ECLI:NL:RBZWB:2020:2962

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juni 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
20/6249
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassen spoedeisende bestuursdwang bij illegaal storten van afval

In deze zaak heeft verzoeker, een inwoner van Breda, op 21 april 2020 een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening met betrekking tot een betalingsverplichting. De rechtbank ontving dit verzoek op 23 april 2020. De voorzieningenrechter heeft besloten om de behandeling ter zitting achterwege te laten, zoals toegestaan onder artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De Awb vereist dat verzoeker samen met het verzoek om voorlopige voorziening een kopie van het besluit waartegen hij bezwaar maakt, indient. Op 30 april 2020 heeft de griffier verzoeker gewezen op deze verplichting en hem een termijn van één week gegeven om het verzuim te herstellen. Verzoeker heeft echter nagelaten om de benodigde documenten aan te leveren, waardoor het verzoek niet-ontvankelijk is verklaard.

Daarnaast heeft verzoeker ook niet voldaan aan de verplichting om griffierecht te betalen, wat een bijkomende reden was voor de niet-ontvankelijkheid van het verzoek. De voorzieningenrechter heeft de zaak zonder verdere behandeling afgedaan en verklaarde het verzoek niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 5 juni 2020. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: 20/6249 WET VV
uitspraak van 5 juni 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak van
[naam verzoeker],te Breda, verzoeker.

1.Procesverloop

Verzoeker heeft bij brief van 21 april 2020, door de rechtbank ontvangen op 23 april 2020, verzocht om een voorlopige voorziening met betrekking tot een betalingsverplichting.
De voorzieningenrechter heeft met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) behandeling ter zitting achterwege gelaten.

2.Beoordeling

In de Awb is de verplichting opgenomen dat de verzoeker tezamen met het verzoek om voorlopige voorziening ook een kopie moet meesturen van het besluit waar hij het niet mee eens is.
Bij brief van 30 april 2020 heeft de griffier van de rechtbank verzoeker gewezen op deze verplichting en hem een termijn van één week gegund om dit verzuim te herstellen. Daarbij is aangegeven dat het verzoekschrift niet-ontvankelijk verklaard kan worden als het verzuim niet hersteld wordt.
Omdat verzoeker tot op heden niet heeft voldaan aan de verplichting om een kopie van het besluit toe te sturen, is het verzoek niet-ontvankelijk.
Daarnaast heeft verzoeker ook niet voldaan aan de eveneens in de Awb opgenomen verplichting om griffierecht te betalen.
Daarom zal de voorzieningenrechter de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.

3.Beslissing

De voorzieningenrechter:
verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier op 5 juni 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier G.M.J. Kok, voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op: