4.3Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in het verhandelde ter zitting en onder meer het rapport van Ergatis en de medische informatie van klinisch psycholoog Berends aanleiding gezien voor het raadplegen van een deskundige.
Verzekeringsarts Klijn heeft als deskundige op 29 februari 2020 rapport uitgebracht. Hij concludeert dat, op energetische gronden, een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week aan de orde is, omdat eiser anders niet aan zijn rustbehoefte gelet op het CVS toekomt. De deskundige stelt dat het dagverhaal, dat door verschillende onderzoekers werd afgenomen, een duidelijke mate van inactiviteit laat zien evenals het bestaan van rustperioden. Onderzoeksbevindingen vermelden ook de vermoeide indruk die betrokkene maakt. De diagnose CVS werd door het kenniscentrum in Nijmegen bevestigd. Op basis van de Standaard Duurbelastbaarheid in arbeid kan volgens de deskundige niet gesteld worden dat geen medische urenbeperking aan de orde kan zijn. Dat de informatie van Berends de instandhoudende factoren niet heeft vermeld, zoals de verzekeringsarts b&b heeft gesteld, lijkt de deskundige een vanzelfsprekende zaak. De instandhoudende factor is het CVS. Hierover is nog veel onbekend, zodat specifieke instandhoudende factoren volgens de deskundige ook niet te benoemen zijn. Wanneer overigens over instandhoudende factoren wordt gesproken denkt de deskundige eerder aan factoren die niet berusten op objectief en rechtstreeks vaststelbare gevolgen van ziekte en/of gebrek en die een rol spelen in de ervaren klachten en beperkingen. Hier moet echter worden uitgegaan van een vaststaand ziektebeeld, namelijk CVS.
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich hier voor. De motivering van de deskundige is overtuigend. Het uitgebrachte rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Partijen hebben tegen dit rapport geen bezwaren aangevoerd, zodat daarin in ieder geval geen aanleiding kan worden gevonden om de conclusies van de deskundige niet te volgen.
De rechtbank gaat daarom uit van de bevindingen en conclusies van de deskundige. Gelet daarop had een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week gesteld moeten worden. Naar het oordeel van de rechtbank is dat in de FML van 1 november 2018 ten onrechte niet gebeurd en heeft de verzekeringsarts b&b onvoldoende gemotiveerd waarom hij dat heeft nagelaten. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
5.
Herstelmogelijkheid
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om het gebrek te herstellen.
Indien het UWV van die gelegenheid gebruik wenst te maken, zal het UWV de FML van
1 november 2018 dienen aan te (laten) passen, in die zin dat daarin een urenbeperking van
4 uur per dag en 20 uur per week wordt gesteld.
Vervolgens zal een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b), met inachtneming van de aangepaste FML, dienen te beoordelen welke functies ten grondslag kunnen worden gelegd aan de berekening van eisers mate van arbeidsongeschiktheid. Indien die berekening leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 80% of meer zal voorts dienen te worden beoordeeld of een IVA-uitkering aan de orde is.
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
6.
Termijn
De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op
6 weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen 3 weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
7.
Proceskosten en griffierecht
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.
Beslissing
De rechtbank:
- stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in overweging 5. van deze tussenuitspraak is overwogen;
- draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen drie weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Karsten-Badal, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2020.
Afschrift verzonden aan partijen op: