4.3Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
In de nacht van 1 januari 2019 vonden er in Vlissingen twee verkeersongevallen in korte tijd na elkaar plaats. In de Sottegemstraat werden omstreeks 03.27 uur een zwaar beschadigde fiets en in de buurt daarvan een zwaargewonde jongeman aangetroffen. De fietser, [slachtoffer] , is later die dag ten gevolge van het bij het ongeval opgelopen letsel overleden. In de Burgemeester van Woelderenlaan werd om 03.28 uur een personenauto aangetroffen die van de weg af was geraakt, over de kop was geslagen en op het dak in de bosschages tot stilstand was gekomen. Vlak bij de gecrashte personenauto werd verdachte door de politie ernstig gewond aangetroffen.
Was verdachte in de nacht van 1 januari 2019 de bestuurder van de in de strafzaak betrokken Honda Accord Type-S?
Op dinsdag 1 januari 2019 omstreeks 03:27 uur hoorden verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] collega’s doorgeven dat zij een personenauto met forse snelheid over de Sottegemstraat in Vlissingen zagen rijden, waarbij deze personenauto de Koudekerkseweg op reed, gaande in de richting van de Spuikomweg. Hierop volgend hoorden zij dat deze collega’s doorgaven dat zij de personenauto niet meer in het zicht hadden. Daarna hoorden zij dat collega’s een auto met forse snelheid zagen rijden over de Burgemeester van Woelderenlaan, gaande in de richting van de Leeuwentrap. Omstreeks 03:30 uur kwamen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatse bij de rotonde op de Burgemeester van Woelderenlaan en de Bachlaan. Zij zagen in de bosschages aan de linkerzijde van de weg een personenauto ondersteboven liggen. Zij zagen dat het riet en de begroeiing tussen de weg en de personenauto waren beschadigd. Ook de personenauto was fors beschadigd. Er waren geen personen in de auto aanwezig. Verbalisant [verbalisant 1] rook een lucht die rook naar alcohol c.q. bier. Op ongeveer een afstand van 10 tot 15 meter van de personenauto lag een man in de bosschages. De man had een grauwe huidskleur en lag op zijn linkerzij op de grond. Zijn rechteronderbeen lag in een zeer onnatuurlijke houding. De man had meerdere schaaf- en open verwondingen op zijn lichaam. De man reageerde op het aanspreken door een verbalisant. De verbalisanten hebben hem meerdere malen in de Nederlandse en Engelse taal gevraagd of hij alleen in de personenauto zat of dat er een vriend bij was of dat er nog andere mensen waren. Verbalisant [verbalisant 2] hoorde hem in de Engelse taal zeggen: ‘No friend.’ Verbalisant [verbalisant 1] zag een groen-gekleurde verpakking in de personenauto liggen. Hierop stond onder andere het woord ‘bier’ en ‘4,8 procent’. Het betrof een lege plastic verpakking/wikkel van een six-pack bier. Hierna is met een warmtebeeldcamera de omgeving afgezocht op zoek naar andere betrokken personen dan wel inzittenden. Vanwege de verwondingen is er geen ademtest van de man afgenomen. De auto betrof een Honda Accord, Type-S, kleur grijs, met in Groot-Brittannië afgegeven kenteken [kenteken] .In de directe, maar ook in de ruimere omgeving van de auto is uitgebreid gezocht en niemand aangetroffen. Bij de EHBO, de dokterspost en het ziekenhuis is rond die tijd of redelijke tijd daarna niemand binnen gebracht die betrokken was bij een auto-ongeval.
Langs de door de verbalisanten door Vlissingen gereden route werd op zoek gegaan naar
camerabeelden. Op het adres [adres 2] in Vlissingen zagen zij diverse camera’s aan de voorgevel hangen die (deels) gericht waren op de openbare weg. De bewoner van voornoemd adres liet vervolgens desgevraagd camerabeelden zien van een viertal camera’s, gericht naar de openbare weg.Er zijn verschillende personen te zien op de beelden van camera 1, waaronder een persoon met pet die vanaf de achterzijde van een woning aan de [straatnaam] naar een auto loopt (3.15.07 uur). Vervolgens loopt deze persoon weer terug naar de woning (3.18.49 uur). Daarna loopt hij weer naar de auto, opent het rechterportier en stapt in (3.20.39 uur). De auto draait weg, rijdt vooruit en achteruit en blijft in geparkeerde positie staan (3.20.57 uur). De persoon met het petje stapt uit, rent weg en de verlichting blijft branden (3.21.37 uur). De persoon komt terug, loopt naar de linkerzijde van de auto, keert gelijk terug naar de rechterzijde en stapt in (3.23.51 uur). De auto rijdt behoorlijk vlot weg in de richting van de Salvador Dalistraat, zonder te stoppen (3.24.12 uur). Er zijn op de beelden geen bewegingen rondom de personenauto waargenomen, waaruit blijkt dat er twee personen in die personenauto ingestapt zouden zijn.Op de beelden van camera 4 is te zien dat om 3.21.52 uur een persoon met petje vanuit de richting Minister Lelystraat komt en de Salvador Dalistraat oversteekt. Deze persoon wordt gevolgd door een persoon met een witte trui en een langere persoon.
Getuige [getuige 1] verklaarde dat hij op 31 december 2018 thuis was aan de [straatnaam] in Vlissingen. Hij was daar samen met zijn broer en verdachte. Verdachte is die nacht weggereden met de auto.Bij het tonen van de camerabeelden van 3.18.49 uur tot 3.18.51 uur herkende hij de persoon met de witte trui die te zien is bij de man met het petje als zijn broer. De personen die om 3.21.33 langs het busje lopen zijn hij en zijn broer.Hij denkt dat hij de wat langere man is die op de beelden te zien is om 03.23.47. De auto op de getoonde beelden is de auto van verdachte.
