ECLI:NL:RBZWB:2020:2725

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2020
Publicatiedatum
29 juni 2020
Zaaknummer
02-264305-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Vliegenberg
  • mr. Fleskens
  • mr. Van der Linden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor productie en voorbereidingshandelingen van MDMA en metamfetamine in drugslabs te Bergen op Zoom

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2020 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich gedurende een periode van ongeveer 1 jaar en 4 maanden schuldig heeft gemaakt aan de productie van MDMA in een loods in Bergen op Zoom. De verdachte had in deze loods een aanzienlijke hoeveelheid MDMA aanwezig, namelijk ongeveer 48 kilogram en 343 liter. Daarnaast was hij betrokken bij voorbereidingshandelingen voor de productie van MDMA en metamfetamine in twee verschillende locaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat er ook een grote partij drugsafval is gedumpt in het water van De Nieuwe Roosendaalse Vliet, wat in verband staat met de drugslabs. De verdachte is als laborant van het aangetroffen drugslab aangemerkt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, mede gelet op zijn strafblad en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 5 jaar had geëist, afgewezen, maar heeft wel een substantiële straf opgelegd vanwege de schadelijke gevolgen van de productie van synthetische drugs voor de volksgezondheid en het milieu.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-264305-19
vonnis van de meervoudige kamer van 30 juni 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1962 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. K.B.H. Welvaart, advocaat te Maastricht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 juni 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Gimbrère, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
1. betrokken is geweest bij de productie van synthetische drugs in een tweetal schuren/loodsen;
2. dat hij in die schuren/loodsen een hoeveelheid synthetische drugs aanwezig heeft gehad;
3. dat hij in die schuren/loodsen stoffen en goederen, waarmee synthetische drugs kunnen worden geproduceerd, aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat zij van de feiten 1 en 3, voor zover deze feiten het produceren van synthetische drugs en de voorbereidingen daarvoor in het lab aan de [adres 2] betreffen, vrijspraak vraagt. Zij baseert de betrokkenheid van verdachte bij de aangetroffen drugslabs op de [adres 2] en de [adres 3] , beide in Bergen op Zoom, op de feiten en omstandigheden zoals vermeld in het dossier, zulks in onderling verband en samenhang bezien.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de feiten met betrekking tot de [adres 2] in Bergen op Zoom ontkent verdachte dat hij de persoon is die op de camerabeelden op de ochtend van 5 november 2019 naast een andere persoon, die [medeverdachte] zou zijn, te zien zou zijn. [medeverdachte] kan op geen enkele wijze aan verdachte gelinkt worden, hetgeen ontlastend is.
De in het dossier vermelde herkenning door verbalisant [naam 1] overtuigt niet. De raadsman stelt de beelden die destijds op een cd-rom zijn verstrekt, te hebben bekeken en hij stelt vast dat op die beelden, die onduidelijk zijn, verdachte beslist niet te herkennen is, mede omdat het hoofd van de betreffende persoon die herkend zou zijn als verdachte, niet volledig in beeld komt.
Voor het geval de rechtbank mocht vaststellen dat verdachte wel de persoon op de beelden van 5 november 2019 is, wordt niet duidelijk wat er in de vaten zat die verdachte dan uit de bus zou hebben geladen en wat verdachte van die inhoud wist. Ook is er geen aanwijzing te vinden dat verdachte in de kristallisatieruimte in de schuur is geweest.
Het enige bewijs tegen verdachte betreft het proces-verbaal van [naam 1] en de inhoud van dit proces-verbaal wordt door de verdediging betwist. Dit proces-verbaal is onvoldoende voor een bewezenverklaring van de feiten met betrekking tot de [adres 2] .
Ten aanzien van de feiten met betrekking tot de [adres 3] in Bergen op Zoom ontkent verdachte enige betrokkenheid daarbij. Voor zover er DNA van verdachte is aangetroffen op een werkhandschoen in of bij de loods op dat adres, heeft verdachte een verklaring afgelegd over de mogelijkheid dat die handschoen door hem eerder in de zomer van 2018 (toen hij een voer- en zadelkamer in de loods heeft gebouwd) is gedragen. Verdachte kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het feit dat op die handschoenen ook sporen van synthetische drugs zijn aangetroffen.
