ECLI:NL:RBZWB:2020:2755

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _6147
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit door UWV inzake herbeoordeling WIA-uitkering

Op 16 juni 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.J.M. van Rijsewijk, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op haar aanvraag voor herbeoordeling van het recht op uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en vastgesteld dat het UWV de beslistermijn had overschreden. Eiseres had het UWV op 24 maart 2020 in gebreke gesteld, waarna twee weken waren verstreken zonder dat er een beslissing was genomen. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en veroordeelde het UWV in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 262,50. Tevens werd het UWV opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van eiseres, met een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat deze termijn werd overschreden, tot een maximum van € 15.000,-. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
Zaaknummer BRE 20/6147 WIA

uitspraak van 16 juni 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], [plaatsnaam], eiseres, gemachtigde: mr. M.J.M. van Rijsewijk,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), gevestigd te Eindhoven, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op haar aanvraag herbeoordeling van het recht op uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
De rechtbank heeft besloten het beroep versneld te behandelen onder toepassing van afdeling 8.2.3 van de Awb.
De rechtbank heeft vervolgens toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Awb, zodat een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 15 januari 2020 heeft eiseres het UWV gevraagd om een herbeoordeling in verband met haar verslechterde gezondheid.
Op 24 maart 2020 heeft eiseres het UWV in gebreke gesteld.
Op 21 april 2020 heeft de gemachtigde namens eiseres beroep ingesteld tegen het door het UWV niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag van eiseres.
Het UWV heeft op 29 mei 2020 een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 26 mei 2020 heeft het UWV aan eiseres laten weten dat aan haar, vanwege het uitblijven van een beslissing op haar aanvraag, de maximale dwangsom van € 1.442,- zal worden uitbetaald.
2. Het UWV beslist op de aanvraag binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ontvangen (artikel 101, derde lid, van de WIA). Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld (artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb). Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen (artikel 6:12, tweede lid, van de Awb).
3. Tussen partijen is niet in geschil en ook de rechtbank stelt vast dat het UWV de beslistermijn heeft overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiseres het UWV op
24 maart 2020 in gebreke heeft gesteld en dat sindsdien twee weken zijn verstreken. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen is daarom kennelijk gegrond. Daarbij is in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat inmiddels een beslissing op de aanvraag is genomen.
De rechtbank zal daarom een termijn bepalen waarbinnen een besluit dient te worden genomen. Gezien de maatregelen die in Nederland tot voor kort golden om verspreiding van het corona-virus COVID-19 te voorkomen, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 8:55d, derde lid van de Awb. De rechtbank zal daarom bepalen dat het UWV binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit moet nemen en verzenden. De rechtbank zal daarnaast bepalen met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
4. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 262,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 0,50). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, zodat een wegingsfactor van 0,50 geldt.

3. Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
  • draagt het UWV op
  • bepaalt dat het UWV aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 16 juni 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te tekenen.
rechter
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank.