ECLI:NL:RBZWB:2020:2400

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 juni 2020
Publicatiedatum
5 juni 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4760
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking bijstandsuitkering en niet-ontvankelijkheid bezwaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 juni 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door Trion Beheer, en het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van haar bijstandsuitkering per 1 april 2019, zoals besloten in het primaire besluit van 13 juni 2019. Orionis verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk, omdat het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn was ingediend. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een telefonische zitting op 25 mei 2020, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren.

De rechtbank heeft overwogen dat de bezwaartermijn op 14 juni 2019 begon en op 26 juli 2019 eindigde. Het bezwaarschrift van eiseres werd pas op 29 juli 2019 door Orionis ontvangen. Eiseres stelde echter dat het bezwaarschrift op 22 juli 2019 was verzonden en dat er vertraging was opgetreden bij de post. De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel het bezwaarschrift na afloop van de termijn was ontvangen, het binnen een week na het verstrijken van de termijn was aangekomen. Dit betekent dat het bezwaarschrift geacht kan worden tijdig te zijn ingediend op basis van artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat Orionis niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bezwaarschrift pas na het verstrijken van de bezwaartermijn ter post is bezorgd. Daarom heeft de rechtbank het bestreden besluit vernietigd en Orionis opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens is Orionis veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.024,00. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4760 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: [naam gemachtigde] van Trion Beheer,
en

Het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 13 juni 2019 (primaire besluit) heeft Orionis de bijstand op grond van de Participatiewet van eiseres met ingang van 1 april 2019 ingetrokken.
In het besluit van 26 augustus 2019 (bestreden besluit) heeft Orionis het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken tijdens de telefonische zitting van de rechtbank op 25 mei 2020.
Hierbij waren aanwezig [naam gemachtigde2] van Trion Beheer als gemachtigde van eiseres en
mr. N.M. Feijtel als gemachtigde van Orionis.

Overwegingen

1. In het primaire besluit van 13 juni 2019 heeft Orionis de uitkering van eiseres met ingang van 1 april 2019 beëindigd (de rechtbank leest: ingetrokken) omdat eiseres volgens Orionis een inkomen boven de voor haar geldende bijstandsnorm heeft. Eiseres dient een bedrag van € 232,06 terug te betalen aan Orionis.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Het bezwaarschrift is op 29 juli 2019 door Orionis ontvangen.
In een brief van 29 juli 2019 heeft Orionis eiseres in de gelegenheid gesteld om de reden(en) aan te geven waarom het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn van zes weken is ingediend. In een brief van 6 augustus 2019 heeft eiseres hierop gereageerd.
In het bestreden besluit heeft Orionis het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn is ontvangen.
2. De door eiseres ingediende beroepsgronden richten zich deels tegen de beslissing van Orionis om de uitkering van eiseres in te trekken. De rechtbank dient zich bij de toetsing van het bestreden besluit echter te beperken tot de vraag of Orionis het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Aan een beoordeling van de inhoudelijke kant van de zaak komt de rechtbank op dit moment niet toe.
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat Orionis haar bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
In artikel 6:9, eerste lid van de Awb is bepaald dat een bezwaar- of beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
5. Namens Orionis is ter zitting verklaard dat het primaire besluit op 13 juni 2019 aan eiseres is verzonden. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb is de bezwaartermijn dan op 14 juni 2019 aangevangen. Dit betekent dat de bezwaartermijn op 26 juli 2019 afliep. Nu Orionis het bezwaarschrift van eiseres pas op 29 juli 2019 heeft ontvangen, staat vast dat het bezwaar van eiseres buiten de bezwaartermijn van zes weken is ontvangen.
6. Eiseres heeft in reactie op de vraag van Orionis waarom het bezwaarschrift buiten de wettelijke termijn is ontvangen, gesteld dat het bezwaarschrift al op 22 juli 2019 per post is verzonden. De post moet volgens eiseres zijn vertraagd.
7. Op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb is bij verzending per post een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Vast staat dat het bezwaarschrift van eiseres is ontvangen na afloop van de bezwaartermijn, maar minder dan een week na het einde van die termijn.
De rechtbank overweegt dat in geval van verzending van een bezwaarschrift via de post de bewijslast van tijdige terpostbezorging in beginsel op de afzender rust. Het bezwaarschrift van eiseres is “port betaald” verzonden zonder datumstempel. Namens Trion Beheer is aangegeven dat het een vast gebruik is dat een brief op de dagstempel ook daadwerkelijk wordt verzonden. Ter zitting is namens eiseres tevens verklaard dat Trion Beheer geen verzendadministratie bijhoudt, zodat zij haar stelling dat het bezwaarschrift op 22 juli 2019 is verzonden niet nader kan onderbouwen. Eiseres heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat de terpostbezorging van het bezwaarschrift voor het verstrijken van de bezwaartermijn heeft plaatsgevonden. .
8. Op grond van vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) kan echter worden aangenomen dat een bezwaarschrift tijdig ter post is bezorgd als het op de eerste of tweede werkdag na het einde van de bezwaartermijn is ontvangen, tenzij het tegendeel komt vast te staan (zie CRvB 31 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX6453 en CRvB 22 januari 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BY9132).
Vast staat dat de bezwaartermijn afliep op vrijdag 26 juli 2019 en dat het bezwaarschrift van eiseres op maandag 29 juli 2019 is ontvangen. Het bezwaarschrift is dus op de eerste werkdag na afloop van de bezwaartermijn door Orionis ontvangen. Nu Orionis niet aannemelijk heeft gemaakt dat het bezwaarschrift pas na het verstrijken van de bezwaartermijn ter post is bezorgd, concludeert de rechtbank dat het bezwaarschrift van eiseres tijdig ter post is bezorgd en dus op grond van artikel 6:9, tweede lid, van de Awb geacht kan worden tijdig te zijn ingediend.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard door Orionis.
9. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
Orionis zal daarom een nieuw, inhoudelijk besluit moeten nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet Orionis aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
11. De rechtbank veroordeelt Orionis in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Orionis wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.024,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor de vertegenwoordiging ter zitting, met een waarde per punt van € 512,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt Orionis op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt Orionis op het betaalde griffierecht van € 47,00 aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt Orionis in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.024,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier, op 3 juni 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.