ECLI:NL:RBZWB:2020:2696

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
AWB- 20_5709
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake vergunning Wet natuurbescherming

Op 23 juni 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en de Vereniging Leefmilieu, en de gedeputeerde staten van de provincie Zeeland. De eisers hebben op 30 maart 2020 beroep ingesteld tegen een besluit van 19 december 2018, waarbij aan Yara Sluiskil B.V. een vergunning was verleend voor het vastleggen van bestaande omgevingsvergunde activiteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestreden besluit op 2 januari 2019 ter inzage is gelegd, waardoor de beroepstermijn op 14 februari 2019 eindigde. De eisers hebben aangevoerd dat zij niet op de hoogte waren van het besluit, maar de rechtbank oordeelde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De rechtbank heeft de zaak zonder behandeling ter zitting afgedaan en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5709 NATUUR

uitspraak van 23 juni 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

Coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en de Vereniging Leefmilieu,

te Nijmegen, eisers,
gemachtigde: ir. A.K.M. van Hoof,
en

de gedeputeerde staten van de provincie Zeeland, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben bij brief van 30 maart 2020 beroep ingesteld tegen het besluit van
19 december 2018 (bestreden besluit) van gedeputeerde staten inzake de in het kader van artikel 2.7 van de Wet natuurbescherming aan Yara Sluiskil B.V. verleende vergunning voor het vastleggen van de bestaande omgevingsvergunde activiteiten op het terrein van Yara Sluiskil, inclusief de ureumgranulatiefabriek.

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen om het beroepschrift binnen de daarvoor bepaalde termijn in te dienen. De griffier heeft eisers bij aangetekende brief van 15 april 2020 erop gewezen dat het beroep niet binnen die termijn is ingesteld en heeft daarbij de gelegenheid geboden de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten. Ter verklaring van de termijnoverschrijding hebben eisers aangevoerd dat gedeputeerde staten geen mededeling aan hen heeft gedaan van het besluit, zodat zij eerder niet wisten dat de vergunning was verleend.
2. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit op 2 januari 2019 ter inzage is gelegd in het provinciehuis in Middelburg. Het bepaalde in de artikelen 6:7 en 6:8, eerste en vierde lid, van de Awb brengt dan mee dat de beroepstermijn is aangevangen met ingang van de dag na die waarop het besluit overeenkomstig artikel 3:44, eerste lid, onderdeel a, ter inzage is gelegd. De beroepstermijn is dus geëindigd op 14 februari 2019.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een beroepschrift tijdig is ingediend als het voor het einde van de termijn is ontvangen. Het beroepschrift is op 30 maart 2020 bij de rechtbank ontvangen. Het beroepschrift is dus gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb niet tijdig ingediend.
3. Termijnen van bezwaar en beroep zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden.
De rechtbank ziet in de door de eisers aangevoerde redenen geen aanleiding om niet-
ontvankelijk verklaring met toepassing van artikel 6:11 van de Awb achterwege te laten. In het vierde lid van artikel 6:8 van de Awb wordt de ingang van de beroepstermijn niet aan de bekendmaking, maar aan het doen van de algemene mededeling en ter inzage leggen van het besluit gekoppeld. Dat eisers een zienswijze hebben ingediend, maakt dat niet anders. Op grond van voormeld artikel vangt de beroepstermijn voor alle belanghebbenden aan op de dag na die waarop het besluit overeenkomstig de mededeling ter inzage is gelegd.
4. Een en ander leidt tot de slotsom dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
5. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 6:7, 6:8, eerste lid, 6:9, 6:11 en 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier, op 23 juni 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.