meer geweld tegen haar zou gaan gebruiken met in ieder geval mogelijk zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met zware mishandeling van [Naam 2] en komt zij aldus tot een bewezenverklaring van dit feit.
Feit 3
Op grond van de aangifte van [Naam 7] en het proces-verbaal van bevindingen van [Naam 8] , is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte [Naam 7] heeft mishandeld door hem meerdere malen met een stok in zijn nek en op zijn lichaam te slaan.
Feit 4 subsidiair
Uit de aangifte van [Naam 3] , de verklaring van [Naam 4] en de camerabeelden leidt de rechtbank af dat verdachte op enig moment het keukenmes dat hij in de [Naam 6] bij zich had met kracht heeft weggegooid in de richting van de in-/uitgang van de winkel. Daar bevond zich [Naam 3] (verder: [Naam 3] ) die daar probeerde iedereen de winkel uit te krijgen. Het mes kwam ongeveer twee meter voor [Naam 3] op de grond terecht.
Gelet op de overige gedragingen van verdachte in de [Naam 6] die eveneens volgen uit de aangehaalde bewijsmiddelen en waarvan [Naam 3] getuige is geweest, kon naar het oordeel van de rechtbank bij [Naam 3] zonder meer de vrees bestaan dat verdachte nog meer geweld tegen haar zou gaan gebruiken met in ieder geval mogelijk zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van bedreiging met zware mishandeling van [Naam 3] .
Feit 5
Uit de aangehaalde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat terwijl [Naam 5] in zijn auto zat, verdachte zijn hand met daarin een groot keukenmes door het open raam van de auto van [Naam 5] heeft gestoken en het mes vervolgens op korte afstand van de keel van die [Naam 5] heeft gehouden.
Vervolgens is verdachte de [Naam 6] in gelopen, waar zijn weg die van [Naam 9] (verder: [Naam 9] ) kruiste, die zojuist de winkel uit liep. [Naam 9] zag dat verdachte een mes in zijn hand had en hij haar boos en met een doodse blik aankeek. Zij kreeg vervolgens een harde duw van hem waardoor zij viel. Verdachte bleef haar toen indringend aankijken met het mes in zijn hand.
De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen van verdachte bedreigingen van dien aard zijn en onder zodanige omstandigheden zijn geschied, dat bij [Naam 5] en [Naam 9] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zouden kunnen verliezen, waardoor er sprake is van een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Immers [Naam 5] kon doordat hij in de auto zat geen kant op, toen verdachte het mes op tien centimeter afstand van zijn keel hield. Ook [Naam 9] kon geen kant op doordat zij door de duw van verdachte was gevallen, en verdachte haar indringend bleef aankijken terwijl hij een mes in zijn hand had.
De rechtbank leidt verder uit de aangehaalde bewijsmiddelen af dat verdachte vervolgens de [Naam 6] is binnengegaan en daar met zijn mes stekende en zwaaiende bewegingen heeft gemaakt waardoor hij diverse goederen in de winkel heeft vernield. Ook heeft hij met kracht een pak wasmiddel in de richting van [Naam 10] gegooid dat een meter van haar vandaag uit elkaar spatte. Verder heeft hij nog met een bezemsteel een zwaaiende beweging in de richting van [Naam 11] (verder: [Naam 11] ) gemaakt, die op dat moment achter de servicebalie stond. Hij raakte daarbij een kaartenrek.
Het gooien van een pak wasmiddel en het zwaaien met een bezemsteel levert naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf geen strafrechtelijk relevante bedreiging op. Onder de omstandigheden waaronder verdachte zich met zijn mes in de [Naam 6] gedroeg, kon echter wel de vrees bestaan dat hij nog meer geweld tegen [Naam 10] en/of [Naam 11] zou gaan gebruiken met in ieder geval mogelijk zwaar lichamelijk letsel tot gevolg. De rechtbank acht ten aanzien van [Naam 10] en [Naam 11] dan ook een bedreiging met zware mishandeling wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van de bedreiging van [Naam 12] nu uit het dossier niet is gebleken dat verdachte bedreigende gedragingen in haar richting heeft gepleegd.
Feit 7
Op grond van de aangifte van [Naam 13] en het schadeoverzicht dat bij het voegingsformulier is gevoegd, de verklaring van verdachte en de verklaring van [Naam 4] is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de tenlastegelegde vernielingen in de [Naam 6] heeft gepleegd zoals hieronder onder 4.4. nader opgenomen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 24 augustus 2019 te Waalwijk opzettelijk en wederrechtelijk de ruit en de band van een auto, die aan [Naam 14] , toebehoorde, heeft vernield en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
2.
subsidiair
op 24 augustus 2019 te Waalwijk [Naam 2] heeft bedreigd met zware mishandeling, door een telefoon in de richting van die [Naam 2] te gooien;
3.
op 24 augustus 2019 te Waalwijk [Naam 7] brigadier werkzaam bij politie Zeeland West Brabant heeft mishandeld door die [Naam 7] voornoemd meerdere malen met kracht met een stok in de nek en/of op het lichaam te slaan;
4.
subsidiair
op 24 augustus 2019 te Waalwijk, [Naam 3] heeft bedreigd met zware mishandeling, door met kracht een mes in de richting van die [Naam 3] te gooien;
5.
op 24 augustus 2019 te Waalwijk [Naam 5] en [Naam 11] en [Naam 10] en [Naam 9] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- een mes op korte afstand van de keel van die [Naam 5] te houden en/of
- de [Naam 6] , gelegen aan het [Straatnaam 1] binnen te gaan, alwaar die [Naam 11] en [Naam 10] en [Naam 9] werkzaam/aanwezig waren en/of
- vervolgens met een mes stekende en/of zwaaiende bewegingen te maken en/of
- met een bezemsteel een zwaaiende beweging te maken in de richting van die [Naam 11] en/of
- een pak wasmiddel, met kracht in de richting van die [Naam 10] te gooien en/of
- die [Naam 9] -terwijl hij, verdachte, in zijn ene hand een mes vast had- met zijn verdachtes andere hand een harde duw te geven, ten gevolge waarvan die [Naam 9] ten val kwam;
7.
op 24 augustus 2019 te Waalwijk opzettelijk en wederrechtelijk koelingen en vier schermen en twee pilaren en een plafond en een muur en een telefoon en meerdere winkelgoederen, die aan [Naam 6] toebehoorden, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van verdachte.