De bewoners van de [adres 3] leggen ook geen duidelijke verklaring af over wat verdachte daar deed en of hij de ruimte waar het drugslab is aangetroffen heeft gehuurd. Verdachte betwist dat hij huurder van die ruimte was. Bovendien lijkt het erop dat verdachte in de periode van 23 juni 2019 tot 5 november 2019 slechts één keer op het perceel van de [adres 3] is geweest. De raadsman concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte de ten laste gelegde feiten met betrekking tot de [adres 3] heeft gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage (bijlage II) die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.1
De bewijsoverwegingen
Met betrekking tot de feiten gepleegd in de loods aan de [adres 3] in Bergen op Zoom
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 5 november 2019 op de locatie [adres 3] in Bergen op Zoom in een daar aanwezige loods een drugslaboratorium is aangetroffen waar MDMA-olie is bereid en waar voorbereidingshandelingen werden verricht voor het bereiden van MDMA en metamfetamine. Ook werden daar ruim 48 kilogram en in totaal 343 liter MDMA aangetroffen.
Deze bevindingen zijn niet door de verdediging betwist.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte een rol bij dit drugslab speelde en zo ja, welke rol.
Anders dan de raadsman, maakt de rechtbank uit de verklaringen van de bewoners van de woning op het perceel [adres 3] in Bergen op Zoom ( [naam 2] en zijn moeder [naam 3] ) op dat verdachte de loods op dit perceel huurde.
[naam 2] verklaarde op 5 november 2019 om 8.34 uur over de huurder van de loods, die [verdachte] of [verdachte] werd genoemd, dat hij een kleine witte Fiat heeft, een witte Ford pick-up met dubbele cabine en een Iveco pick-up. Als de huurder kwam was hij alleen. Hij beschrijft de huurder als een forse man met gemillimeterd haar, een baardje van een paar dagen, soms brildragend, 1.80 à 1.85 meter lang en tussen de 55 en 60 jaar oud. In de zomer van 2018 heeft de huurder samen met de vader van [naam 2] de ruimte achter de kasten in de loods verbouwd. De huurder had een sleutel van de ruimte. [naam 2] rook er wel eens een chloorlucht. [naam 2] herkent verdachte van een tweetal foto’s (één met bril en één zonder bril) als de huurder.
De rechtbank constateert dat het door [naam 2] gegeven signalement van de huurder correspondeert met de op de terechtzitting aanwezige verdachte [verdachte] .
De moeder van [naam 2] , [naam 3] , werd op 5 november 2019 om 10.08 uur (dus anderhalf uur later dan [naam 2] ) gehoord en heeft verklaard dat zij niet weet hoe de verhuur van die ruimte is gegaan. Volgens haar kwam ene [verdachte] (die zij omschrijft als een persoon van in de 50, kale kop, rond de 1.80-1.85 meter, en soms een bril op) die reed in een kleine witte Fiat, sinds 1 jaar tot anderhalf jaar wel eens binnen om samen koffie te drinken. De laatste keer dat hij bij haar binnen was, was ongeveer een week geleden.
[naam 3] herkent verdachte van een foto (zonder bril) als degene die zij [verdachte] noemde.
De rechtbank stelt voorts vast dat de partner van verdachte in het bezit is van een witte Fiat 500 en dat verdachte sinds 26 april 2019 een witte Ford Transit (volgens de foto op kentekencheck.nl een pick-up met open bak) met kenteken [kenteken 1] en in de periode van 2 februari 2019 tot 26 april 2019 een Iveco bestelbus op zijn naam had staan. Dit ondersteunt de verklaring van [naam 2] dat verdachte degene is over wie hij heeft verklaard.