Getuige [getuige 2] verklaarde dat hij die oudejaarsavond bij zijn broer heeft doorgebracht samen met verdachte. Ze zijn die nacht naar buiten gegaan. Toen hij met zijn broer weer naar binnen ging, was verdachte weg. Bij het tonen van afdrukken van enkele van de camerabeelden herkende hij zichzelf aan zijn sweatshirt.
Aan de werkgever van verdachte, [naam 1] , werden een aantal beelden getoond, afkomstig van de beveiligingscamera die zicht biedt op de achterzijde van het pand [adres 3] in Vlissingen. Hij herkende de man met het petje die naar de auto loopt en daarmee wegrijdt als verdachte.
Bij nader onderzoek van de camerabeelden die vanaf de woning aan de Salvador Dalistraat in Vlissingen zijn opgenomen, bleek op die beelden te zien dat de persoon die het petje draagt, op badslippers gelijkend schoeisel en lichtkleurige sokken draagt. Op de foto’s waarop te zien is hoe verbalisanten verdachte hebben aangetroffen op de Burgemeester van Woelderenlaan is te zien dat verdachte op die foto’s geen schoeisel draagt en dat hij lichtkleurige sokken draagt. Voorin de passagiersruimte van de auto lagen twee badslippers. Wat betreft de vindplaats van die slippers is van belang dat betreffend ongevalsvoertuig ten tijde van het ongeval over de kop is geslagen en ondersteboven op c.q. bij de plaats van het ongeval is aangetroffen. Daarom kan het zijn dat de slippers zich kort vóór c.q. ten tijde van het ongeval in dat voertuig op een andere plaats hebben bevonden dan op de plaats waar die slippers zijn aangetroffen. Op de beschreven camerabeelden is te zien dat de man met het petje, die op slippers gelijkend schoeisel draagt, via het rechtervoorportier in de rechtsgestuurde auto instapt en wegrijdt. Zoals hiervoor omschreven is verdachte zonder schoeisel en met lichtkleurige sokken aan zijn voeten aangetroffen op de ongevalslocatie aan de Burgemeester van Woelderenlaan.
Verdachte heeft op 7 januari 2019 bij de politie verklaard dat er die nacht iemand anders met zijn auto reed. Deze man heeft een proefrit met de auto gemaakt, waarbij verdachte naast hem zat op de passagiersstoel. Op 7 oktober 2019 verklaarde verdachte bij de politie dat de andere man die de betreffende nacht in zijn auto reed gelijktijdig met hem in de auto is gestapt. Aan verdachte werden de beelden voorgehouden van de [adres 2] in Vlissingen, waarop te zien is dat er maar één persoon instapt in plaats van twee. Vervolgens verklaarde verdachte dat de man in de buurt van het huis is ingestapt.
De rechtbank stelt vast dat op de camerabeelden van het pand aan de [adres 2] in Vlissingen te zien is dat een man met petje aan de rechterkant in een auto stapt en wegrijdt. Op deze beelden zijn nog twee andere mannen te zien. De getuigen [getuigen 1 en 2] hebben zichzelf als deze twee mannen herkend en verklaarden daarnaast die nacht met verdachte te zijn geweest, waarna verdachte volgens [getuige 1] is weggereden met de auto. De man met het petje op de beelden is door de werkgever van verdachte stellig herkend als verdachte. Op de beelden is verder te zien dat de man met het petje die instapt, op badslippers gelijkend schoeisel draagt en lichtkleurige sokken. Verdachte is later bij zijn auto aangetroffen zonder schoeisel en met lichtkleurige sokken. In de auto lagen badslippers. Gelet op het voorgaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte de persoon met het petje is die op de camerabeelden te zien is, terwijl hij instapt in zijn auto en daarmee om 3.24 uur wegrijdt.
Verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd, maar geen van zijn verklaringen vindt steun in het dossier. Er zijn geen aanwijzingen dat iemand anders dan verdachte die nacht als bestuurder of passagier in de auto van verdachte is ingestapt. Het geschetste alternatieve scenario vindt geen steun in de camerabeelden en de overige afgelegde verklaringen en is daarmee naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aannemelijk geworden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte in de nacht van 1 januari 2019 de bestuurder was van de in de strafzaak betrokken Honda Accord Type-S.
Was de door verdachte in de nacht van 1 januari 2019 bestuurde Honda betrokken bij het ongeval op de Sottegemstraat?
- glasonderzoek
Tijdens het onderzoek in deze zaak zijn diverse glassporen gevonden op de jas van het slachtoffer en op de plaats van het ongeval in de Sottegemstraat. De glassporen op de jas van het slachtoffer zijn veiliggesteld en voorzien van SIN AAJF0786NL.Op de plaats delict werden sporen veiliggesteld en voorzien van SIN AAMD3457NL, AAMD3460NL en AAMD3459NL.Van de Honda werd van onder meer de voorruit en het rechter mistlicht referentieglas veiliggesteld en voorzien van SIN AAMD2751NL, AAMD2752NL en AAMD2769NL.
Door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) zijn de glassporen aangetroffen op de plaats delict in de Sottegemstraat en op de jas van het slachtoffer vergeleken met het referentieglas van de Honda die werd aangetroffen op de Burgemeester van Woelderenlaan. Voor dit onderzoek werden twee hypotheses opgesteld:
Hypothese 1: Eén of meer van de onderzochte glassporen aangetroffen op de plaats aanrijding en op de jas van het slachtoffer zijn afkomstig van gebroken glas van de auto.