De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte
dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging op grond van het psychiatrisch onderzoek van 14 mei 2020 door psychiater dr. D.J. Vinkers en het psychologisch onderzoek van 22 mei 2020 door GZ-psycholoog prof. dr. F. Koenraadt. De rechtbank sluit zich daarbij aan en overweegt daartoe als volgt.
In de hierboven genoemde Pro Justitia rapporten komt zowel de psychiater als de psycholoog tot de conclusie dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde leed aan een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Ten tijde van de strafbare feiten was er sprake van schizofrenie van het paranoïde type en misbruik van cannabis in vroege volledige remissie. Hierdoor verkeerde hij ten tijde van de tenlastegelegde feiten in een psychose waardoor hij niet meer in staat was om zijn gedrag op een redelijke manier te reguleren. De tenlastegelegde (thans bewezenverklaarde) feiten kunnen hem dan ook volgens de deskundigen niet worden toegerekend. De rechtbank neemt deze (gemotiveerde) conclusies over en maakt deze tot de hare.
Dit betekent dat de verdachte niet strafbaar zal worden verklaard voor de bewezenverklaarde feiten en zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Overwegingen ten aanzien van oplegging van een maatregel
De officier van justitie en de verdediging hebben zich hierover op het standpunt gesteld dat er aan verdachte geen verdere maatregel moet worden opgelegd nu er op 29 april 2020 reeds een zorgmachtiging is afgegeven. De rechtbank sluit zich hierbij aan en overweegt daartoe als volgt.
De deskundigen bevelen in hun rapporten aan om verdachte klinisch te behandelen binnen het kader van een zorgmachtiging overeenkomstig de Wet verplichte GGZ. Behandeling in de residentiële forensische GGZ is noodzakelijk om een voldoende duurzaam effect te kunnen bewerkstelligen. Een advies tot oplegging van de maatregel terbeschikkingstelling is overwogen maar van afgezien wegens het beperkte strafblad, de jonge leeftijd van verdachte en omdat er nog onvoldoende andere behandelmodaliteiten zijn geprobeerd.
Gelet op deze conclusies van de deskundigen en het gegeven dat de zorgmachtiging als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, Wet forensische zorg (Wfz) en artikel 6:4 Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) reeds op 29 april 2020 is afgegeven, is de rechtbank van oordeel dat er geen verdere maatregel aan verdachte dient te worden opgelegd. Zij zal daarom volstaan met de beslissing dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De benadeelde partijen

6.1
Ontvankelijkheid
Artikel 361, tweede lid, Wetboek van Strafvordering bepaalt onder andere dat de benadeelde partij alleen ontvankelijk is in haar vordering indien de verdachte enige straf of maatregel wordt opgelegd, dan wel in geval van toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, de zogenaamde schuldig verklaring zonder straf. Een ontslag van alle rechtsvervolging behoort daar niet toe. Toch oordeelt de rechtbank dat de benadeelde partijen ontvankelijk zijn in hun vorderingen en overweegt daartoe als volgt.
Op 1 januari 2020 is artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht -de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis bij volledige ontoerekeningsvatbaarheid- komen te vervallen. Met ingang van diezelfde datum is de Wet Forensische Zorg in werking getreden. Met het afgeven van een zorgmachtiging door de strafrechter wordt hetzelfde doel nagestreefd als met de maatregel van een opname in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in het vervallen artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, namelijk ervoor zorgen dat verdachte verplichte zorg krijgt, waardoor kort gezegd het risico van gevaar voor de (algemene) veiligheid van personen of goederen wordt afgewend.
Omdat de rechtbank met het afgeven van de zorgmachtiging op 29 april 2020 een equivalent van de vervallen maatregel op basis van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht heeft verstrekt, is zij van oordeel dat de benadeelde partijen ontvankelijk zijn in hun vorderingen en de rechtbank ook een schadevergoedingsmaatregel kan opleggen, indien aan de overige voorwaarden is voldaan. De rechtbank gaat ervan uit dat de wetgever door de invoering van de zorgmachtiging niet heeft bedoeld een wijziging aan te brengen in de positie van de benadeelde partij.
6.2
De vorderingen
[Naam 5]
De benadeelde partij [Naam 5] vordert een schadevergoeding van € 3.442,07 voor feit 1 en 5, bestaande uit een bedrag van € 2.442,07 voor materiële schade en een bedrag van
€ 1.000,- voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast vordert hij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Materiële schade
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende posten:
- reparatie auto € 1.576,71
- herstelkosten autoruit € 409,02
- taxatiekosten schaderapport € 150,-
- medicatie € 33,94
- tegemoetkoming opname verlofuren € 272,40
De eerste drie posten zien op de schade die aan de auto is toegebracht. Uit het dossier blijkt dat deze auto toebehoorde aan [Naam 14] , de vader van [Naam 5] . Daarmee is [Naam 14] als degene aan te merken die rechtstreekse schade heeft geleden van dit feit en die op grond van artikel 51f van het Wetboek van Strafvordering hiervoor een vordering in het strafproces kan indienen. [Naam 5] kan daarom niet voor deze schade als benadeelde partij worden aangemerkt. De rechtbank verklaart hem dan ook voor deze posten niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Voor de posten medicatie en tegemoetkoming opname verlofuren kan [Naam 5] wel als benadeelde partij worden aangemerkt. De rechtbank is daarover van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 5 bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is ook voldoende aannemelijk gemaakt, zodat deze posten kunnen worden toegewezen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde feit. Zij acht het gevorderde bedrag ook voldoende aannemelijk gemaakt. Naar haar oordeel is verdachte aansprakelijk voor deze schade waardoor zij het gevorderde zal toewijzen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
[Naam 2]
De benadeelde partij [Naam 2] vordert een schadevergoeding van € 996,94 voor feit 2, bestaande uit een bedrag van € 146,94 wegens materiële schade en een bedrag van € 850,- wegens immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast vordert zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is ook voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
[Naam 7]
De benadeelde partij [Naam 7] vordert een schadevergoeding van € 450,- voor feit 3 wegens immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast vordert hij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is ook voldoende aannemelijk gemaakt, waardoor de rechtbank in hetgeen de verdediging heeft aangevoerd geen reden ziet om dit te matigen. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de vordering te matigen omdat [Naam 7] een getrainde politieagent is. Van een politieagent kan een bepaalde mate van hardheid worden verwacht om zijn taak te kunnen vervullen, maar dat staat er niet aan in de weg dat zij schade kunnen lijden en deze schade als benadeelde partij bij verdachte, als veroorzaker van die schade, kunnen verhalen. De rechtbank wijst de vordering toe.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
[Naam 9]
De benadeelde partij [Naam 9] vordert een schadevergoeding van € 1.077,- voor feit 5, bestaande uit een bedrag van € 577,- wegens materiële schade en een bedrag van € 500,- wegens immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast vordert zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Materiële schade
De gevorderde materiële schade bestaat uit de volgende schadeposten:
- Eigen risico 2019 röntgenfoto’s € 88,-
- Eigen risico 2020 [Naam 15] € 385,-
- Reiskosten € 104,-
Uit de bij de vordering bijgesloten onderbouwing en bijlagen blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat voornoemde schadeposten een rechtstreeks gevolg zijn van dit bewezen verklaarde feit en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Deze posten zijn ook voldoende aannemelijk gemaakt. Alle drie de posten zijn immers met bijlagen onderbouwd. Specifiek voor het eigen risico van 2020 blijkt hier ook uit wat de kosten van het [Naam 15] zijn en dat deze ten koste van het eigen risico zullen gaan en het eigen risico ook zullen overschrijden. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde materiële schade geheel toewijsbaar is.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde immateriële schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de gevorderde immateriële schade zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.
