ECLI:NL:RBZWB:2020:2662

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
23 juni 2020
Zaaknummer
AWB 19_4503
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing bijstandsuitkering op grond van onvoldoende gegevens

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. W.R. Aerts, en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, verweerder. Eiser had op 15 februari 2019 een aanvraag ingediend voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. Orionis heeft deze aanvraag op 24 april 2019 buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet tijdig de gevraagde aanvullende gegevens had aangeleverd. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat Orionis terecht de aanvraag niet in behandeling heeft genomen. De rechtbank overweegt dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie door niet de gevraagde originele bankafschriften te overleggen. Eiser had de mogelijkheid om de ontbrekende gegevens aan te leveren, maar heeft dit niet gedaan. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en bevestigt de beslissing van Orionis. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4503 PW

uitspraak van 19 juni 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], wonende te [woonplaats] , eiser,
gemachtigde: mr. W.R. Aerts, advocaat te Vlissingen,
en

Het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 24 april 2019 (primair besluit) heeft Orionis de aanvraag van eiser om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet buiten behandeling gesteld.
In het besluit van 19 juli 2019 (bestreden besluit) heeft Orionis het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Orionis heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben daarna aanvullende stukken ingediend en zijn akkoord gegaan met een schriftelijke afdoening van de zaak.