Hypothese 2: Alle onderzochte glassporen aangetroffen op de plaats aanrijding en op de jas van het slachtoffer zijn afkomstig van (een) willekeurig andere ruit(en) of glazen object(en).
Van een selectie van 30 glassporen werd de elementsamenstelling bepaald en vergeleken met die van het referentieglas. Van de glassporen waren er 11 niet te onderscheiden van het glas van de voorruit en 17 niet te onderscheiden van het glas van het rechter mistlicht van de Honda. Vervolgens is de bewijskracht van dit resultaat bepaald. Een overeenkomst van de elementsamenstelling van glasdeeltjes brengt in beginsel een bepaalde bewijskracht met zich. In deze zaak zag de deskundige drie aanvullende factoren die van belang zijn voor deze bewijskracht. Ten eerste zorgde het feit dat er overeenkomsten zijn gevonden tussen de glassporen en twee soorten referentieglas (de voorruit
enhet rechter mistlicht) voor een verhoging van de bewijskracht, al is deze verhoging gematigd omdat beide soorten referentieglas van dezelfde auto afkomstig zijn. Ten tweede werd de bewijskracht verlaagd door het feit dat er vier verschillende glasbronnen zijn vastgesteld in het onderzoek, wat de kans op een toevallige overeenkomst verhoogt. Ten derde merkte de deskundige op dat voor het type glas van het rechter mistlicht van de auto (boriumsilicaatglas) geen glasdatabank beschikbaar is waarmee de bewijskracht kan worden bepaald. De deskundige verwachtte echter dat dit type glas min of meer dezelfde bewijskracht zou opleveren als het andere gevonden type glas (vlakglas), waar wel een databank voor beschikbaar is. Alles overwegende concludeerde de deskundige dat de bevindingen van het onderzoek
zeer veel waarschijnlijkerzijn wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is.
De verdediging heeft ter terechtzitting verweer gevoerd op de resultaten van het glasonderzoek. De raadsman betoogt ten eerste dat de alternatieve populatie in hypothese 2
(“(een) willekeurig andere ruit(en) of glazen object(en)”) te breed is gekozen, waardoor de bewijskracht ten onrechte is vergroot. Ten tweede zouden er te veel onzekere factoren zitten in de bepaling van de bewijskracht van het boriumsilicaatglas.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. De deskundige heeft in de schriftelijke beantwoording van de door de verdediging schriftelijk gestelde vragen nader toegelicht hoe tot de uiteindelijke bewijskracht is gekomen. Uit deze antwoorden blijkt dat de bewijskracht uit twee delen is opgebouwd. Eerst is de bewijskracht bepaald van de glasdeeltjes die overeenkwamen met het glas van de voorruit (vlakglas). Hierbij is als alternatieve populatie gekozen voor
“(een) willekeurig andere ruit(en)”, een populatie die volgens de deskundige over het algemeen de meest representatieve is voor glas van auto’s. Vervolgens is de bewijskracht bepaald van de glasdeeltjes die overeenkwamen met het glas van het mistlicht (boriumsilicaatglas). Omdat dit type glas geen vlakglas betreft, wordt nu een andere alternatieve populatie gebruikt:
“glazen object(en)”.Van dit type glas is geen databank beschikbaar, dus heeft de deskundige een inschatting van de bewijskracht gemaakt op basis van zijn kennis over onder meer het productieproces van glas en de variaties die daarbij optreden. De twee bewijskrachten (van het vlakglas en het boriumsilicaatglas) zijn vervolgens met elkaar gecombineerd om te komen tot een overkoepelende bewijskracht. Hierbij is rekening gehouden met een aannemelijke - maar niet precies te bepalen - afhankelijkheid tussen de twee soorten glas van de auto door de vermenigvuldiging met een factor 1.000 te matigen. De uiteindelijke bewijskracht werd ook nog gecorrigeerd voor de vier aangetroffen glasbronnen.Naar het oordeel van de rechtbank is daarom voldoende rekening gehouden met de onzekere factoren. Alles overziend acht de rechtbank de bepaling van de bewijskracht door de deskundige inzichtelijk en betrouwbaar.
- sporenonderzoek
Er is forensisch sporenonderzoek verricht aan de voorbumper en de kentekenplaat van de Honda, de herenfiets van het slachtoffer en enkele losse onderdelen van beide voertuigen. Hierbij werd vastgesteld dat zich ter hoogte van het rechtermistlicht van de Honda een zwarte rubber aftekening had gevormd, dat een verloop had naar de rechterzijkant van de Honda. Deze sporen kunnen passend zijn bij contact met de band van het achterwiel van de fiets. Tussen de kentekenplaat en het rechtermistlicht van de Honda waren recente krassporen gevormd. Het patroon van deze recente krassporen was passend bij de vorm van het spatbord van de fiets. Op de rechterzijde van de kentekenplaat en op de binnenzijde van het luchtrooster van de Honda had zich een recent profiel afgetekend. Deze profielaftekening kwam overeen met het profiel van de wang van de band van het
achterwiel van de fiets. Aan de binnenkant van de voorbumper waren op twee plaatsen recente verstoringen zichtbaar, boven de beide mistlichten. Een van deze locaties correspondeerde aan de voorzijde met de bandaftekening. Deze verstoring is passend bij botsen op een voorwerp, waarbij de bumper tegen de dwarsbalk wordt gedrukt.
