In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser had op 28 augustus 2019 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Het college heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat de eiser de gevraagde gegevens en bewijsstukken niet had ingeleverd. In het primaire besluit van 26 september 2019 werd de eiser geïnformeerd over het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag. Het college verklaarde het bezwaar van de eiser tegen dit besluit ongegrond in het bestreden besluit van 7 november 2019.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die sinds 24 januari 2019 in Nederland verblijft, niet tijdig de benodigde gegevens heeft ingeleverd, ondanks herhaalde verzoeken van het college. De eiser voerde aan dat hij om gezondheidsredenen Curaçao moest verlaten en daardoor niet over de gevraagde bewijsstukken kon beschikken. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser onvoldoende onderbouwd had dat hij redelijkerwijs niet over de gevraagde gegevens kon beschikken. De rechtbank concludeerde dat het college terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.