ECLI:NL:RBZWB:2020:2777

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4510
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake huurtoeslag en niet-ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft eiser op 28 augustus 2019 digitaal beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 3 augustus 2019, waarin zijn bezwaar tegen de definitieve berekening van de huurtoeslag over het jaar 2011 niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft op 10 juni 2020 een zitting gehouden in Breda, waar eiser aanwezig was en de Belastingdienst/Toeslagen vertegenwoordigd werd door een gemachtigde. Eiser voerde aan dat hij in 2012 al bezwaar had gemaakt tegen het primaire besluit, maar dat hij geen duidelijk antwoord had ontvangen na het intrekken van een klacht die hij had ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Belastingdienst/Toeslagen de bezwaartermijn niet correct heeft beoordeeld en dat het bestreden besluit gebrekkig was voorbereid. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen van de niet-ontvankelijkheid in stand, wat betekent dat er voor eiser niets verandert. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4510 HUUR

uitspraak van 26 juni 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 28 augustus 2019 digitaal beroep ingesteld tegen het besluit van 3 augustus 2019 (bestreden besluit) van de Belastingdienst/Toeslagen over de niet-ontvankelijkheidsverklaring van eisers bezwaar tegen de definitieve berekening van de huurtoeslag over het jaar 2011.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 10 juni 2020. Eiser is verschenen. De Belastingdienst/Toeslagen heeft zich laten vertegenwoordigen door
[vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij voorschotbeschikking van 17 augustus 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen aan eiser een voorschot huurtoeslag toegekend over het jaar 2011.
Bij beschikking van 7 september 2012 (primair besluit) heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag over het jaar 2011 definitief berekend en het voorschot volledig teruggevorderd, omdat het (gezamenlijk) toetsingsinkomen te hoog is.
Eiser heeft bij ongedateerde brief bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van
7 september 2012. De Belastingdienst/Toeslagen heeft het bezwaarschrift op 16 juli 2019 ontvangen.
Bij bestreden besluit van 3 augustus 2019 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard vanwege onverschoonbare overschrijding van de bezwaartermijn.
2. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij in 2012 al bezwaar heeft gemaakt tegen het primaire besluit. Daarnaast had hij een klacht ingediend. De Belastingdienst/Toeslagen had hem toegezegd dat als hij de klacht zou intrekken alles goed zou komen. Dat heeft hij toen gedaan. Nu zijn we 7 jaar verder en heeft hij nog steeds geen duidelijk antwoord.
3. Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge het tweede lid van dit artikel is bij verzending per post een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het vóór het einde van de bezwaartermijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de bezwaartermijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft, ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:72, eerste lid, van de Awb bepaalt dat indien de rechtbank het beroep gegrond verklaard, zij het bestreden besluit geheel of gedeeltelijk vernietigt.
Ingevolge het derde lid van dit artikel kan de rechtbank bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit of het vernietigde gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk in stand blijven.
4. De rechtbank stelt vast dat de Belastingdienst/Toeslagen aan de beslissing op bezwaar de artikelen 6:7 tot en met 6:11 van de Awb ten grondslag heeft gelegd.
De rechtbank constateert dat de Belastingdienst/Toeslagen heeft nagelaten navraag te doen naar de reden van overschrijding van de bezwaartermijn en daarover in het bestreden besluit niet heeft geoordeeld. De Belastingdienst/Toeslagen heeft dit ter zitting ook erkend. Dat is onjuist. Het bestreden besluit is op dat punt gebrekkig voorbereid. De bestreden beslissing op bezwaar kan daarmee geen stand houden. Het beroep is dus gegrond.
5. De volgende vraag die voorligt, is of de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, kan bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit gedateerd is op 7 september 2012. Eiser heeft niet betwist dat hij het primaire besluit heeft ontvangen. Daarmee is gegeven dat de bezwaartermijn is aangevangen op 8 september 2012 en geëindigd op 19 oktober 2012. Niet in geschil is dat het bezwaarschrift op 16 juli 2019 is ontvangen bij de Belastingdienst/Toeslagen en daarmee buiten de bezwaartermijn ingediend.
De bewaartermijn is een fatale wettelijke termijn waarvan niet kan worden afgeweken. Alleen als de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden waardoor de termijnoverschrijding gerechtvaardigd wordt, kan niet-ontvankelijkverklaring achterwege blijven.
Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij in 2012 ook bezwaar heeft gemaakt. Van dat bezwaarschrift heeft hij geen kopie bewaard. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) ligt het op de weg van degene die zich bedient van een middel van verzending om aan te tonen dat en wanneer het poststuk is verzonden. Eiser heeft geen kopie van een in 2012 verzonden bezwaarschrift kunnen overleggen. De Belastingdienst/Toeslagen stelt nimmer een eerder verzonden bezwaarschrift te hebben ontvangen. Eiser heeft met de enkele stelling dat hij in 2012 bezwaar heeft gemaakt niet aangetoond of anderszins aannemelijk gemaakt dat hij binnen de bezwaartermijn een bezwaarschrift heeft verzonden. Zoals de AbRS meerdere malen heeft overwogen moet in dat geval het risico voor het niet kunnen aantonen dat een bezwaarschrift daadwerkelijk binnen de bezwaartermijn is verzonden voor rekening van eiser komen.
Uit het voorgaande volgt dat het op 16 juli 2019 bij de Belastingdienst/Toeslagen ontvangen bezwaarschrift de eerste aangetoonde reactie is op het primaire besluit van 7 september 2012. Deze brief is na afloop van de bezwaartermijn en daarmee niet tijdig ingediend.
6. Uit het voorgaande volgt dat de Belastingdienst/Toeslagen het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard vanwege het zonder geldige reden overschrijden van de bezwaartermijn.
7. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit.
De rechtbank ziet aanleiding de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit, die bestaan uit de niet-ontvankelijkverklaring van eisers bezwaar, in stand te laten. Dit betekent dat er uiteindelijk voor eiser niets verandert.
8. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Er zijn namelijk geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het bestreden besluit;
-bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
-draagt de Belastingdienst/Toeslagen op het betaalde griffierecht van € 47,00 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
26 juni 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.