Verdachte heeft weliswaar betwist dat hij de huurder was van de loods en dat hij slechts één keer in de periode van 23 juni 2019 tot 5 november 2019 bij die loods is geweest, maar de rechtbank acht die verklaring van verdachte ongeloofwaardig, gelet op de duidelijke verklaring van [naam 2] , waaruit ook blijkt dat verdachte zowel in de periode van 2 februari 2019 tot 26 april 2019 (met de Iveco bus) als in de periode van 26 april 2019 tot
5 november (met de Ford pick-up en met de Fiat) meerdere keren bij die loods is geweest. [naam 2] is eerder gehoord dan zijn moeder en heeft uit eigen beweging en zonder twijfel verklaard dat er sprake was van een huurder. Deze informatie is door de politie vervolgens aan [naam 3] voorgelegd, in die zin dat is gevraagd of ze iets wist over de verhuur van de loods De stelling van de verdediging dat [naam 3] in de mond is gelegd dat sprake was van een huurder en dat verdachte de huurder was, volgt de rechtbank dan ook niet.
De vaststelling dat verdachte de huurder, in elk geval de gebruiker, was van de loods aan de [adres 3] wordt tevens ondersteund door het aantreffen van een tweetal blauwe nitril handschoenen in het productiegedeelte, nabij de ingang, van het lab in de [adres 3] . Het DNA op één van deze handschoenen matchte met verdachte en op deze handschoenen werden tevens sporen van MDMA en metamfetamine aangetroffen.
Verdachte heeft op de zitting toen hij bevraagd werd over de handschoenen die waren aangetroffen in eerste instantie verklaard dat hij die heeft gebruikt bij het timmerwerk tegen splinters toen hij twee jaar geleden de zadelkamer bouwde. Toen hem werd meegedeeld dat het blauwe nitril handschoenen betrof, verklaarde verdachte dat hij ze gebruikte tegen vieze handen en lijm en verf.
De rechtbank overweegt dat nitril handschoenen wegwerphandschoenen zijn, gemaakt van synthetisch rubber, die volstrekt ongeschikt lijken om te gebruiken bij timmerwerk-zaamheden. Dit soort handschoenen wordt veelal gebruikt in de medische zorg of bij mensen die met chemische stoffen werken, aangezien zij bestendig zijn tegen bepaalde chemicaliën. De rechtbank acht het zeer onaannemelijk dat, als de lezing van verdachte wordt gevolgd, die wegwerphandschoenen gedurende een periode van 2 jaar bewaard zijn gebleven en na al die tijd op de plek lagen (zoals onder meer uit de foto’s blijkt in het lab bij de ingang) waar zij zijn aangetroffen. Veel aannemelijker is dat die handschoenen kort voor het aantreffen op 5 november 2019 nog zijn gebruikt in het lab bij het bewerken van chemicaliën en/of bereiden van MDMA.
De rechtbank stelt voorts vast dat verdachte pas is gaan verklaren nadat hij de in het dossier vermelde belastende feiten en omstandigheden kende, waardoor hij de mogelijkheid had voor hem ontlastende omstandigheden naar voren te brengen die – in zijn totaliteit en in onderling verband en samenhang bezien - zo onaannemelijk en daardoor ongeloofwaardig zijn, dat de rechtbank de verklaring van verdachte over die ontlastende omstandigheden terzijde schuift.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de loods aan de [adres 3] in Bergen op Zoom MDMA heeft bereid. Ten aanzien van het bereiden van metamfetamine (zoals ook ten laste gelegd) volgt de rechtbank de conclusie van de officier van justitie dat uit het rapport van het NFI blijkt dat op het moment van het onderzoek in de loods aan de [adres 3] onvoldoende materiaal (hardware, chemicaliën en/of afval) aanwezig was om te kunnen concluderen dat het vervaardigings-proces van metamfetamine op deze locatie daadwerkelijk is uitgevoerd. Eveneens acht de rechtbank bewezen dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van MDMA en opzettelijk MDMA voorhanden heeft gehad,
Met betrekking tot de feiten gepleegd in de schuur aan de [adres 2] te Bergen op Zoom
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat op 5 november 2019 op de locatie [adres 2] in Bergen op Zoom in een daar aanwezige schuur een drugslaboratorium is aangetroffen waar MDMA werd bewerkt (via een kristallisatieproces) en waar voorbereidingshandelingen werden verricht voor het bereiden, bewerken en verwerken van MDMA en metamfetamine. Ook werden daar ongeveer 6338 gram MDMA en 200 milliliter metamfetamine aangetroffen.
