ECLI:NL:RBZWB:2020:2752

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
02-001842-03
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Speekenbrink
  • mr. Kooijman
  • mr. Dijkman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot verlenging van terbeschikkingstelling en maatregel langdurig toezicht

Op 30 juni 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van een verdachte, geboren in 1983. De rechtbank heeft vastgesteld dat de TBS op 15 juni 2009 is aangevangen en sindsdien meerdere keren is verlengd. Tijdens de zitting op 11 juni 2020 is de verdachte gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw, en zijn er deskundigen geraadpleegd. De reclassering adviseerde om de TBS-maatregel niet te verlengen, omdat de verdachte stabiliteit heeft bereikt in zijn leven en het risico op recidive laag wordt ingeschat. De deskundige psychiater concludeerde dat, hoewel er nog steeds sprake is van een sociale communicatiestoornis, de verdachte voldoende vaardigheden heeft ontwikkeld om zelfstandig te functioneren in de maatschappij.

De officier van justitie heeft ter zitting verzocht om de vordering af te wijzen, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen niet langer eist dat de TBS wordt verlengd, en dat de verdachte in staat is om zonder deze maatregel te functioneren. Tevens werd de vordering tot het opleggen van een maatregel langdurig toezicht in de vorm van een locatieverbod afgewezen, omdat deze niet eerder was opgelegd. De rechtbank benadrukte het belang van de stabiliteit van de verdachte en dat hij niet in Tilburg zal verblijven. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02/001842-03
beslissing van de meervoudige kamer d.d. 30 juni 2020
op de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de terbeschikkingstelling van
[TBS gestelde]
geboren op [Geboortedag] 1983 te [Geboorteland]
wonende te [Woonplaats]

1.Destukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie d.d. 12 mei 2020, die strekt tot verlenging van de terbeschikkingstelling (hierna TBS) met één jaar;
- het rapport van de reclassering GGZ Antes Toezicht Rotterdam d.d. 17 april 2020;
- het psychiatrisch onderzoek van psychiater [Naam 2] d.d. 26 maart 2020;
- het voortgangsverslag van de reclassering GGZ Antes Toezicht Rotterdam d.d. 11 mei 2020;
- het proces-verbaal van de zitting van 11 juni 2020.

2.Deprocesgang

Bij beslissing van het hof Den Bosch van 11 november 2004 is [TBS gestelde] , wegens overtreding van de artikelen 287, 288 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 jaar en TBS met verpleging van overheidswege.
De rechtbank constateert dat het hier gaat om een misdrijf als bedoeld in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De TBS is op 15 juni 2009 aangevangen en sindsdien telkens verlengd. De verpleging van overheidswege is op 27 juni 2019 voorwaardelijk beëindigd onder voorwaarden. De TBS is bij die beslissing tevens voor een termijn van één jaar verlengd.
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 11 juni 2020 is de officier van justitie, mr. Snoeks, gehoord. Op 11 juni 2020 is tevens [TBS gestelde] gehoord, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. A.L. Louwerse, advocaat te Haarlem.
Voorts is op 11 juni 2020 als deskundige gehoord, de heer [Naam 1] , toezichthouder bij de reclassering GGZ Antes te Rotterdam.
Het onderzoek ter terechtzitting is op 11 juni aangehouden tot de zitting van 30 juni.2020
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van die datum is de officier van justitie, mr. Simpelaar, gehoord. [TBS gestelde] en zijn raadsvrouw zijn niet verschenen.

3.Het advies van de reclassering

De reclassering adviseert om de TBS-maatregel niet te verlengen. [TBS gestelde] heeft op de meeste levensgebieden stabiliteit bereikt en is gemotiveerd om dit te behouden. Er zijn voldoende beschermende factoren aanwezig om te kunnen aannemen dat [TBS gestelde] in het heden andere keuzes zal maken dan in het verleden. Het is daardoor niet aannemelijk dat hij zal terugvallen in delictgedrag. Het risico op recidive wordt ook als laag ingeschat. [TBS gestelde] heeft een stabiele woonsituatie en betaald werk en is daar trots op. Zijn financiën zijn op orde en hij heeft een klein maar steunend netwerk wat vooral bestaat uit familie. [TBS gestelde] heeft een pro sociale houding en veroordeelt crimineel gedrag en denkt nu beter na voordat hij dingen onderneemt. Hij wil het graag goed doen.
Ter zitting heeft deskundige [Naam 1] daaraan nog het volgende toegevoegd. De situatie van [TBS gestelde] is stabiel en hij komt alle afspraken na. [TBS gestelde] heeft het afgelopen jaar laten zien dat hij zelfstandig is en tijdig om hulp vraagt.