Op de wang van de achterband van de fiets waren recent gevormde slijtplekken te zien. Deze slijtplekken kunnen passend zijn bij contact tussen de fiets en de Honda.
De deformatieschade aan de achterzijde van de fiets is passend bij een aanrijding van achteren.
-bevindingen verbalisanten
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] reden op 1 januari 2019 omstreeks 03.25 uur door Vlissingen. Zij zagen een vermoedelijk donkere personenauto rijden. Verbalisanten reden op dat moment naar schatting zo’n honderd meter achter de personenauto en zagen dat de personenauto zijn snelheid verhoogde en hard van hen wegreed. De voor hen rijdende personenauto reed rechtsaf de Sottegemstraat in. Zij zijn versneld doorgereden richting de Sottegemstraat en zagen op dat moment de personenauto al aan het einde van de Sottegemstraat linksaf de Kouderkerkseweg inslaan. Verbalisanten hebben door de grote afstand op dat moment, naar hun schatting ruim tweehonderd meter, nooit goed zicht gekregen op de personenauto en konden dus geen kenteken van de personenauto noteren. Zij zijn versneld over de Sottegemstraat in de richting van de Koudekerksweg gereden en zagen ter hoogte van de huisartsenpost van het ADRZ-ziekenhuis, gelegen aan de Koudekerkseweg, een kapotte fiets half op de openbare weg liggen, waarvan het voorwiel was dubbel gevouwen. Verbalisanten zijn vervolgens aan het eind van de Sottegemstraat linksaf de Koudekerkseweg opgereden. Zij zagen verder geen andere personenauto’s rijden in de richting van de Badhuisstraat en de Burgemeester van Woelderenlaan. Verbalisanten hoorden niet veel later van collega’s dat ze net gepasseerd waren door een donkere auto die hen met hoge snelheid passeerde in de richting van de rotonde van de Burgemeester van Woelderenlaan. Verbalisant [verbalisant 5] gaf aan dat het waarschijnlijk om dezelfde personenauto ging, omdat deze hen met zeer hoge snelheid passeerde. Vervolgens hoorden verbalisanten dat op de tweede rotonde ter hoogte van de Bachlaan een auto gecrasht was.
Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] reden op 1 januari 2019 omstreeks 03.25 uur door Vlissingen. Op dat moment hoorden zij een melding dat een ander politievoertuig in een achtervolging zat op de Koudekerkseweg te Vlissingen en richting bioscoop ging. Kort hierna hoorden zij dat men het voertuig uit het zicht was verloren. Hierop zijn zij vanaf de
President Rooseveltlaan linksaf de Burgemeester van Woelderenlaan ingereden. Na
ongeveer honderd meter op de Van Woelderenlaan zagen zij twee koplampen van een voertuig hen tegemoet komen. Zij kregen de indruk dat dit voertuig hard reed en dachten
daardoor dat dit mogelijk het voertuig betrof waar de collega’s achteraan hadden gezeten. Hierop heeft verbalisant [verbalisant 5] de blauwe zwaailichten aangezet in een poging het naderende voertuig tot stoppen te manen. Verbalisant [verbalisant 6] heeft het dienstvoertuig schuin op de linker rijbaan geplaatst, eveneens om te trachten de naderende bestuurder tot stoppen te dwingen. Het voertuig schoot echter zonder vaart te minderen rechts langs hen en reed verder in de richting van de President Rooseveltlaan. In het voorbijrijden konden zij zien dat het voertuig een witte kentekenplaat met zwarte letters aan de voorzijde had. Zij kregen de indruk dat het een Engelse kentekenplaat was. Zij zagen dat de kentekenplaat aan de voorzijde schuin hing alsof deze half los zat. Zij hebben vervolgens het dienstvoertuig gedraaid en zijn achter betreffend voertuig aangereden. Zij zagen nog de achterlichten van betreffend voertuig en zagen dat deze rechtdoor de President Rooseveltlaan over was gereden en verder reed over de Burgemeester van Woelderenlaan, gaande in de richting van de rotonde bij de Sloeweg. Op de rotonde bij de Sloeweg zagen zij dat het voertuig rechtdoor was gereden. Hij reed met hoge snelheid. Op het moment dat zij bij de rotonde bij de Sloeweg kwamen en rechtdoor reden, zagen zij al geen voertuig meer rijden. Zij zijn rechtdoor de rotonde over gestoken en reden verder de Burgemeester Van Woelderenlaan op. Ze zijn vervolgens teruggereden. Toen zij weer bij de rotonde met de Bachlaan kwamen, zagen zij in de bossen naast de Burgemeester van Woelderenlaan een personenauto op zijn kop liggen, met nabij het voertuig een Engelse kentekenplaat. Verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] hadden het vermoeden dat dit het voertuig betrof zoals hiervoor omschreven.
- camerabeelden
Camerabeelden van het [naam 3] in Vlissingen boden zicht op de
Sottegemstraat. Op deze beelden is om 03.24.23 uur een lichtbundel van een fietser te zien, die over de Sottegemstraat fietste gaande in de richting van de Koudekerkseweg.
Om 03.24.27 uur is een personenauto te zien, die met hoge snelheid over de Sottegemstraat reed gaande in de richting van de Koudekerkseweg. Om 03.24.29 uur heeft de personenauto de fietser ingehaald en vanaf dit moment is de fietser niet meer te zien op de beelden.
