Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 3 juli 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
Standpunt van verzoeker
Toetsingskader
Wettelijk kader
Oordeel van de voorzieningenrechter
schriftelijk is overeengekomen. Verzoeker heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat de beëindiging van het dienstverband eerder dan 7 oktober 2019
schriftelijkovereengekomen is. De voorzieningenrechter gaat daarom voor de datum van opzegging uit van de datum 7 oktober 2019. Gelet daarop en de in dit geval geldende opzegtermijn van één maand was er tot 1 december 2019 sprake van een opzegtermijn. De voorzieningenrechter acht de conclusie van het UWV dat er met ingang van 1 november 2019 geen recht op een WW-uitkering is ontstaan, dan ook terecht.
Conclusie