Deze bevindingen zijn niet door de verdediging betwist.
Uit de bewijsmiddelen komt voorts naar voren dat camerabeelden beschikbaar zijn van het op 5 november 2019 door twee personen vanuit een bestelbus (Volkswagen Crafter met kenteken [kenteken 2] ) uitladen van jerrycans/vaten en het zetten van deze jerrycans/vaten in de schuur van het perceel [adres 2] . Er wordt in ieder geval 13 maal een jerrycan/vat naar binnen gebracht door de man met de laarzen aan en ook de andere man loopt, nadat er al 11 jerrycans/vaten naar binnen zijn gebracht, de schuur in.
In de opslagruimte in deze schuur, worden later die dag jerrycans met chemicaliën aangetroffen waaronder 13 60-liter-jerrycans met aceton die overeenkomen met de jerrycans/vaten die op de beelden te zien zijn.
De persoon op de camerabeelden met laarzen aan die samen met die andere persoon (met lagere schoenen) jerrycans c.q. vaten (met chemicaliën) vanuit een bestelbus uitlaadt en die in de schuur waar het drugslab is aangetroffen, wegzet, wordt door verbalisanten herkend als zijnde zeer waarschijnlijk [medeverdachte] .
De andere persoon (met de lagere schoenen) wordt ambtshalve door verbalisant [naam 1] herkend als zijnde verdachte. Verdachte is degene is die met de bestelbus aan komt rijden en die bestelbus bestuurde.
De rechtbank heeft genoemde camerabeelden van 5 november 2019 ambtshalve in raadkamer bekeken en komt, anders dan de raadsman, eveneens tot de conclusie dat de op de terechtzitting aanwezige verdachte inderdaad degene is die door verbalisant [naam 1] wordt beschreven als de persoon met de lagere schoenen. Op een gedeelte van de camerabeelden is, in tegenstelling tot wat de raadsman beweert, het gehele hoofd van de persoon met de lagere schoenen duidelijk in beeld te zien. De rechtbank herkent verdachte met name aan de vorm van zijn - kalende - hoofd, zijn neus en zijn bril in combinatie met zijn postuur.
Op genoemde Volkswagen Crafter met kenteken [kenteken 2] was eerder een peilbaken aangebracht. Uit de peilbakengegevens blijkt dat deze bestelbus op 5 november 2019 om 06.11 uur aanstraalt op de omgeving van de [adres 3] in Bergen op Zoom en om 06.18 uur stopte ter hoogte van het perceel aan de [adres 2] in Bergen op Zoom. Om 06.30 uur vertrekt de bestelbus daar weer en straalt om 06.36 uur weer aan op de omgeving van de [adres 3] .
Deze informatie, in onderling verband en samenhang bezien met de overige bewijsmiddelen, brengen de rechtbank tot de conclusie dat verdachte vanaf de locatie van het drugslab aan de [adres 3] (met de bus, gevuld met een aantal jerrycans met chemicaliën) naar de locatie van het drugslab aan de [adres 2] is gereden.
De vaststelling dat verdachte in de loods aan de [adres 3] MDMA produceerde in combinatie met de vaststelling dat verdachte op 5 november 2019 chemicaliën, benodigd voor de productie van MDMA en/of metamfetamine, voorhanden heeft gehad en heeft afgeleverd bij de schuur aan de [adres 2] leidt de rechtbank, anders dan de officier van justitie, tot de conclusie dat verdachte ten aanzien van het drugslab aan de [adres 2] – samen met medeverdachte [medeverdachte] – op 5 november 2019 voorbereidingshandelingen heeft verricht voor het bereiden en/of bewerken van MDMA en/of metamfetamine en dat verdachte wist dat de door hem op 05 november 2019 afgeleverde chemicaliën daarvoor bestemd waren.