[Naam 12]
De benadeelde partij [Naam 12] vordert een schadevergoeding van € 590,95 voor feit 5 wegens materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast vordert zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verdachte is echter vrijgesproken van de bedreiging jegens [Naam 12] De rechtbank zal daarom de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
[Naam 1]
De benadeelde partij [Naam 1] vordert een schadevergoeding van € 5.000,- voor feit 6 wegens immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verdachte is echter vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank zal daarom de vordering van de benadeelde partij afwijzen.
[Naam 6]
De benadeelde partij [Naam 6] , vertegenwoordigt door [Naam 13] , vordert een schadevergoeding van € 6.858,34 voor feit 7 wegens materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast vordert hij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vertegenwoordigingsbevoegdheid
Op grond van artikel 51f, eerste lid, Sv kan degene die rechtstreekse schade heeft geleden door een strafbaar feit zich voor zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. In dit geval is dat de rechtspersoon [Naam 6] . Bij het invullen van het voegingsformulier en ter terechtzitting is voor deze rechtspersoon [Naam 13] als gemachtigde dan wel vertegenwoordiger opgetreden. Dat hij volgens de wet of statuten daartoe bevoegd zou zijn, is niet met stukken zoals een uittreksel uit het register van de [Naam 16] onderbouwd. De verdediging heeft op grond daarvan betwist dat [Naam 13] daartoe gerechtigd zou zijn. Van een gemotiveerde betwisting is naar het oordeel van de rechtbank echter geen sprake. Ook is niet aangevoerd welk concreet bezwaar er tegen de vertegenwoordigingsbevoegdheid van [Naam 13] bestaat. Nu [Naam 13] ter zitting tevens uitleg heeft gegeven dat hij vertegenwoordigingsbevoegd is en dit eveneens valt af te leiden uit de aangifte, is de rechtbank van oordeel dat het verweer van de verdediging moet worden verworpen en [Naam 13] aangemerkt kan worden als vertegenwoordigingsbevoegd van [Naam 6] .
De gevorderde schade
Over de gevorderde schade is de rechtbank van oordeel dat dit een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit. Dat geldt ook voor de schade aan het plafond en de muur. Zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is ook voldoende aannemelijk gemaakt, waarbij voor het plafond en muur geldt dat er schadebeperkend is gehandeld door de reparatie zelf uit te voeren en door platen te gebruiken die al eerder waren aangeschaft. Dat de reparatie zelf is uitgevoerd en de platen eerder waren aangeschaft, maakt niet dat er geen kosten zijn gemaakt. De vordering kan dan ook worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit werd gepleegd.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke straf van 12 dagen jeugddetentie die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van 26 juni 2018 ten uitvoer zal worden gelegd. Ter zitting heeft zij haar vordering aangepast in die zin dat zij heeft gevorderd de vordering af te wijzen maar wel de proeftijd te verlengen en de bijzondere voorwaarden te wijzigen zoals geadviseerd in het reclasseringsrapport van 19 november 2019.
