ECLI:NL:RBZWB:2020:2948

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 20_5765
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake WIA-uitkering door termijnoverschrijding

Op 3 juli 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij eiseres, die een beroep had ingesteld tegen een besluit van het UWV inzake haar recht op een WIA-uitkering, niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiseres had op 23 maart 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 10 februari 2020, maar de rechtbank oordeelde dat het beroep niet tijdig was ingediend. De griffier had eiseres eerder gewezen op de termijnoverschrijding en haar de kans gegeven om deze toe te lichten. Eiseres voerde aan dat zij in de bezwaarperiode een nieuwe baan had en dat dit haar veel tijd had gekost. De rechtbank stelde vast dat de beroepstermijn was aangevangen op de dag na verzending van het bestreden besluit en eindigde op 23 maart 2020. Aangezien het beroepschrift pas op 26 maart 2020 bij het UWV was ontvangen, was het niet tijdig ingediend. De rechtbank concludeerde dat de redenen die eiseres aanvoerde voor de termijnoverschrijding niet voldoende waren om de niet-ontvankelijkheid achterwege te laten. De rechtbank verklaarde het beroep kennelijk niet-ontvankelijk en deed dit zonder behandeling ter zitting. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5765 WIA

uitspraak van 3 juli 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] te [plaatsnaam] , eiseres,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft bij brief van 23 maart 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van 10 februari 2020 (bestreden besluit) inzake haar recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen om het beroepschrift binnen de daarvoor bepaalde termijn in te dienen. De griffier heeft eiseres bij brief van 22 april 2020 erop gewezen dat het beroep niet binnen die termijn is ingesteld en heeft daarbij de gelegenheid geboden de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. Ter verklaring van de termijnoverschrijding heeft eiseres aangevoerd dat zij in de bezwaarperiode aan een nieuwe baan is begonnen, hetgeen haar veel tijd heeft gekost. Daarnaast stelt zij dat de beslissing onjuist is en dat zij met haar brief van 23 maart 2020 nogmaals haar beklag wilde doen.
2. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedagtekend 10 februari 2020. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit pas na die datum is verzonden. Het bepaalde in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Awb brengt dan mee dat de beroepstermijn is aangevangen op de dag na verzending van het bestreden besluit en is geëindigd op 23 maart 2020.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een beroepschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Het beroepschrift is op 26 maart 2020 bij het UWV ontvangen. Het beroepschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend. Het UWV heeft dit beroepschrift doorgezonden ter beoordeling aan de rechtbank doorgezonden.
Op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is een beroepschrift dat per post is verzonden en binnen een week na verstrijken van de beroepstermijn is ontvangen tijdig ingediend indien het vóór het einde van de beroepstermijn ter post is bezorgd. Dit betekent dat het beroepschrift op 23 maart 2020 verzonden moet zijn. Het beroepschrift is gedagtekend 23 maart 2020. Zoals blijkt uit de poststempel op de enveloppe is het beroepschrift op 24 maart 2020 aangetekend verzonden en daarmee niet tijdig verzonden. Het beroepschrift is dus ook gelet op artikel 6:9, tweede lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
3. Termijnen van bezwaar en beroep zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden.
De rechtbank ziet in de door de eiseres aangevoerde redenen geen aanleiding om niet-
ontvankelijk verklaring met toepassing van artikel 6:11 van de Awb achterwege te laten. Daartoe overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat eiseres gedurende de gehele beroepstermijn van zes weken niet in staat is geweest om, desnoods pro-forma, beroep in te stellen.
4. Een en ander leidt tot de slotsom dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
5. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:7, 6:8, eerste lid, 6:9, 6:11 en 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M. Zandbergen, griffier, op 3 juli 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 6:7 van de Awb luidt als volgt:
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9 van de Awb luidt als volgt:

1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.

2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

Artikel 6:11 van de Awb luidt als volgt:
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.