Anders dan de officier van justitie acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte ruim 6 kilogram MDMA en/of 200 milliliter metamfetamine in het drugslab aan de [adres 2] aanwezig heeft gehad, nu in het dossier onvoldoende aanwijzingen zijn te vinden dat verdachte de beschikkingsmacht over deze drugs heeft gehad.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte bij gebrek aan voldoende bewijs van het bereiden/bewerken van MDMA en/of metamfetamine in het lab aan de [adres 2] dient te worden vrijgesproken.
Voor wat betreft de periode waarover de feiten 1 en 2 (drugslab aan de [adres 3] in Bergen op Zoom) zich uitstrekken, sluit de rechtbank aan bij de verklaring van [naam 2] en de eigen verklaring van verdachte dat hij in de zomer van 2018 de ruimte in de loods aan de [adres 3] heeft verbouwd, waaruit de rechtbank afleidt dat toen het drugslab is ingericht.
Voor wat betreft deze feiten heeft de rechtbank in het dossier onvoldoende aanwijzingen aangetroffen om bewezen te kunnen verklaren dat verdachte deze feiten “tezamen en in vereniging met (een) ander(en)” heeft gepleegd. Hij zal dan ook van dat onderdeel van de tenlastelegging met betrekking tot de feiten 1 en 2 worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 01 juli 2018 tot en met 05 november 2019 te Bergen op Zoom in een loods gelegen op het perceel [adres 3] opzettelijk heeft bereid een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA een middel vermeld op lijst I bij de Opiumwet;
2
op 5 november 2019 te Bergen op Zoom in een loods op het perceel [adres 3] opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 48,18 kilogram en 320 liter en 23 liter van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3
op 05 november 2019 te Bergen op Zoom in een schuur op het perceel [adres 2] , tezamen en in vereniging met een ander, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken van MDMA en/of metamfetamine, zijnde MDMA en metamfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en te bevorderen
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en zijn mededader wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict,
immers, hebben hij, verdachte en zijn mededader op voornoemd tijdstip in voornoemde pleegplaats
- een hoeveelheid jerrycans en/of vaten met daarin hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen en/of hulpstoffen voorhanden gehad, waaronder zoutzuur en/of aceton en/of PMK en/of Di-O-benzoyl-wijnsteenzuur, waarvan verdachte en verdachtes mededader wisten, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feiten;
en
in de periode van 01 juli 2018 tot en met 05 november 2019 te Bergen op Zoom in een schuur op het perceel [adres 3] , om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken en verwerken van MDMA en metamfetamine, zijnde MDMA en metamfetamine middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte wist dat zij bestemd waren tot het plegen van het delict,
immers, heeft hij, verdachte in voornoemde pleegplaats
- een grote hoeveelheid jerrycans en/of vaten en/of (andere soorten) verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen en/of hulpstoffen voorhanden gehad, waaronder zwavelzuur en zoutzuur en PMK en BMK en tolueen en
- meerdere onderdelen van (een) productieopstelling(en), waaronder een destillatieketel en koeler en opvangbak, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte wist, dat die bestemd waren tot het plegen van dat feit.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 5 jaar met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ongeveer 1 jaar en 4 maanden schuldig gemaakt aan het produceren van MDMA in een loods aan de [adres 3] in Bergen op Zoom en op 5 november 2019 aan het verrichten van voorbereidingshandelingen tot het produceren van MDMA en/of metamfetamine in een schuur aan de [adres 2] in Bergen op Zoom.
Daarnaast had verdachte in de loods aan de [adres 3] een hoeveelheid van ongeveer 48 kilogram en 343 liter MDMA aanwezig.