4.Het advies van de externe gedragsdeskundigen

Uit het rapport van deskundige psychiater [Naam 2] volgt dat bij [TBS gestelde] sprake is van een ontwikkelingsstoornis, die als een sociale communicatiestoornis kan worden geclassificeerd. Ook kunnen bij [TBS gestelde] een stoornis in cannabis- en alcoholgebruik, in langdurige remissie en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, in remissie, worden geclassificeerd.
Het recidiverisico ligt besloten in de ontwikkelingsstoornis van [TBS gestelde] . Vanuit zijn ontwikkelingsstoornis heeft [TBS gestelde] een gebrekkige ‘theory of mind’, waardoor hij gericht kan zijn op eigen behoeftes zonder rekening te houden met gevoelens en belangen van anderen. Ook is bij [TBS gestelde] sprake van beperkingen in sociale interacties.
Echter, in de jaren dat [TBS gestelde] zelfstandig heeft gefunctioneerd in de oefenwoning van de kliniek en vervolgens in zijn eigen woning, is gebleken dat hij desondanks over voldoende vaardigheden beschikt om zich op een goede manier zelfstandig in de maatschappij te kunnen handhaven. De deskundige ziet nu geen acute gevaren die uit zijn ontwikkelingsstoornis zouden voortvloeien. Ondanks zijn ontwikkelingsstoornis is zijn identiteit nu beter uitgerijpt dan ten tijde van het indexdelict en de inschatting is dat hij nu in staat is om weerstand te bieden aan negatieve beïnvloeding. Er is geen reden om aan te nemen dat [TBS gestelde] terug gaat vallen in crimineel gedrag. Alles overziend is de deskundige van mening dat het risico op gewelddadig of anderszins crimineel gedrag laag is, met of zonder de TBS-maatregel. Volgens de deskundige is [TBS gestelde] gebaat bij continuering van structuur in zijn leven, in de vorm van (onder meer) stabiele huisvesting en werk. Daarbij ziet de deskundige geen indicatie voor specifieke hulpverlening anders dan algemeen maatschappelijk werk.
De deskundige adviseert om de maatregel terbeschikkingstelling niet te verlengen.

5.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting verzocht om de vordering af te wijzen, gelet op de rapporten van de deskundigen en de toelichting ter zitting.

6.Het standpunt van de verdediging

[TBS gestelde] heeft ter zitting verklaard dat het goed met hem gaat. [TBS gestelde] vindt de adviezen om de TBS niet te verlengen, gepast en wil graag dat de TBS wordt beëindigd. Hij voelt zich er klaar voor. Indien hij een hulpvraag heeft, weet hij dat hij terecht kan bij algemeen maatschappelijk werk bij hem in de buurt. Ook mag hij nog altijd contact opnemen met zijn begeleider van [Naam 3]
De verdediging heeft afwijzing bepleit van de vordering en daarmee beëindiging van de TBS-maatregel.

7.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt voorop dat de TBS slechts kan worden verlengd, indien is voldaan aan het gevaarscriterium als bedoeld in artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht. Dit houdt in dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de verlenging van de TBS eist. Het recidiverisico moet nog aanwezig zijn en dit dient voort te vloeien uit een psychische stoornis.
De rechtbank stelt vast dat, gelet op de rapporten van de deskundigen, nog altijd sprake is van een sociale communicatiestoornis bij [TBS gestelde] . [TBS gestelde] heeft echter sinds zijn veroordeling diverse behandeltrajecten met succes doorlopen en inmiddels wordt door de deskundigen geconcludeerd dat, hoewel nog altijd sprake is van een stoornis, het recidiverisico laag is. Zodanig laag dat er geen redenen zijn om de TBS te verlengen. Dit is te danken aan de inzet van [TBS gestelde] . Het afgelopen jaar heeft [TBS gestelde] laten zien dat hij over voldoende vaardigheden beschikt om zelfstandig in de maatschappij te functioneren. Hoewel specifieke hulpverlening niet is geïndiceerd, acht de rechtbank het positief en wenselijk dat [TBS gestelde] , indien hij behoefte heeft aan begeleiding of een hulpvraag heeft, algemeen maatschappelijk werk of [Naam 3] kan benaderen.
Alles overwegend is de rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, niet langer meer eist dat de TBS wordt verlengd. De vordering van de officier van justitie wordt dan ook afgewezen.
Maatregel langdurig toezicht
Tot slot overweegt de rechtbank dat het op grond van de wet (artikel 38z, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht) niet mogelijk is om een maatregel langdurig toezicht op te leggen in de vorm van een locatieverbod, nu deze maatregel tot vrijheidsbeperking niet aan verdachte is opgelegd in het arrest van het gerechtshof Den Bosch van 11 november 2004.
De rechtbank benadrukt evenwel dat zij het van belang acht dat [TBS gestelde] , zoals hij reeds ook ter zitting heeft toegezegd, anders dan bij zijn familie, niet in Tilburg zal verblijven.
De beslissing
De rechtbank
wijstde vordering van de officier van justitie
af.
Deze beslissing is gegeven door mr. Speekenbrink, voorzitter, mr. Kooijman en mr. Dijkman, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. De Koster en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 juni 2020.