ECLI:NL:RBZWB:2020:2716

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juni 2020
Publicatiedatum
26 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6718
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot niet in behandeling nemen van bijstandsaanvraag op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De eiser had op 28 augustus 2019 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Het college heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen omdat de eiser de gevraagde gegevens en bewijsstukken niet had ingeleverd. In het primaire besluit van 26 september 2019 werd de eiser geïnformeerd over het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag. Het college verklaarde het bezwaar van de eiser tegen dit besluit ongegrond in het bestreden besluit van 7 november 2019.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser, die sinds 24 januari 2019 in Nederland verblijft, niet tijdig de benodigde gegevens heeft ingeleverd, ondanks herhaalde verzoeken van het college. De eiser voerde aan dat hij om gezondheidsredenen Curaçao moest verlaten en daardoor niet over de gevraagde bewijsstukken kon beschikken. De rechtbank oordeelde echter dat de eiser onvoldoende onderbouwd had dat hij redelijkerwijs niet over de gevraagde gegevens kon beschikken. De rechtbank concludeerde dat het college terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6718 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juni 2020 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os,
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 26 september 2019 (primaire besluit) heeft het college eiser meegedeeld dat zijn aanvraag van 28 augustus 2019 voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet niet in behandeling wordt genomen omdat hij de gevraagde gegevens en bewijsstukken niet heeft ingeleverd.
In het besluit van 7 november 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen waren uitgenodigd voor een zitting op 5 juni 2020. Door de uitbraak van het corona-virus COVID-19 heeft het onderzoek ter zitting niet kunnen plaatsvinden. Partijen hebben toestemming gegeven om uitspraak te doen zonder zitting.
Vervolgens heeft de rechtbank op 8 juni 2020 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten.
Op 23 augustus 2019 heeft eiser zich gemeld om een bijstandsuitkering aan te vragen. Daarbij heeft eiser aangegeven dat hij nog gehuwd is, maar gaat scheiden. Eiser verblijft sinds 24 januari 2019 in Nederland (vanuit Curaçao) en woont in bij zijn moeder, zusje en nichtje op het adres [adres] in [plaatsnaam] .
Bij brief van 3 september 2019 heeft het college eiser verzocht uiterlijk 17 september 2019 de voor de aanvraag benodigde en in die brief opgesomde gegevens in te leveren.
Bij brief van 10 september 2019 is eiser uitgenodigd voor een intakegesprek op 19 september 2019.
Bij brief van 18 september 2019 heeft het college het verzoek om de voor de aanvraag benodigde gegevens in te leveren herhaald. Het college heeft verzocht de gegevens uiterlijk 25 september 2019 in te leveren. Tevens is eiser meegedeeld dat als de gevraagde gegevens uiterlijk 25 september 2019 niet zijn ontvangen, het college kan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.
Op 19 september 2019 heeft een intakegesprek plaatsgevonden.
Vervolgens heeft het college het primaire besluit genomen om zijn aanvraag niet in behandeling te nemen omdat eiser de voor de aanvraag benodigde gegevens en bewijsstukken niet heeft ingeleverd.
In het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.
Het geschil.
In geschil is of het college eisers aanvraag om een bijstandsuitkering terecht niet in behandeling heeft genomen.
3.
Standpunt van eiser.
Eiser voert in beroep aan dat het college zijn bezwaren tegen het primaire besluit onvoldoende heeft weerlegd. Eiser moest Curaçao om gezondheidsredenen direct en onverwacht verlaten, waardoor hij feitelijk niet kan beschikken over de door het college gevraagde bewijsstukken. Eiser overlegt ter onderbouwing hiervan de verklaring van huisarts-epidemioloog Bakker van 19 november 2019 waaruit volgens hem blijkt dat er sprake was van een acuut gevaarlijke en kritieke gezondheidssituatie. Verdere behandeling was op Curaçao niet mogelijk. Daarop is eiser naar Nederland gekomen waar hij overigens pas een tijd later een bijstandsuitkering heeft aangevraagd.
4.
Beoordeling van de rechtbank.
Artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen. Van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag is onder andere sprake indien onvoldoende gegevens of bescheiden worden verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, gaat het daarbij om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
Er wordt pas toepassing gegeven aan artikel 4:5 Awb nadat is meegedeeld welke consequenties aan het niet tijdig indienen van de aanvullende gegevens zijn verbonden. De in het kader van een aanvraagprocedure door het bestuursorgaan op grond van artikel 3:2 van de Awb in acht te nemen zorgvuldigheid brengt immers mee dat het bestuursorgaan, dat de indiener van een aanvraag een als fataal bedoelde termijn stelt om een geconstateerd verzuim te herstellen, daarbij aangeeft dat bij het overschrijden van die termijn de kans bestaat dat de aanvraag buiten behandeling zal worden gesteld.
De rechtbank stelt vast dat het college aan die voorwaarden heeft voldaan. In de brief van 18 september 2019 heeft het college eiser erop gewezen dat als de gevraagde gegevens uiterlijk 25 september 2019 niet zijn ontvangen, het college kan besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen. In deze brief wordt ook een telefoonnummer vermeld dat eiser kan bellen als hij vragen heeft. Eiser heeft niets van zich laten horen. Hij heeft geen gegevens ingeleverd en heeft niet verzocht om uitstel van de inlevertermijn.
De gevraagde gegevens zijn nodig om het recht vast te stellen. Dat geldt in elk geval voor de bankafschriften en gegevens over de periode voor de bijstandsaanvraag. Ook gegevens over eisers eigen bedrijf en over de kentekens op naam zijn van belang voor de vaststelling van zijn financiële situatie en dus het recht op uitkering. Eiser bestrijdt overigens niet dat het college de gevraagde gegevens nodig had.
Eiser stelt in het beroepschrift dat het college zijn bezwaren onvoldoende heeft weerlegd.
Deze beroepsgrond slaagt niet; het college heeft immers overwogen dat eiser zijn standpunt dat hij wegens gezondheidsredenen Suriname (lees: Curaçao) direct moest verlaten, waardoor hij geen gegevens mee kon nemen, niet heeft onderbouwd met medische gegevens.
Eiser stelt vervolgens (nogmaals) dat hij om gezondheidsredenen naar Nederland is gekomen. Een verklaring van huisarts-epidemioloog Bakker (huisarts in Paramaribo) van
19 november 2019 wordt overgelegd. De rechtbank vindt echter in deze verklaring, evenals het college en anders dan eiser, geen aanknopingspunten voor het oordeel dat eiser Curaçao in januari 2019 direct en onverwacht moest verlaten. Volgens de verklaring van Bakker werd eiser immers in 2018 (in kritieke toestand) opgenomen in het ziekenhuis. De rechtbank is er dan ook niet van overtuigd dat eiser zijn vertrek naar Nederland niet heeft kunnen voorbereiden en al zijn (financiële) documenten heeft moeten achterlaten, dan wel deze niet meer heeft kunnen verkrijgen.
Eiser heeft dan ook onvoldoende onderbouwd dat hij redelijkerwijs niet over de door het college gevraagde gegevens en bewijsstukken kon beschikken.
Het college heeft terecht besloten eisers aanvraag om een bijstandsuitkering niet in behandeling te nemen.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both, griffier, op 25 juni 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.