De vervaardiging van en handel in synthetische drugs dient krachtig te worden bestreden. Ze bevatten voor de gezondheid van personen schadelijke stoffen. Om die reden wordt niet alleen tegen de daadwerkelijke productie ervan, maar ook tegen de voorbereidings-handelingen daartoe, fors opgetreden. Verdachte heeft zich gedurende een lange periode bezig gehouden met deze illegale praktijken en de rechtbank neemt hem dat kwalijk.
Naast het gevaar voor de volksgezondheid schuilen in de productie van synthetische drugs nog ander gevaren. De rechtbank wijst op de schade aan het milieu, veroorzaakt door illegale dumpingen van vrijkomende chemische afvalstoffen, veelal in natuurgebieden, en op het ontploffingsgevaar dat bij de productie van deze drugs aanwezig is. Het opruimen van het drugsafval brengt over het algemeen hoge kosten met zich mee. Ook mag niet uit het oog worden verloren dat met de productie en handel in synthetische drugs veel geld wordt verdiend en dat dit geld wordt “witgewassen”. Dit werkt ontwrichtend op de legale bovenwereld. In onderhavige zaak is ook te lezen dat er een hele grote partij drugsafval is gedumpt in het water van De Nieuwe Roosendaalse Vliet die in verband stond met onderhavige drugslabs. De kosten voor het opruimen van dit afval waren enorm. Verdachte heeft zich om al deze gevolgen niet bekommerd en kennelijk slechts gehandeld uit winstbejag.
De rechtbank stelt vast dat op basis van de LOVS-oriëntatiepunten alleen al voor het aanwezig hebben van 48 kilo harddrugs (zoals onder feit 2 bewezen is verklaard) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan 36 maanden als uitgangspunt dient.
Bij de bepaling van de duur van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de vermoedelijk duur van de productie, de professionaliteit van het laboratorium en de rol van verdachte in het geheel. Verdachte kan in elk geval als laborant van het aangetroffen laboratorium aan de [adres 3] worden beschouwd. Voorts neemt de rechtbank aan dat hij betrokken was bij de inrichting van dat lab nu hij klaarblijkelijk de verborgen ruimte in de loods zelf heeft gemaakt, waaruit blijkt dat hij een grote rol in het geheel speelde. In dat laboratorium vond de productie van MDMA-base plaats (de stappen 1 en 2 van het uiteindelijke vervaardigingsproces van MDMA). Nu in het drugslab aan de [adres 2] de kristallisatie van MDMA-base plaatsvond (stap 3 van het vervaardigingsproces van MDMA) en verdachte op 5 november 2019 jerrycans/vaten met chemische stoffen naar dat lab heeft gebracht (te beschouwen als voorbereidingshandelingen van de productie van synthetische drugs), is de betrokkenheid van verdachte bij beide labs aanwezig en is tevens een verband tussen deze twee labs gelegd.
De rechtbank neemt voorts bij de strafmaat in aanmerking dat de feiten 1 en 3 (voor zover die feiten betrekking hebben op de loods in de [adres 3] en op de stof MDMA) in eendaadse samenloop zijn begaan, omdat het om dezelfde feitelijke handelingen gaat en beide strafbepalingen dezelfde rechtsbelangen beschermen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte in het recente verleden (2016 en 2019) is veroordeeld voor Opiumwetdelicten met betrekking tot harddrugs en nu opnieuw voor soortgelijke delicten wordt veroordeeld. Dat zal in het nadeel van verdachte bij de strafmaat worden betrokken.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafsoort en -maat gekeken naar straffen die doorgaans in vergelijkbare strafzaken worden opgelegd.
De rechtbank zal, gelet op al het voorgaande, aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht, opleggen. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat, gelet op de ernst van de feiten en de straffen die hiervoor doorgaans worden opgelegd, geen ruimte voor een andersoortige straf dan een gevangenisstraf en wel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur.