Om 03.24.41 uur is een personenauto te zien die over de Sottegemstraat reed, op het kruispunt met de Koudekerkseweg even stil stond en vervolgens linksaf sloeg in de richting van de Badhuisstraat. Om 03.35.12 uur reed een voertuig met zwaailichten over de Koudekerkseweg gaande in de richting van de Badhuisstraat, die linksaf de Sottegemstraat in sloeg. Dit voertuig stopte ter hoogte van de positie waar de fietser voor het laatst werd gezien op de beelden. Tussen 03.25.57 uur en 03.35.12 uur zijn op beeld geen voertuigen waargenomen die over de Sottegemstraat zijn gereden.
- concluderende overwegingen
De rechtbank stelt vast dat de resultaten van het glasonderzoek zeer veel waarschijnlijker zijn als één of meer van de glassporen aangetroffen op de Sottegemstraat en op de jas van het slachtoffer afkomstig zijn van het gebroken glas van de door verdachte bestuurde Honda dan als deze glassporen afkomstig zijn van (een) willekeurig andere ruit(en) of glazen object(en). ‘Zeer veel waarschijnlijker’ betreft de op één na hoogste waarschijnlijkheidsterm die het NFI hanteert en komt overeen met een numerieke bewijskracht van 10.000 tot 1 miljoen. De rechtbank hecht dan ook veel waarde aan de resultaten van dit onderzoek. Zij combineert deze resultaten met de overige bevindingen in het dossier en concludeert dat de overeenkomende glassporen afkomstig zijn van de Honda. Deze conclusie wordt ondersteund door de uitkomsten van het forensisch sporenonderzoek aan de fiets en de auto. Bovendien hebben verbalisanten, in de achtervolging van een op hoge snelheid rijdende auto, deze auto de Sottegemstraat in zien rijden en zijn er geen andere voertuigen in dit tijdsbestek daar waargenomen. Ook op de door het ziekenhuis beschikbaar gestelde camerabeelden van de Sottegemstraat zijn geen andere voertuigen waargenomen dan de fietser, de op hoge snelheid rijdende auto waarna de fietser verdwijnt, en daarachter het dienstvoertuig. De verbalisanten in dit dienstvoertuig zagen daarbij in de Sottegemstraat een kapotte fiets half op de openbare weg liggen, waarvan het voorwiel was dubbel gevouwen. Vervolgens zijn andere verbalisanten in de achtervolging van een op hoge snelheid rijdende auto gegaan, waarbij zij zagen dat de auto een half loshangende Engelse kentekenplaat had. Vlak daarna werd de Honda van verdachte met Engelse kentekenplaat aangetroffen in de berm van de Burgemeester van Woelderenlaan. Gelet op het voorgaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat het de auto van verdachte is geweest die op de Sottegemstraat in botsing is gekomen met de fietser.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de door verdachte in de nacht van 1 januari 2019 bestuurde Honda betrokken was bij het ongeval op de Sottegemstraat.
feiten 1 en 2
Omstreeks 03.38 uur kwam via de portofoon bij verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] de melding dat er een fietser aangetroffen was op de Sottegemstraat in Vlissingen en dat deze buiten kennis zou zijn. De fietser was gewond en de ambulance zou onderweg zijn. De verbalisanten zijn vervolgens naar de Sottegemstraat gegaan. Er stond een ambulance. Aan de linkerzijde van de ambulance lag een fiets op de straat. Het frame van deze fiets was flink beschadigd. De ambulancemedewerkers waren bezig met het verlenen van eerste hulp aan een slachtoffer dat op de grond lag. Het slachtoffer bloedde uit zijn mond en oor en was ernstig gewond aan zijn zijde. Er lag bloed op de grond naast het slachtoffer. Het slachtoffer maakte een snurkend geluid. In de kleding van het slachtoffer zat een portemonnee. In deze portemonnee zat een rijbewijs, waarmee het slachtoffer kon worden geïdentificeerd als [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 1994 in [plaats] .
Het slachtoffer lag tussen een witte bestelbus en een personenauto in. De kentekenplaat van de bestelbus was verbogen. Op de motorkap zaten een deuk, een kras aan de rechterzijde en een diepe kras aan de linkerzijde, die kennelijk nog maar kort op de motorkap aanwezig waren. Onder een personenauto lag een fietszadel. Gezien de brokstukken her en der verspreid over de Sottegemstraat, de wijze waarop de brokstukken verspreid lagen met hiertussen een aanzienlijke afstand en de schade aan de herenfiets die voor de bestelbus lag, werd de kans groot geacht dat het slachtoffer met hoge snelheid en met een groter voertuig dan hijzelf aangereden was, waarna hij in hulpeloze toestand op de openbare weg achtergelaten werd.De herenfiets had ten gevolge van de aanrijding aan de achterzijde schade opgelopen.
Het letsel van het slachtoffer bestond uit borstkasletsel en een gebroken dijbeen. Het longweefsel vertoonde forse kneuzingen. Er bleek sprake van bloedingen ten gevolge
van optredende stollingsstoornissen. Het slachtoffer is ondank het medisch ingrijpen, de toediening van bloed en stollingsfactoren, vocht en adrenaline, in shock gebleven en met een hele lage zuurstofverzadiging overleden om 11.26 uur.
De Sottegemstraat maakt deelt uit van een 30 km/h-zone. De maximumsnelheid voor bestuurders van motorvoertuigen bedroeg dus 30 kilometer per uur. Ten tijde van het onderzoek ter plaatse werd vastgesteld dat het wegdek van de Sottegemstraat verhard was en op vuurwerkresten na nagenoeg schoon en droog was. Tijdens het onderzoek ter plaatse was het helder en droog weer. Er waren geen redenen om aan te nemen dat de omstandigheden met betrekking tot het weer tijdens het ongeval anders zouden zijn geweest.De wegsituatie en het zicht op de Sottegemstraat waren duidelijk en overzichtelijk. De Sottegemstraat was voorzien van openbare straatverlichting.
