ECLI:NL:RBZWB:2020:2343

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 mei 2020
Publicatiedatum
29 mei 2020
Zaaknummer
AWB- 20_6375 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake blokkering uitkering op grond van de Participatiewet

Op 29 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een uitkeringsgerechtigde, een voorlopige voorziening heeft verzocht tegen de blokkering van haar uitkering door het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren. De blokkering was ingegaan op 22 januari 2020, naar aanleiding van een rapport van de sociale recherche van 16 januari 2020, waar verzoekster de juistheid van betwistte. Zij stelde dat het rapport onwaarheden bevatte en dat er geen sprake was van een gezamenlijke huishouding of hoofdverblijf op een ander adres.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat dit een herhaald verzoek om voorlopige voorziening betreft, aangezien er eerder op 25 februari 2020 al een uitspraak was gedaan over de blokkering van de uitkering. In die eerdere uitspraak was het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De rechter oordeelde dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangevoerd die een herbeoordeling rechtvaardigden. De argumenten die verzoekster aanvoerde, waren al bekend tijdens de bezwaarprocedure en duidden niet op ernstige onvolkomenheden in de eerdere uitspraak.

Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6375 PW VV

uitspraak van 29 mei 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [woonplaats verzoekster] , verzoekster,

gemachtigde: mr. J.E. de Glopper,
en

het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 9 april 2020 van Orionis (bestreden besluit) over de blokkering van haar uitkering op grond van de Participatiewet vanaf 1 januari 2020. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoekster ontving van Orionis een uitkering op grond van de Participatiewet. Er is een onderzoek ingesteld naar het recht op bijstand. In een besluit van 22 januari 2020 (primair besluit) is de uitkering geblokkeerd. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dat besluit, en in het kader van dat bezwaar heeft zij een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Dat verzoek is in een uitspraak van de voorzieningenrechter van 25 februari 2020, met zaaknummer BRE 20/930 PW, afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft Orionis het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Verzoekster heeft, samengevat, aangevoerd dat zij niet kan rondkomen en dat zij belang heeft bij een voorlopige voorziening. Zij betwist de juistheid van het rapport van de sociale recherche van 16 januari 2020. Dat bevat volgens haar onwaarheden en conclusies die te kort door de bocht zijn. Verzoekster trekt de objectiviteit van het rapport en van de rapporteur in twijfel Er is geen sprake van een gezamenlijke huishouding of van hoofdverblijf op een ander dan verzoeksters eigen adres.
Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht te bepalen dat aan haar een volledige uitkering dient te worden verleend.
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat sprake is van een herhaald verzoek om voorlopige voorziening. Hij heeft immers in een uitspraak van 25 februari 2020 al een voorlopig oordeel gegeven over de nu in geding zijnde blokkering.
Volgens artikel 8:85 van de Awb is de beslissing op een verzoek om een voorlopige voorziening in beginsel bedoeld om te gelden tot de uitspraak in de bodemprocedure. Een herhaald verzoek om een voorlopige voorziening kan daarom slechts voor toewijzing in aanmerking komen, indien de verzoeker een beroep doet op nieuwe feiten of omstandigheden, die toewijzing van een dergelijk verzoek kunnen rechtvaardigen. Dit is het geval indien sprake is van ernstige onvolkomenheden in de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter of van een belangrijke wijziging van de relevante feiten en omstandigheden. Dit blijkt uit vaste rechtspraak, zoals de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 december 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BY5481).
4. Verzoekster heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd. Zij heeft de onderzoeksbevindingen, en de daaraan verbonden conclusies, aangevochten, maar de rapportage van 16 januari 2020 was al bekend toen in het kader van de bezwaarprocedure om een voorlopige voorziening werd verzocht. Wat verzoekster aanvoert, duidt niet op ernstige onvolkomenheden in de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter of op een belangrijke wijziging van de relevante feiten en omstandigheden.
5. Het verzoek om voorlopige voorziening zal dan ook worden afgewezen.
6. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Oudkerk , griffier, op 29 mei 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.