De verdediging heeft geen bezwaar tegen een verlenging, maar wel tegen de wijziging van de bijzondere voorwaarden nu deze, met uitzondering van de meldplicht, ook reeds in het kader van de zorgmachtiging kunnen worden meegenomen. Bepleit wordt dan ook om de voorgestelde voorwaarden met uitzondering van de meldplicht niet mee te nemen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan nieuwe strafbare feiten. Daarmee heeft hij de algemene voorwaarde overtreden die is verbonden aan de voorwaardelijke straf die aan hem op 26 juni 2018 is opgelegd. Gelet hierop is de vordering tot tenuitvoerlegging voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal hiertoe echter niet besluiten en de vordering afwijzen omdat zij dit gelet op de reeds afgegeven zorgmachtiging niet opportuun acht. Wel is zij van oordeel dat een verlenging van de proeftijd met een jaar op zijn plaats is waarbij het noodzakelijk is om de op 26 juni 2018 aan verdachte opgelegde bijzondere voorwaarden te wijzigen, zoals door de officier van justitie gevorderd en zoals hierna opgenomen. Zij overweegt daartoe dat het verloop van de behandeling in het kader van de zorgmachtiging aan de GGZ is en niet aan de rechtbank of het Openbaar Ministerie. Daarom acht zij het van belang dat deze voorwaarden in ieder geval via de voorwaardelijke straf van kracht zijn.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 285, 300, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 2 primair, 4 primair en 6 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 1: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of onbruikbaar maken;
Feit 2: Bedreiging met zware mishandeling;
Feit 3: Mishandeling;
Feit 4: Bedreiging met zware mishandeling;
Feit 5: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 7: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en/of beschadigen en/of onbruikbaar maken;
- verklaart
verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Benadeelde partijen
[Naam 5]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 5] van € 1.306,34, waarvan € 306,34 ter zake van materiële schade en € 1.000,- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam 5] (feit 1), € 1.306,34 te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling 26 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 24 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Naam 2]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 2] van € 996,94 waarvan € 146,94 ter zake van materiële schade en € 850,- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam 2] (feit 2), € 996,94 te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling 19 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 24 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Naam 7]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 7] van € 450,- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam 7] (feit 3), € 450,- te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling 9 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 24 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Naam 9]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 9] van
€ 1.077,- waarvan € 577,- ter zake van materiële schade en € 500,- ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam 9] (feit 5), € 1.077,- te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling 21 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 24 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
[Naam 12]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [Naam 12] af;
[Naam 1]
- wijst de vordering van de benadeelde partij [Naam 1] af;
[Naam 6]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 6] van € 6.858,34 ter zake van materiële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam 6] (feit 7), € 6.858,34 te betalen;
- bepaalt dat bij niet betaling 69 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
en vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 24 augustus 2019 tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
- verlengt de proeftijd met één jaar;
- wijzigt de aan veroordeelde opgelegde bijzondere voorwaarden in die zin dat de bijzondere voorwaarden die op 26 juni 2018 zijn opgelegd, worden vervangen door:
* dat verdachte zich binnen 48 uur na aanvang van de schorsing meldt bij Reclassering Nederland regio Zuid via 088-8041505 en zich daarna blijft melden op afspraken met de reclassering zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering dat noodzakelijk acht (maximaal tot het einde van de proeftijd). Verdachte verleent zijn medewerking aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van GGZ Breburg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
* dat verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan de intakeprocedure voor begeleid wonen en verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, indien geïndiceerd. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan daarvoor urineonderzoek of ademonderzoek (blaastest) gebruiken. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd. Verdachte houdt zich aan de afspraken met de reclassering met betrekking tot het druggebruik.
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. De Brouwer, voorzitter, mr. De Weert en mr. Voorn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. De Jonge, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 juli 2020.
Mr. De Weert en mr. Voorn zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 24 augustus 2019 te Waalwijk opzettelijk en wederrechtelijk (de ruit en/of de band van) een auto, in elk geval enig(e) goed (eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [Naam 5] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 2
primair
hij op of omstreeks 24 augustus 2019 te Waalwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [Naam 2] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een mes in de richting van die [Naam 2] heeft gestoken en/of gezwaaid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 24 augustus 2019 te Waalwijk [Naam 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen, althans eenmaal met een mes in de richting van die [Naam 2] te zwaaien en/of steken en/of vervolgens/daarbij een telefoon in de richting van die [Naam 2] te gooien;
Feit 3
hij op of omstreeks 24 augustus 2019 te Waalwijk [Naam 7] (brigadier werkzaam bij politie Zeeland West Brabant) heeft mishandeld door die [Naam 7] voornoemd meerdere malen, althans eenmaal, met kracht met een stok in de nek en/of op het lichaam te slaan;
Feit 4
primair
hij op of omstreeks 24 augustus 2019 te Waalwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [Naam 3] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal (met kracht) een mes in de richting van die [Naam 3] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 24 augustus 2019 te Waalwijk, [Naam 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (met kracht) een mes in de richting van die [Naam 3] te gooien;
Feit 5
hij op of omstreeks 24 augustus 2019 te Waalwijk [Naam 5] en/of [Naam 11] en/of [Naam 10] en/of [Naam 9] en/of [Naam 12] en/of een of meer tot nu toe onbekend gebleven personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door:
- een mes, althans een scherp/puntig voorwerp (op korte afstand) van de keel van die [Naam 5] te houden en/of (vervolgens)
- de [Naam 6] , gelegen aan het [Straatnaam 1] binnen te dringen, alwaar die [Naam 11] en/of [Naam 10] en/of [Naam 9] en/of [Naam 12] en/of tot nu toe onbekend gebleven personen werkzaam/aanwezig was/waren en/of
- ( vervolgens)met een mes stekende en/of zwaaiende bewegingen te maken en/of
- met een bezemsteel, althans een stok, een zwaaiende beweging te maken in de richting van die [Naam 11] en/of
- een pak wasmiddel, althans een hard voorwerp (met kracht) in de richting van die [Naam 10] te gooien en/of
- die [Naam 9] -terwijl hij, verdachte, in zijn ene hand een mes vast had- met zijn verdachtes andere hand een (harde) duw te geven, tengevolge waarvan die [Naam 9] ten val kwam en/of, aldus in elk geval door zijn, verdachtes, gebaren, gedragingen en/of handelingen voor die [Naam 11] en/of [Naam 10] en/of [Naam 9] en/of [Naam 12] en/of tot nu toe onbekend gebleven personen, een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Feit 6
hij op of omstreeks 24 augustus 2019 te Waalwijk opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [Naam 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
Feit 7
hij op of omstreeks 24 augustus 2019 te Waalwijk opzettelijk en wederrechtelijk een of meer koeling(en) en/of vier, althans meer, althans een scherm(en) en/of een of twee pila(a)r(en) en/of een plafond en/of een of meer mu(u)r(en) en/of een telefoon en/of meerdere, althans een winkelgoed(eren), in elk geval enig(e) goed (eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [Naam 6] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Bijlage II
De bewijsmiddelen
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met het nummer PL200-2019208659z van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 173.
De onderstaande bewijsmiddelen worden gebezigd ten aanzien van het feit/de feiten waarop zij betrekking hebben.
Het proces-verbaal van aangifte van [Naam 5] mede namens [Naam 14] , pagina 90 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte. Op zaterdag 24 augustus 2019 omstreeks 20.45 uur reed ik met mijn auto over de Andoornstraat in Waalwijk.