Overwegingen

1. De volgende feiten staan tussen partijen als niet dan wel onvoldoende weersproken vast.
1.1
Op 15 februari 2019 heeft eiser zich bij Orionis gemeld voor de aanvraag van een bijstandsuitkering.
1.2.
In een brief van 9 april 2019 heeft Orionis eiser om aanvullende gegevens gevraagd, waaronder bankafschriften van alle op zijn naam staande bankrekeningen over de periode van 15 november 2018 tot en met 18 april 2019. Eiser diende deze bankafschriften uiterlijk op 19 april 2019 aan te leveren of, als aanlevering per mail niet mogelijk was, mee te nemen naar het intakegesprek op 23 april 2019 om 11.00 uur. In de brief staat ook vermeld
dat eiser eraan moet denken alles vóór die datum aan Orionis toe te sturen of mee te nemen. Als de gegevens namelijk te laat, niet volledig of niet juist zijn, kan de aanvraag niet meer in behandeling worden genomen en bestaat er geen recht meer op een uitkering, aldus de brief.
1.3. Tijdens het intakegesprek op 23 april 2019 had eiser een uitdraai van bij- en afschrijvingen van zijn bankrekeningen met de nummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] meegenomen, waarop niet zichtbaar was waarvan een storting afkomstig was en waar een afschrijving naartoe ging. Op de documenten was ook geen eindsaldo zichtbaar. Orionis heeft eiser laten weten niet akkoord te kunnen gaan met deze vorm en eiser is gewezen op de mogelijkheid om direct aansluitend aan het intakegesprek op de computers in de wachtruimte de bankafschriften te downloaden en direct aan te leveren. Eiser heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
1.4.
Later die dag, 23 april 2019 om 15.53 uur, heeft eiser nog wel een e-mail aan Orionis toegezonden. Deze e-mail luidde als volgt:
“Geachte Mevrouw [naam], Op de 19e heb ik mijn bankafschriften opgestuurd, daarbij heb ik mijn uitgaven blanco gemaakt. U gaf vandaag aan dat deze niet worden geaccepteerd in deze staat. Uit mijn uitgavepatroon blijkt dat mijn uitgaven voldoen aan dat van iemand met een minimuminkomen. Het bezwaar vormt zich, omdat ik mijn oude bankafschriften heb gezien in het systeem. Deze worden dus opgeslagen in een archief, ik kan ze wel laten inzien op afspraak als vanuit uw perspectief blijkt dat mijn uitgavepatroon verschilt met dat van iemand van een minimuminkomen. Vandaag heb ik nogmaals aangegeven dat deze aanvraag zeer moeizaam verloopt, sinds 15 februari heb ik me aangemeld. Tijden het dienstverlenings-gesprek van 25-02-2019 gaf ik aan dat de WW tot 04-02-2019 loopt. Op dit moment heb ik enkele onbetaalde rekeningen. Ik wil deze kunnen betalen, maar kan dit niet voordat ik een bedrag ontvang.
Grenzen aan de inlichtingenplicht
De inlichtingenplicht gaat ver, maar er zijn grenzen.
U bent bijvoorbeeld verplicht om op verzoek uw bankafschriften te laten controleren. U mag uw uitgaven dan blanco maken. Daar heeft de gemeente niets mee te maken. U bepaalt zelf waar u uw geld aan uitgeeft. Dat wordt echter anders als uit het saldo van uw rekening blijkt dat u wel heel veel geld uitgeeft voor iemand met een minimuminkomen. In dat geval moet u
ook laten zien waar u uw geld aan uitgeeft. Doet u dat niet, dan kan het recht op bijstand niet worden vastgesteld en bent u uw uitkering kwijt.
Bron: Judex Uw recht, Uw experts
In de bijlage kunt u het totaal raadplegen van de bankafschriften 15 november 2018 tot en met 18 april 2019.”
2.
Orionis heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat eiser heeft nagelaten om binnen de geboden hersteltermijn de door Orionis gevraagde aanvullende gegevens in te leveren. Er is onvoldoende inzicht verstrekt in de bankrekeningen, waardoor het recht op uitkering volgens Orionis niet kan worden vastgesteld.
3. Eiser voert in beroep, voor zover van belang, aan dat hij in zijn e-mail van 23 april 2019 aangegeven heeft dat hij volledige inzage wil verstrekken. Op deze e-mail heeft hij geen reactie ontvangen, zijn aanbod is niet ingewilligd. Eén dag later ontvangt hij een brief dat de aanvraag niet in behandeling zal worden genomen. Eiser vindt dat niet terecht.
Ook vindt eiser het niet terecht dat Orionis bankafschriften over de periode vanaf
15 november 2018 bij hem heeft opgevraagd. Hij is van mening dat Orionis slechts gerechtigd was zijn bankafschriften op te vragen over de periode van drie maanden vóór zijn aanvraag, dat wil zeggen vanaf januari 2019, aldus eiser.
4. Artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
(..)
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
5. In dit geschil gaat het om de vraag of het college de aanvraag van eiser met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb buiten behandeling heeft kunnen stellen.
5.1
Die vraag wordt bevestigend beantwoord. Orionis wenste van eiser uiterlijk op
23 april 2019 originele bankafschriften te ontvangen, waarbij naam, IBAN en eindsaldo per periode zichtbaar waren. Eiser is toegestaan uitgaven weg te strepen, maar inkomsten dienden zichtbaar te zijn. Naar het oordeel van de rechtbank mocht Orionis in het kader van de aanvraag om een bijstandsuitkering van eiser deze gegevens verlangen. Die gegevens waren immers noodzakelijk om inzicht te verkrijgen in de financiële situatie van eiser en daarmee ook voor de beoordeling van zijn recht op bijstand. De rechtbank verwijst in dat verband naar vaste rechtspraak van de hoogste rechter in bijstandszaken, de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 19 januari 2010, ECLI:NL:CRVB:2010: BL0348).
5.2
Vast staat dat eiser niet binnen de gegeven hersteltermijn volledig heeft voldaan aan genoemd verzoek van Orionis. Weliswaar heeft eiser later op dezelfde dag (23 april 2019) Orionis per mail gegevens gestuurd waarop het saldo van de bij- en afschrijvingen over de periode 15 november 2018 tot en met 18 april 2019 zichtbaar was, maar originele bankafschriften zoals hierboven in onderdeel 5.1 bedoeld heeft hij die dag (nog steeds) niet overgelegd. Eisers aanbod in de betreffende mail om de bankafschriften door Orionis op afspraak te laten inzien, is ontoereikend. Orionis hoefde naar het oordeel van de rechtbank niet op dat aanbod in te gaan. Eiser had er immers voor moeten zorgen dat hij de bedoelde ontbrekende bankafschriften diezelfde dag nog per mail aan Orionis had toegezonden of deze diezelfde dag nog ter inzage aan Orionis had laten zien. Gesteld noch gebleken is dat hij daartoe niet in staat was.
5.3
Verder is de rechtbank van oordeel dat Orionis terecht de bankafschriften over de periode vanaf 15 november 2018 bij eiser heeft opgevraagd. Vast staat dat eiser zich op
15 februari 2019 bij Orionis heeft gemeld voor een bijstandsuitkering (zie processtuk B2) en dat hij op het aanvraagformulier heeft verzocht de uitkering ook op die datum (15 februari 2019) in te laten gaan (processtuk B5). Uitgaande van de gebruikelijk 3 maanden terugwerkende kracht om bij een aanvrager van een bijstandsuitkering gegevens op te vragen, is Orionis dan ook terecht op 15 november 2018 uit gekomen.
6. De conclusie van het bovenstaande is dat het beroep ongegrond zal worden verklaard. Wat eiser overigens nog in zijn beroepschrift heeft aangevoerd, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel en behoeft geen verdere bespreking. Voor een proceskostenveroordeling is geen reden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, in aanwezigheid vanW.J. Steenbergen, griffier, op 19 juni 2020 en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

griffier* rechter
*De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.