Tijdens het gehele onderzoek bleek uit niets dat een ander dan de in het onderzoek genoemde betrokkenen het ongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zou kunnen hebben.
Tijdens het voertuigonderzoek werden voor zover mogelijk, waarneembaar en gerelateerd aan dit ongeval, geen gebreken c.q. omstandigheden geconstateerd die het ongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zouden kunnen hebben. Tijdens het omgevingsonderzoek werden ten aanzien van de weg, het wegdek, de ter plaatse geldende verkeersmaatregelen en de wegbeheerder, geen omstandigheden geconstateerd die het ongeval veroorzaakt of mede veroorzaakt zouden kunnen hebben. Tot de volgende vermoedelijke toedracht kon worden geconcludeerd. De bestuurder van de Honda is de Sottegemstraat ingereden. Ter hoogte van het [naam 3] fietste een fietser over de Sottegemstraat, gaande in de richting van de Koudekerkseweg. Ter hoogte van de Duijvendrechtstraat botste de Honda met de voorzijde tegen de achterzijde van de fietser. Door de botsing tegen het achterwiel raakte het achterwiel gedeformeerd en liep het wiel vast in de achtervork. De fietser belandde vervolgens op de voorruit van de Honda, waarbij de voorruit verbrijzelde en glaspartikels op de jas van het slachtoffer belandden. Hierna belandde de fietser rechts van de weg op een parkeerstrook in de eindpositie. De fiets werd door de botsing weggeworpen tegen een geparkeerd voertuig, waarbij deformatie en krasschade ontstond op de motorkap. Hierna belandde de fiets in de eindpositie voorbij het geparkeerde voertuig. De Honda verliet de plaats van het ongeval.Bij het later aantreffen van verdachte waren zijn ogen bloeddoorlopen. Zijn adem rook naar het inwendig gebruik van alcoholische drank.
Op de camerabeelden van het ziekenhuis is op 1 januari 2019 om 03.24.27 uur een auto zichtbaar die over de Sottegemstraat rijdt. Zoals hiervoor is overwogen, stelt de rechtbank vast dat deze auto de Honda Accord van verdachte betreft. Het NFI heeft onderzoek gedaan naar de snelheid van de auto. Er zijn twee stilstaande beelden geselecteerd, waartussen de auto enige afstand heeft afgelegd. De verstreken tijd tussen deze beelden is vastgesteld met een kalibratieklok. De afstand die het voertuig tussen de twee beelden heeft afgelegd is vastgesteld door middel van een nagebootste 3D-omgeving, waarin een 3D-model van de auto ‘geplaatst’ werd. Op basis van deze informatie kon de ruwe snelheid berekend worden. Door het ter plaatse uitvoeren van referentieritten met een vergelijkbare auto werden de ‘systematische fout’ en de onzekerheid van deze ruwe snelheid bepaald. Met inachtneming van deze factoren werd geconcludeerd dat de auto over een traject van ongeveer 8 meter op de Sottegemstraat met een gemiddelde snelheid van 92 kilometer per uur reed, waarbij de grenzen van het 95%-kansinterval bij 88 en 97 kilometer per uur liggen.Gezien het relatief symmetrische en kleine kansinterval gaat de rechtbank er verder van uit dat de gemiddelde snelheid van de auto over dit traject 92 kilometer per uur bedroeg.
De verzekering van de Honda met kenteken [kenteken] liep af op 11 december 2018.De Honda moest worden gekeurd voor 6 september 2019.
Uit raadpleging van ‘Google Maps’ blijkt dat de Sottegemstraat in Vlissingen een smalle weg is met veel drempels. De rechtbank merkt in dat kader op dat gelet op het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1125) mag worden aangenomen dat wanneer het gaat om uit de algemeen toegankelijke bron ‘Google Maps’ zonder noemenswaardige moeite of specialistische kennis te achterhalen gegevens, die gegevens niet bij het onderzoek ter terechtzitting ter sprake gebracht hoeven te worden. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij op 1 januari 2019 nog maar enkele dagen in zijn woning in [plaats] woonde.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte op 1 januari 2019 als bestuurder met zijn auto, een Honda Accord Type-S met kenteken [kenteken] , over de Sottegemstraat heeft gereden en daar een ongeval heeft veroorzaakt. De auto van verdachte was onverzekerd. Niet is komen vast te staan dat de auto ook ongekeurd was. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken. Uit het beeldonderzoek is gebleken dat de auto van verdachte in de Sottegemstraat met een gemiddelde snelheid heeft gereden van 92 kilometer per uur. Hoewel op basis van dit onderzoek niet kan worden vastgesteld dat verdachte ook op het moment van de aanrijding met deze specifieke snelheid heeft gereden, kan wel worden vastgesteld dat verdachte in de Sottegemstraat de ter plaatse maximaal toegestane snelheid van 30 kilometer per uur in ernstige mate, namelijk met 62 kilometer per uur, heeft overschreden. Gelet op die gemeten gemiddelde snelheid op een traject vlak voor het moment van aanrijding, stelt de rechtbank vast dat verdachte op het moment van het ongeval de snelheid in ernstige mate overtrad. Verdachte heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank met een zeer onverantwoord hoge snelheid door de Sottegemstraat gereden. Hij is daarbij de in die straat gelegen verkeersdrempels met die snelheid, in elk geval met een (aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse toegestane maximum snelheid genaderd en heeft niet of onvoldoende afgeremd, terwijl hij die verkeersdrempels over is gereden. Vervolgens is verdachte het slachtoffer, dat op de fiets in dezelfde richting voor hem reed, genaderd en heeft hem, toen die zich rechts voor verdachte bevond, niet ongehinderd zijn weg laten vervolgen. Verdachte is met de voorzijde van zijn auto tegen de achterzijde van de fiets van het slachtoffer aangereden, terwijl deze, zoals blijkt uit de camerabeelden van het ziekenhuis, verlichting voerde op zijn fiets, het wegdek ten tijde van het ongeval schoon en droog was, de straatverlichting brandde en de weg verder overzichtelijk was. Ten gevolge van deze aanrijding heeft het slachtoffer verwondingen opgelopen waaraan hij is overleden.
- Schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet
Of er sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is, te weten dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waarbij de in de tenlastelegging opgenomen gedragingen van verdachte zijn bewezen op de wijze zoals onder 4.4 is weergegeven, en als gevolg van welk verkeersongeval [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank baseert haar oordeel dat sprake is van schuld aan de zijde van verdachte aan het verkeersongeval op het volgende. Voor de beoordeling of sprake is van schuld moet de vraag worden gesteld of het gedrag van verdachte substantieel afwijkt van het gedrag van een voorzichtig verkeersdeelnemer.
Uit het forensisch onderzoek komt naar voren dat verdachte met excessieve snelheid over de Sottegemstraat heeft gereden, terwijl deze straat zich in een 30-kilometerzone bevindt. Het in zo’n ernstige mate overtreden van de maximaal toegestane snelheid als waarvan in dit geval sprake was, brengt naar het oordeel van de rechtbank grote risico’s met zich mee.
Daarbij komt dat het Nieuwjaarsnacht was. Verkeer op de weg, en bovendien kwetsbaarder verkeer dat zich op de fiets bevindt, is dan te verwachten. Het met een auto rijden op een smalle weg binnen een 30-kilometerzone met een gemiddelde snelheid van 92 kilometer per uur is dan als ronduit gevaarlijk en zeer onverantwoord te betitelen.
Hoewel niet aan verdachte ten laste gelegd, stelt de rechtbank tevens vast dat de adem van verdachte naar alcohol rook en hij bloeddoorlopen ogen had. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het gebruik van alcohol het reactievermogen afneemt en de waarneming slechter wordt. Het wordt moeilijker om op een verantwoorde wijze aan het verkeer deel te nemen en het beoordelen van situaties gaat moeilijker. Het zogenoemde tunneleffect treedt in, namelijk dat men links en rechts van de gezichtsas steeds minder waarneemt, zo blijkt uit eenvoudig en openbaar te raadplegen bronnen.
Naar het oordeel van de rechtbank past het hierboven omschreven rijgedrag in het geheel niet bij een voorzichtig verkeersdeelnemer.
Vervolgens moet de vraag gesteld worden of verdachte zich had kunnen gedragen als een voorzichtig verkeersdeelnemer. Nu niet is gebleken van acute lichamelijke of geestelijke aandoeningen, psychische stoornissen, chronische lichamelijke aandoeningen of overige omstandigheden waardoor verdachte mogelijk niet in staat zou zijn geweest zich te gedragen als een voorzichtig verkeersdeelnemer, beantwoordt de rechtbank deze vraag bevestigend.
- De mate van schuld
De mate van schuld moet, gelet op de ten laste gelegde terminologie, beoordeeld worden als in zeer hoge of aanzienlijke mate onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of onnadenkend en/of ondeskundig.
Verdachte is met een zeer onverantwoord hoge snelheid gaan rijden over een straat in een 30-kilometerzone waar ook andere (zwakkere) verkeersdeelnemers zich konden bevinden. Mede gelet op het tijdstip, omstreeks 03:24 uur tijdens Nieuwjaarsnacht, kon dat laatste ook door hem worden verwacht. Verdachte had bovendien alcohol genuttigd en bevond zich in een voor hem onbekend gebied.
De rechtbank is van oordeel dat het samenstel van gedragingen van verdachte meer dan substantieel afwijkt van het gedrag van een normale verkeersdeelnemer en dat het overige verkeer volstrekt niet bedacht is op dergelijke gedragingen. Verdachte heeft door deze gedragingen zeer onvoorzichtig en gevaarzettend gehandeld en onaanvaardbare risico’s op ernstige gevolgen in het leven heeft geroepen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door te handelen zoals hij heeft gedaan, gedrag vertoond dat de kwalificatie ‘aanzienlijke mate van schuld’ overstijgt en is sprake van in zeer hoge mate onvoorzichtig, onachtzaam, onnadenkend en ondeskundig rijgedrag.
Het rijgedrag van verdachte heeft geleid tot de aanrijding en het overlijden van het slachtoffer. Daarmee is aan het vereiste van de dubbele causaliteit voldaan.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem ten laste is gelegd onder feit 1.
De rechtbank stelt vast dat verdachte na de aanrijding de plaats van het ongeval heeft verlaten en het slachtoffer in hulpeloze toestand op de openbare weg heeft achtergelaten.