Plotseling hoorde ik een hele harde klap. Ik keek uit reactie naar achter en zag dat de ruit van mijn auto vernield was. Dit betreft de ruit van het achterportier aan de rechterkant, aan de bestuurderskant. Ik zag dat de twee jongens die op de stoep liepen naar mij toe gelopen kwamen. Ik zag dat de voorste jongen zijn hand door mijn geopende raam naar binnen stak. Ik zag dat de jongen in zijn hand een groot mes vast had. Ik zag dat de jongen het mes op mijn keel zette.
Uit reactie trok ik mijn hoofd naar de rechterzijde om op deze manier het mes te kunnen ontwijken. Ik zag dat het mes op enkele centimeters afstand van mijn keel vandaan was. Ik schat dat de jongen het mes enkele seconden op deze manier vast hield en hierna het mes weer wegtrok. Ik zag dat de jongen, nadat hij het mes terug trok, een stekende beweging maakte naar mijn auto. Ik zag dat hij deze beweging maakte naar mijn achterband. Ik zag dat de jongen het mes naar achter bewoog en een harde beweging naar voren maakte naar de achterband. Ik hoorde direct hierna het geluid dat mijn achterband lek was en leeg liep.
Hierna keek ik naar mijn auto vanaf de buitenzijde. Ik zag dat het achterportier was ingegooid met een steen van zo'n 15 bij 15 centimeter. Deze steen lag ook nog in de auto, achter de bestuurdersstoel op de vloer. Ik zag toen ook dat de achterband lek was. Ik zag toen ook dat er scheur in de band zat.
1.2
Het proces-verbaal van aangifte van [Naam 2] , pagina 100 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 24 augustus 2018 heb ik vanaf 18.00 uur achter de kassa gezeten bij de [Naam 6] op het [Straatnaam 1] in Waalwijk Op een gegeven moment zag ik dat een man bij de kassa kwam staan. Ik hoorde dat de man tegen mij zei: "Geef dat kankergeld". Het mes had ik toen nog niet gezien omdat hij dat laag hield. Vervolgens hoorde ik dat die man tegen mij schreeuwde: "Geef me dat kankergeld". Vervolgens hoorde ik een klap en voelde ik dat ik nat werd. Ik besefte mij toen dat die man tegen het blikje Red Bull had geslagen dat aan mijn linkerzijde stond.
Op dat moment wilde ik weg komen en ik draaide mijn stoel naar links om weg te komen.
Ik zag toen dat die man de vaste telefoon vast hield en naar mij toe gooide. Ik moest toen weer terug draaien omdat ik me wilde beschermen tegen de telefoon die naar mij toe gegooid werd. Toen zag ik dat die man naar de andere zijde van de kassa liep. Hiermee bedoel ik de zijde waar het scherm hangt. Toen die man daar was kon ik achter de kassa vandaan komen.
V: Wanneer heb je voor het eerst het mes gezien?
A: Toen hij opzij stapte om naar het blikje Red Bull te gaan zag ik dat hij een mes in zijn handen had.
V: Hoe zag dat mes uit?
A: Het was een groot keukenmes en thuis gebruiken we dat om vis te snijden of kip. Ik schat dat het mes ongeveer 30 centimeter lang was.
V: Wat dacht je toen hij zo voor je stond met het mes?
A: Niet veel. Ik dacht alleen dat ik weg moest. Ik was erg bang. Ik wilde weg komen. Ik was bang dat de man mij met het mes zou neer steken.
A: Ik zag dat hij de telefoon vast pakte. De telefoon zit met schroeven vast aan de balie. De man heeft dus zo veel kracht gezet dat hij de telefoon los heeft getrokken van de schroeven. Daarna zag ik dat de man de telefoon in mijn richting gooide. V: Op welke afstand stond dat blikje Red Bull?
A: Op nog geen dertig centimeter.
V: Kun je beschrijven wat je voelde toen dit allemaal gebeurde?
A: Ik was bang, ik was in paniek, ik kreeg geen lucht meer. Als ik slaap zie ik het gezicht van die man steeds.
V: Waar was je op dat moment bang voor?
A: ik was vooral bang dat hij mij dat aan zou vallen en dat ik niet weg kon achter de kassa.
1.3
Het proces-verbaal aangifte van [Naam 7] , pagina 106 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 24 maart 2019 was ik aan het werk met een collega. Omstreeks 20:50 uur kregen mijn collega en ik een melding met het verzoek om te rijden naar de Paul Krugerstraat te Waalwijk. Een man zou daar met een mes staan te zwaaien.
Ter plaatse bij de [Naam 6] zag ik veel mensen in paniek naar buiten rennen. Ik
hoorde mensen gillen en er was chaos en paniek. Ik werd aangesproken door een man. Ik hoorde dat hij zei dat er een manspersoon de winkel in was komen lopen en met een mes zwaaide.
Op het moment dat ik de kassa passeerde zag ik [Verdachte] . Vanaf nu zal ik hem verdachte noemen. Ik zag dat de verdachte met spullen gooide.
Hij liep een ruimte van de emballage in. Ik volgde hem. De verdachte gooide toen ook spullen naar mij. Ik hoorde dat er glazen flessen op de grond vielen. Hij was nog steeds agressief en keerde zich ook tegen mij. Hij bleef maar met spullen gooien. Ik had nog wel zicht op de verdachte. Ik zag dat hij onder aan de trap spullen oppakte en weer weggooide. Ineens kwam hij naar boven gelopen. Hij had een stok in zijn handen.
De verdachte kwam toen in versnelde pas op mij afgelopen en sloeg mij met de stok. Ik voelde dat ik geraakt werd. De stok kwam voor een groot deel op mijn vest maar door de klap heb ik nu ook last van mijn nek. Dit moet wel komen door de kracht waar mee de klap op mijn lichaam terecht kwam.
Bij de kassa trof ik hem weer. Ik zag dat de verdachte met de stok begon te slaan. Ik ben toen meerdere keren geslagen door de verdachte. Ik weet niet hoe hij sloeg. Met de stok of met zijn vuisten.
Nadat ik terug op het politie bureau was kreeg ik steeds meer last van mijn nek. Mijn nek komt door de klap die ik heb gekregen met de stok. Ik heb een stijve nek naar aanleiding van dit voorval.
