In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout. De eiser, wonende op een aangrenzend perceel, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het college om een omgevingsvergunning te verlenen aan vergunninghoudster voor de verbouwing van een voormalige slachterij naar een woning. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 25 juli 2019, waarin de vergunning werd verleend, en het college heeft in het bestreden besluit van 19 december 2019 het bezwaar ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 2 juni 2020 zijn de standpunten van beide partijen besproken. Eiser heeft aangevoerd dat de bouw van de woning op de erfgrens ernstige overlast zal veroorzaken en zijn privacy zal aantasten. Hij betwist niet dat het bouwplan voldoet aan het bestemmingsplan en de bouwvoorschriften, maar vindt dat zijn belangen in de beoordeling meegewogen moeten worden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bezwaren van eiser geen rol kunnen spelen bij de beoordeling van de aanvraag, omdat het college geen ruimte heeft om belangen van derden mee te wegen als het bouwplan voldoet aan de geldende regels. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat de vergunning terecht is verleend op basis van de geldende wet- en regelgeving.