ECLI:NL:RBZWB:2020:2439
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen uitspraak inzake niet tijdig nemen van besluit door korpschef politie over aanvraag smartengeld
Op 5 juni 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van de korpschef van politie tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank. De eiseres had beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit over haar aanvraag tot toekenning van smartengeld op grond van artikel 54a van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp). De rechtbank had eerder op 17 december 2019 het beroep gegrond verklaard en de korpschef opgedragen binnen twee weken een besluit te nemen, met verbeurte van een dwangsom bij overschrijding van de termijn. De korpschef heeft verzet ingesteld tegen deze uitspraak, maar heeft geen verzoek gedaan om op een zitting te worden gehoord.
De rechtbank overweegt dat het verzet ongegrond is. De rechtbank heeft in de eerdere uitspraak terecht geoordeeld dat het beroep gegrond was, omdat de korpschef niet tijdig had beslist. De korpschef voerde aan dat de beslistermijn niet was verstreken, omdat er nog een tweede percentage van invaliditeit vastgesteld moest worden. De rechtbank oordeelt echter dat de korpschef zijn standpunt tijdig had moeten indienen en dat hij niet heeft voldaan aan verzoeken om stukken in te dienen. De rechtbank heeft op basis van de beschikbare stukken geoordeeld dat de beslistermijn van acht weken was overschreden.
De rechtbank wijst ook het verzoek van de korpschef om een ruimere termijn voor het nemen van een besluit af, omdat er voldoende tijd was om het onderzoek door de deskundige uit te laten voeren. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om anders te oordelen dan in de eerdere uitspraak en verklaart het verzet ongegrond. De uitspraak blijft in stand en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.