1.4
Het proces-verbaal van aangifte van [Naam 3] , pagina 118 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik werk bij de [Naam 6] in Waalwijk op het adres [Straatnaam 1] Zaterdag 24 augustus 2019 ben ik om 16:00 uur begonnen met mijn werk bij [Naam 6] .
Hierna keek ik om naar de eerste kassa vanaf de uitgang gezien en zag ik een man met een mes in zijn rechterhand. Ik schrok me helemaal kapot en ik zag dat hij roekeloos bezig was. Hierna zag ik dat de man met het mes aan het steken was op het beeldscherm van de kassa. Ik zag dat hij alle goederen die op de band lagen aan het kapot steken was. Ik kon van angst zelf niet eens praten.
Ik zag dat hij met het mes aan de frisdrank kant heel veel plastic flessen kapot heeft gesneden. Het was een heel groot scherp mes. Ik zag dat hij in de blikjes frisdrank stak en dat het mes er als boter doorheen ging.
Op een gegeven moment zie ik dat de verdachte man uit het tijdschriften pad komt lopen en voornoemd mes in mijn richting gooit. Ik zag dat hij het mes bij het lemmet vast had en dat in mijn richting gooide. Hij stond toen ongeveer 6 meter van mij vandaan. Ik zag dat hij het mes boven zijn schouder langs in mijn richting gooide. Hij deed dit met kracht. Ik zag dat het mes in de lucht enkele keren een draaiende beweging maakte. In de tussentijd was ik wat naar achteren gelopen. Het mes kwam ongeveer 2 meter voor mijn voeten terecht.
Het proces-verbaal van aangifte van [Naam 10] , pagina 114 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was op 24 augustus 2019 werkzaam bij de [Naam 6] in Waalwijk.
Iemand heeft waarschijnlijk ook geroepen dat de man een mes bij zich had.
Ik keek toen over mijn schouder de winkel in en zag dat de man met twee dingen in zijn handen op mij af kwam lopen. Ik denk dat ik gezien heb dat de man iets uit het schap gepakt heeft. Dit moet dan een fles wasmiddel zijn geweest. Ik heb me weer meteen omgedraaid en zag toen dat er iets hard langs me heen vloog. De fles wasmiddel kwam ongeveer 1 meter voor mij tegen een plastic plaat aan waardoor het uiteen spatte. Ik ben er heel snel langs gerend en was op dat moment erg in paniek, heel erg bang. Ik dacht dat de man nog meer spullen mijn richting op zou gooien.
Het proces-verbaal van aangifte van [Naam 11] , pagina 111 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 24 augustus 2019 omstreeks 20.50 uur was ik werkzaam bij de [Naam 6] aan het [Straatnaam 1] te Waalwijk. Ik ben werkzaam als servicebalie medewerkster.
Ik hoorde [Naam 3] zeggen: "Je moet nu 112 bellen er staat een man met een mes bij de kassa".
Ik zag dat vanuit het wasmiddelen gangpad een pak wasverzachter richting [Naam 10] gegooid werd.
Plotseling zag ik dat de man voor mij stond bij de service balie. Ik zag dat de man een bezemsteel van ons in zijn hand vast had. Ik zag dat de man een zwaaiende beweging in mijn richting maakte. Hij raakte mij niet maar wel een kaarten houder welke naast mij stond. Door deze beweging voelde ik mezelf erg bedreigd.
1.7
Het proces-verbaal van aangifte van [Naam 9] , pagina 132 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was ongeveer om 20:45 uur bij de [Naam 6] in Waalwijk.
Toen ik om draaide om de winkel uit te lopen zag ik een man binnen komen.
Hij kwam naar binnen, ik zag hem met een mes. Ik dacht toen, doorlopen en naar
buiten. Niets zeggen dan kan ik daar de politie bellen. We kruiste elkaar zeg maar.
Ik zag dat de man mij boos aan keek. Hij had een hele doodse blik in zijn ogen.
De man duwde mij toen. Ik kwam ook ten val, volgens mij ben ik op mijn kont terecht gekomen, of ik ben heel snel omhoog gekomen. Hij wilde mij toen ook steken met het mes. Dat gevoel kreeg ik in ieder geval omdat hij mij zo aan bleef kijken met zijn ogen.
Het proces-verbaal van aangifte van [Naam 13] , pagina 123 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van vernielingen die gepleegd zijn in
mijn winkel op 24 augustus 2019.
Ik ben eigenaar en franchise ondernemer van de [Naam 6] , gevestigd aan het
[Straatnaam 1] te Waalwijk.
[Naam 17] vroeg mij direct naar de winkel te komen. Er was namelijk iemand in de winkel met een groot mes.
Toen ik mijn magazijn en winkel binnenkwam zag ik een enorme ravage. Ik zag dat er overal goederen verspreidt op de grond en in de schappen lagen die daar normaliter niet liggen. Ik zag toen ik naar mijn personeel liep dat er in de winkel ook diverse vernielingen waren gepleegd.
1.9
Het proces-verbaal van verhoor getuige [Naam 4] , pagina 145 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 24 augustus 2019 pakte [Verdachte] vervolgens uit de meterkast een groot keukenmes en verliet opnieuw de woning. Ik heb toen 112 gebeld.
Vervolgens zag ik [Verdachte] uit de voortuin van het rechter hoekhuis met de Stijn Streuvelstraat een baksteen pakken en verder lopen voor de [Naam 18] langs.
In de Andoornstraat reed er een auto ons tegemoet. Dit was een zwarte BMW. Op het moment dat de auto [Verdachte] passeerde zag ik dat [Verdachte] zich keerde in de richting van de auto en zag ik dat [Verdachte] met zijn rechterarm een gooibeweging maakte en de steen die hij in zijn rechterhand had door de ruit van het portier achter de bestuurder gooide. Ik zag dat de bestuurder stopte met zijn auto en ik zag dat hij zijn gordel losmaakte. Ik zag dat het raam van het portier van de bestuurder geopend was. Ik zag [Verdachte] op naar de auto lopen. Ik zag dat [Verdachte] met zijn rechterarm met het mes in zijn rechterhand door het portierraam naar binnen gaan en het mes bij de keel van de bestuurder hield. Ik zag dat de bestuurder erg schrok.
