11.De beslissing
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 primair en subsidiair, 2 primair en subsidiair, 4, 6, 7, 8 en 10 tenlastegelegde feiten;
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1 meer subsidiair:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
Feit 2 meer subsidiair:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
Feit 3:opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten
dele aan een ander toebehoort vernielen;
Feit 5:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt
aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige
uitoefening van zijn bediening;
Feit 9:handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de
Opiumwet gegeven verbod
Feit 11:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C
van de Opiumwet gegeven verbod
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
Ten aanzien van feit 1 meer subsidiair en feit 2 meer subsidiair:
- gelast de
terbeschikkingstellingvan verdachte,
met verplegingvan overheidswege;
Straffen
Ten aanzien van feiten 1 meer subsidiair, 2 meer subsidiair, 3, 5 en 11:
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een geldboete van € 100,00 voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar;
- bepaalt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
2 dagen;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
13,4 gram hasjiesj met goednummer PL2000-2019064639-2011856;
58 gram hasjiesj met goednummer PL2000-2019069449-2014422;
Vorderingen tenuitvoerlegging
- wijst de vorderingen tot tenuitvoerlegging af;
Benadeelde partij [naam 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 1] van
€ 382,19, waarvan € 132,19 ter zake van materiële schade en € 250,00 ter zake van immateriële schade en te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 1] (feiten 1 en 3), € 382,19 te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 20 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [naam 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam 4] van € 100,00 ter zake van immateriële schade en te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam 4] (feit 5), € 100,00 te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente, berekend vanaf 17 februari 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [naam 3]
- verklaart de benadeelde partij [naam 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- compenseert de kosten aldus dat benadeelde partij [naam 3] en verdachte ieder de eigen kosten dragen;
Benadeelde partij [naam 5]
- verklaart de benadeelde partij [naam 5] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- compenseert de kosten aldus dat benadeelde partij [naam 5] en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.E. Goedegebuur, voorzitter, mr. I.M. Josten en mr. W. Anker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 juli 2020.
Mr. H.E. Goedegebuur, mr. W. Anker en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.