De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist nu er bij de feiten 1 en 3 (gedeeltelijk) sprake is van eendaadse samenloop en de officier van justitie anders dan de rechtbank bewezen acht dat alle feiten “tezamen en in vereniging“ zijn gepleegd.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 55, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B,
van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit,
en
een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
waarbij de feiten 1 en 3 eendaadse samenloop opleveren voor zover het om het perceel [adres 3] in Bergen om Zoom en om de stof MDMA gaat;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 48 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf
Dit vonnis is gewezen door mr. Vliegenberg, voorzitter, mr. Fleskens en mr. Van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van De Roos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 juni 2020.
Bijlage I
De tenlastelegging
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 februari 2019 tot en met 05 november 2019 te Bergen op Zoom (in een
schuur gelegen op het perceel [adres 2] ), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine (telkens) (een) middel(en) vermeld op lijst I bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
in elk geval (telkens) een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middel(en) vermeld op lijst I bij de Opiumwet,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juli 2018 tot en met 05 november 2019 te Bergen op Zoom (in een loods
gelegen op het perceel [adres 3] ), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende metamfetamine (telkens) (een) middel(en) vermeld op lijst I bij de Opiumwet dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
in elk geval (telkens) een of meer hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende een of meer middel(en) vermeld op lijst I bij de Opiumwet,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;;
(art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond D Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 5 november 2019 te Bergen op Zoom (in een schuur gelegen op het perceel [adres 2] tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 6338 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende MDMA en/of 200 milliliter, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde MDMA en/of metamfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
en/of
hij op of omstreeks 5 november 2019 te Bergen op Zoom (in een loods op het perceel [adres 3] ) tezamen en in vereniging met een of meer
anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 48,18 kilogram en/of 320 liter en/of 23 liter, in elk geval (een) hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende metamfetamine, zijnde MDMA en/of metamfetamine (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op een of meer tijdstip (pen) in of omstreeks de periode van 15 februari 2019 tot en met 05 november 2019 te Bergen op Zoom (in een schuur op het perceel [adres 2] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA en/of metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of metamfetamine, zijnde MDMA en/of metamfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen
en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij,
verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die
delict(en),
immers, heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op voornoemd(e) tijdstip(pen) in voornoemde pleegplaats
- een (deel van een) schuur/loods (de opslagruimte voor de benodigde chemicaliën en/of productieruimte) ter beschikking gesteld en/of
- een grote hoeveelheid jerrycans en/of vaten en/of (andere soortenjverpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen en/of hulpstoffen voorhanden gehad, waaronder zoutzuur en/of aceton en/of PMK en/of Di-O-benzoyl-wijnsteenzuur en/of
- meerdere onderdelen van (een) productieopstelling(en), waaronder een of meerdere: vrieskist(en) en/of zuurkoolvat(en)/kristallisatievat(en) en/of speciekuip(en), voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat
dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juli 2018 tot en met 05 november 2019 te Bergen op Zoom (in een schuur op
het perceel [adres 3] ), althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken,vervoeren en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen van MDMA en/of metamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of metamfetamine, zijnde MDMA en/of metamfetamine (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- een of meer anderen heeft/hebben getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te
lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich en/of een of meer anderen gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft/hebben getracht te verschaffen
en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft/hebben gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd was/waren tot het plegen van het/die delict(en),
immers, heeft hij, verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) op voornoemd(e) tijdstip(pen) in voornoemde pleegplaats
- een (deel van een) schuur/loods (de opslagruimte voor de benodigde chemicaliën en/of productieruimte) ter beschikking gesteld en/of
- een grote hoeveelheid jerrycans en/of vaten en/of (andere soorten) verpakkingen met daarin grote hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen en/of hulpstoffen voorhanden gehad, waaronder zwavelzuur en/of zoutzuur en/of PMK en/of BMK en/of tolueen en/of
- meerdere onderdelen van (een) productieopstelling(en), waaronder een of meerdere destillatieketel(s) en/of koeler(s) en/of opvangbak(ken), voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10 lid 5 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 2 alinea Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)