Voorts zag ik dat [Verdachte] met het mes in de linker achterband van de auto stak.
Vervolgens liep [Verdachte] rechts de hoek om de [Naam 6] binnen. Ik liep op vijf meter afstand en was hem even uit het oog verloren toen hij de [Naam 6] binnen liep. Er ontstond direct chaos. Mensen kwamen naar buiten rennen en lieten boodschappen vallen. Toen ik de supermarkt binnenliep, zag ik [Verdachte] bij de tweede of derde kassa staan. Ik zag hem met het mes in zijn rechterhand voor de kassière staan. Ik zag hem met het mes op de kassa slaan en de artikelen welke op de loopband lagen vernielen. Vervolgens zag ik dat [Verdachte] met het mes in het bij de kassa bevestigde beeldscherm stak.
Ik zag dat hij met het mes in de schappen sloeg. Ik zag dat hij door de winkel raasde en alles kort en klein sloeg.
Op enig moment zag ik dat [Verdachte] het mes hard weggooide in de richting van de ingang, in de richting van de mensen die hard naar buiten liepen. Ik zag dat het mes afketste, maar ik weet niet waarop.
Toen ik terug de winkel in liep, zag ik [Verdachte] met een stok, gelijkend op een bezemsteel en een soort van reclamebord, wat hij in mijn beleving gebruikte als een soort schild, weer door de winkel heen lopen.
1.1
Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [Naam 8] , pagina 54 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat achter deze collega aan de verdachte kwam. Ik zag dat hij een afgebroken stok in zijn handen had en ik zag dat hij hier goederen van de [Naam 6] mee kapot sloeg. Ik zag dat de man door de winkel heen bleef lopen met de stok. Ik zag dat het een stok was van een bezem of soortgelijk voorwerp.
Ik zag dat de verdachte bij de infodesk bij het poortje stond. Ik zag dat de verdachte bleef slaan met de stok naar zowel mijn collega’s [Naam 7] en [Naam 19] als op de informatiebalie.
1.11
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 77 van voornoemd eind-proces-verbaal, inhoudende, zakelijk weergegeven:
28. Buitencamera hoek AGF
20.55.19
uur.
Ik zag dat over het trottoir een man liep, gekleed in een grijs vest waarvan hij de grijze capuchon over zijn hoofd droeg. Tevens zag ik dat hij een korte broek droeg in de kleuren blauw/wit/groen. Tevens zag ik dat de man op blote voeten liep. Ik zag dat de man 'iets' in zijn rechterhand droeg. Wat kon ik niet precies zien.
Ik zag dat achter de man een persoon liep die aan het bellen was. Ik zag dat deze man gekleed was in een groen t-shirt en een zwarte jogging broek. Ik zag dat beide
personen richting de ingang van de [Naam 6] liepen waardoor ik ze enkel vanaf hun rug zag.
27. Buitencamera winkelentree
Ik zag dat de man om 20.55.59 uur de [Naam 6] in liep.
1. kassa 3-4
Meteen daarna zag ik dat de verdachte in beeld kwam. Ik zag dat de verdachte tussen de jongens ging staan met zijn gezicht naar de cassiere. Ik zag dat de verdachte een mes in zijn hand droeg die hij verplaatste naar zijn linker hand. Vervolgens zag ik dat de verdachte met zijn rechterhand meteen een grijpende/slaande beweging maakte naar de cassiere. Ik zag dat de cassiere hier van schrok en meteen achteruit bewoog.
Terwijl hij dit deed zag ik dat de mond van de verdachte bewoog alsof hij iets tegen
de cassiere zei. Vervolgens zag ik dat hij met zijn rechterhand naar de kassalade
greep. Ik zag dat hij zijn vingertoppen rondom de rand van de kassalade bewoog waarna hij die meteen losliet, het mes naar zijn rechterhand overgaf en een stap naar rechts maakte. Meteen daarna zag ik dat hij met het mes een maaiende beweging maakte. Ik zag dat hij door de maaiende beweging met het mes het blikje Red Bull raakte dat bij de telefoon van de caissière stond. Ik zag dat hierdoor het blikje Red Bull kapot ging en er vloeistof uit kwam die over de kassa spoot. Ik zag dat hij het mes overgaf naar zijn linker hand en ik zag dat de verdacht vervolgens de telefoon pakte en deze in de richting van de caissière gooide. Terwijl hij dat deed zag ik dat de mond van de verdachte bewoog en dat hij dus kennelijk iets zei. Hierna zag ik dat hij het mes weer naar zijn rechter hand overgaf en ik zag dat hij zich verplaatste naar de linkerzijde van de kassa. Ik zag dat de verdachte een gerichte steekbeweging met het mes maakte in de richting van een computerscherm dat naast de caissière hing. Ik zag dat hij hierbij het computerscherm met de punt van het mes raakte. Vervolgens zag ik dat de verdachte nog een maal met het mes op het scherm sloeg.
5. kassa 3 boven
Tevens bekeek ik de camerabeelden van kassa 3, die de kassa van boven beschenen. Ik zag de dat de vrouw met de tatoeage de pen aan de caissière terug gaf en vervolgens weg liep, in de richting van de winkel. Daarna zag ik dat de vrouw achteruit viel en enkele meters naar achter schoof terwijl de verdachte langs haar afliep naar kassa drie. Vervolgens zag ik dat de verdachte de handelingen verrichtte zoals hierboven beschreven. Op het moment dat de verdachte met het mes in het computerscherm stak, zag ik dat hierdoor een ronde vlekkerige plek ion het beeldscherm ontstond. Nadat de verdachte tegen het scherm geslagen had met het mes zag ik dat er wederom een verkleuring in het beeldscherm ontstond door de klap.
2. Kassa 1-2
20.56.19
uur.
Vervolgens zag ik dat de verdachte een gangpad in liep. Ik zag dat de verdachte
zwaaiende bewegingen maakte met zijn rechterhand. Ik zag dat hij dit deed terwijl hij het mes in deze hand hield. Ik zag dat hierdoor verschillende flessen op de grond
vielen en dat er vloeistof op de grond stroomde.
