Op 30 juni 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een verdachte, geboren in 1983. De rechtbank heeft vastgesteld dat de TBS op 15 juni 2009 is aangevangen en sindsdien meerdere keren is verlengd. Tijdens de zitting op 11 juni 2020 is de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw, en zijn er deskundigen geraadpleegd. De reclassering adviseerde om de TBS-maatregel niet te verlengen, omdat de verdachte stabiliteit heeft bereikt in zijn leven en het risico op recidive laag wordt ingeschat. De deskundige psychiater concludeerde dat, hoewel er nog steeds sprake is van een sociale communicatiestoornis, de verdachte voldoende vaardigheden heeft ontwikkeld om zelfstandig te functioneren in de maatschappij.
De officier van justitie heeft ter zitting verzocht om de vordering af te wijzen, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen niet langer eist dat de TBS wordt verlengd, en dat de verdachte in staat is om zonder deze maatregel te functioneren. Tevens werd de vordering tot het opleggen van een maatregel langdurig toezicht in de vorm van een locatieverbod afgewezen, omdat deze niet eerder was opgelegd. De rechtbank benadrukte het belang van de stabiliteit van de verdachte en dat hij niet in Tilburg zal verblijven. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.