Naar het oordeel van de rechtbank moet de klap van het ongeval, gelet op het letsel van het slachtoffer, dusdanig zijn geweest dat verdachte dit moet hebben gemerkt. Ook moet verdachte de door het ongeval verbrijzelde voorruit van zijn auto hebben opgemerkt.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, nadat hij het verkeersongeval op de Sottegemstraat had veroorzaakt, de plaats van het ongeval heeft verlaten, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat er letsel en schade aan een ander was toegebracht. Hij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan hetgeen aan hem ten laste is gelegd onder feit 2.
feit 3
Omstreeks 3.29 uur kwam verbalisant [verbalisant 9] ter plaatse bij de personenauto die op zijn kop in de bosschages van de Burgemeester van Woelderenlaan lag. Voordat hij bij het verongelukte voertuig kon komen, moest hij een slootje overspringen. Bij het voertuig aangekomen zag hij dat het voertuig op zijn kop lag alsof het door de greppel gekatapulteerd was. Een meter of tien verder trof hij een man aan die kennelijk uit voornoemd voertuig geworpen was. Zijn beide benen lagen in een onnatuurlijke houding. Er is eerste hulp verleend totdat de ambulance ter plaatse was.
Getuige [getuige 3] verklaarde dat hij die nacht omstreeks 3.30 uur met zijn vrouw en hun kindje vanuit de Bachlaan in Vlissingen kwam gereden. Komende vanuit de Burgemeester van Woelderenlaan reed een personenauto al half op de verkeerde weghelft. Die auto nam de binnenbocht van de rotonde met een goede vaart. Vervolgens raakte die personenauto zo van de weg, ging over de kop en landde in de bossen. Toen de getuige naar de auto rende, zag hij niemand meer in de auto zitten. Hij zag een naar zijn gevoel levenloos persoon liggen in het gras enige meters van die auto vandaan. Als zij twee minuten eerder waren geweest, had de auto hen volledig van de weg gereden. De bestuurder van de auto reed namelijk als een gek in tegenovergestelde richting de rotonde op.
De maximumsnelheid voor bestuurders van motorvoertuigen op de Burgemeester van Woelderenlaan bedroeg 50 kilometer per uur.
Op de Burgemeester van Woelderenlaan werden over een lengte van ongeveer 430 meter voor de kruising met de Bachlaan, in de linker berm meerdere rol- en slipsporen aangetroffen. Op ongeveer 430 meter voor de kruising met de Bachlaan liep een rolspoor vanaf de linker rand van de rijbaan de linker berm in en, na ongeveer 68 meter, weer terug de rijbaan op. Op ongeveer 340 meter voor de kruising met de Bachlaan liep een rolspoor vanaf de linker rand van de rijbaan over de linker bermrand en, na ongeveer 19 meter, weer terug de rijbaan op. In dit rolspoor was een bandenprofielafdruk te zien, dat optisch
overeenkwam met het bandenprofiel van de voorbanden van de Honda. Op ongeveer 100 meter voor de kruising met de Bachlaan liepen er een aantal rolsporen vanaf de linker rand van de rijbaan de linker berm in. Het meest linker rolspoor liep door over het fietspad en vervolgens weer de berm, gelegen tussen het fietspad en de rijbaan, in. Naast het rechterrolspoor tekende zich nog een derde rolspoor af. Gezien het verloop van de hierop volgende sporen, is dit derde rolspoor van het rechterachterwiel van de Honda. In de linker berm tekenden zich vier slip/schuifsporen af in de richting van de rotonde. Deze slipsporen liepen over de zuidelijke zijde van de rotonde door tot in de zuidwestelijke berm. In de berm op de rotonde, tussen de rijbaan en het fietspad, lagen een aantal betonelementen. Hierop zaten kras- en slipsporen. Op het fietspad, zuidwestelijk van de rotonde, tekenden zich kras- en slipsporen af in de richting van de eindpositie van de Honda.
Er werd een onderzoek ingesteld naar de gereden snelheid van de door verdachte bestuurde Honda tussen het kruispunt van de Burgemeester van Woelderenlaan met de President Rooseveltlaan en een camera gelegen aan de [adres 4] . Gegevens van ‘Google Maps’, het plaatsbepalingsysteem (PBS) van de betrokken politievoertuigen, de verkeersregelinstallatie (VRI) op het kruispunt en de camerabeelden werden gecombineerd om tot een indicatieve gemiddelde snelheid van 101 kilometer per uur over een traject van 1,18 km te komen.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte op 1 januari 2019 als bestuurder met zijn auto over de Burgemeester van Woelderenlaan heeft gereden. Uit het forensisch onderzoek verkeersdelict is een gemiddelde snelheid van de door verdachte bestuurde auto op de Burgemeester van Woelderenlaan naar voren gekomen van 101 kilometer per uur. Dit betreft echter een indicatieve gemiddelde snelheid die niet door een deskundige is gevalideerd en waarbij de onzekerheden onbekend zijn. Daarom zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit gedeelte van de tenlastelegging. Wel heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank over de Burgemeester van Woelderenlaan gereden met een veel hogere snelheid dan een verantwoorde snelheid voor een veilig verkeer ter plaatse. Zoals blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] heeft verdachte daarbij een politievoertuig, dat schuin op de weg was geplaatst, ontweken. Verdachte heeft vervolgens gebruik gemaakt van de rijbaan bestemd voor het tegemoetkomend verkeer en is met hoge snelheid de rotonde op de Bachlaan genaderd. Bij het naderen van de rotonde is verdachte met zijn auto van de weg geraakt en de berm in gereden. Uit de foto’s in het dossier blijkt dat verdachte op deze manier voor de rotonde langs de berm in is geschoten. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het gedeelte in de tenlastelegging dat verdachte de rotonde linksom heeft genomen. Verdachte is vervolgens met zijn auto over de kop geslagen en in de bosschage terecht gekomen.
Verdachte heeft door zijn handelen evident gevaar op de weg veroorzaakt. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen aan hem ten laste is gelegd onder feit 3.