18. Frisdranken
20.56.30
uur. Ik zag dat de verdachte vervolgens door de gang liep waarbij hij langs
vrieskoelingen liep. Nadat de verdachte de vrieskoelingen gepasseerd was en bij een
rek kwam met bierflessen zag ik dat hij een maaiende beweging met zijn rechter hand maakte. Ik zag dat hij nog steeds in die hand het mes vast hield. Ik zag dat de
verdachte bierblikjes raakte met het mes waardoor de blikjes stuk gingen en bier op
de grond kwam. Ik zag vervolgens dat de verdachte door liep. Terwijl de verdachte dit deed zag ik dat er aan het eind van de gang een personeelslid, een vakkenvuller,
bezig was om de vakken te vullen. Ik zag dat de jongen keek in de richting van de
verdachte en op stond en weg liep toen de verdachte tegen de bier blikken sloeg.
Nadat de verdachte langs de containers van de vakkenvuller kwam zag ik dat de
verdachte twee kratten pakte en met zich mee nam.
12. Zuivel / 13. Zuivel doorgang / 14. doorgang winkel/magazijn
20.56.42
uur. Ik zag dat de verdachte met de twee kratten de hoek om liep en in de
laatste gang van de winkel terecht kwam. Ik zag dat de verdachte bij de doorgang naar het magazijn stond. Ik zag dat de verdachte hier de kratten met een zwaaiende
beweging tegen een rek gooide waardoor er verschillende producten op de grond vielen.
Vervolgens zag ik dat de verdachte de krat op raapte. Meteen daarna zag ik dat de verdachte de krat met een zwaaiende beweging in de richting van de medewerkster gooide. Ik zag dat de krat tegen een rek aankwam waardoor broodwaar op de grond terecht kwam.
19. Overzicht midden gangpad
20.56.07
uur. Ik zag dat de verdachte naar een witte pilaar liep en dat aan deze
pilaar een klein computerscherm hing. Ik zag dat de verdachte naar het scherm liep en hier vijf maal met het mes in zijn hand tegen sloeg. Ik zag dat hij dit deed door
zwaaiende bewegingen te maken. Ik zag dat er uiteindelijk een verkleuring op het
beeldscherm ontstond. Vervolgens zag ik dat de verdachte weg liep en nog enkele
flessen wasmiddel uit een rek trok.
5. ingang [Naam 20]
20.56.24
uur. Ik zag dat de verdachte via de gangpaden uit kwam bij de
zelfscankassa's. Ik zag dat de verdachte naar een weegschaal liep en ik zag dat de
verdachte eenmaal met het mes, met een zwaaiende beweging tegen het beeldscherm van de weegschaal sloeg.
Vervolgens zag ik dat de verdachte zijn mes, die hij in zijn rechterhand hield naar
achteren bewoog, en vervolgens met een snelle zwaaiende beweging over zijn hoofd weg gooide. Waar hij het mes naar toe gooide kon ik niet zien omdat daar, ten tijde van het maken van deze beelden, geen opnames van voorhanden waren. Gezien de richting waarin hij het mes gooide vermoedde ik dat hij het mes richting de ingang van de winkel gooide.
17. Wijnstraat
20.57.47
uur. Ik zag dat de verdachte nog steeds richting het einde van de winkel
liep en voorbij een rek met wijnflessen liep. Ik zag dat de verdachte een wijnfles
pakte en deze in de richting van de flesinname gooide. Terwijl de verdachte de fles
uit het rek pakte zag ik dat er een andere fles uit het rek op de grond kapot viel.
Terwijl de verdachte uit beeld verdween zag ik dat er een politieagent langs de
wijnflessen rende in de richting van de verdachte.
25. Magazijn Koelcel
20.58.25
uur. Ik zag dat de verdachte een bezem uit het magazijn pakte en deze bezem tegen transportwagens kapot sloeg waardoor de borstel op de grond viel en hij enkel een stok over hield.
15. Broodvervangers en snacksauzen
20.59.14
uur.
Ik zag dat er meerdere agenten zich in het gangpad bij [Naam 7] voegde. Ik zag dat de
verdachte, met de stok en het schilderij, in de richting van de agenten liep. Ik zag
dat [Naam 7] vervolgens zijn peperspray tegen de verdachte gebruikte.
6. Overzicht AGF
20.59.33
uur.
Aangekomen bij de service balie zag ik dat de verdacht zich naar de service balie omdraaide. Ik zag dat er een medewerkster van de [Naam 6] achter de service balie stond, ik zag dat de zijn stok naar achteren bewoog en uithaalde in de richting van de service balie. Ik zag dat hij met de stok, met een snelle beweging, over de balie 'maaide'. Ik zag dat hierdoor verschillende spullen die op de balie stonden omver sloeg.
21.01.08
uur. Ik zag dat er een medewerkster van [Naam 6] achter de service balie stond en aan het bellen was. Ik zag dat de verdachte vervolgens uithaalde
met zijn stok en hierbij een snelle zwaaiende beweging maakte met de stok over de
balie. Ik zag dat de medewerkster hiervan schrok en in elkaar dook. Vervolgens zag ik dat [Naam 7] als eerste bij de verdachte kwam en de verdachte een slag gaf met zijn
wapenstok. Ik zag dat de verdachte zich naar [Naam 7] draaide en uithaalde met zijn
stok naar [Naam 7] . Ik zag dat [Naam 7] de klap met de stok afweerde met zijn eigen
wapenstok.
1.12
Het geschrift, zijnde de het schadeoverzicht van [Naam 6] [Naam 13] , bijgesloten bij het voegingsformulier van [Naam 6] , inhoudende zakelijk weergegeven:
Materiele schade Totaal Opmerkingen
Schade koelingen € 1.997,71 Reparatie actiekoeling en zijkant koeling
Schade 4 monitoren/schermen € 3.114,19 Betreft prijsscanner, vervangen scherm
Weegschaal en 2 kassaschermen
Schade 2 pilaren € 230,- Herstel krassen door mes
Schade plafond € 200,- Aanbrengen nieuwe plafondplaten
Schade muur kantoor € 250,- Gat in gipsen muur herstellen
Schade telefoon servicebalie € 443,54 Beschadigde telefoon‐ en telefoonlijn bij
servicebalie
Schade goederen € 298,- Diversen goederen vernield