ECLI:NL:RBZWB:2020:2296

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
AWB- 20_6250 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van ZW-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 mei 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens ZW-uitkering door het UWV is beëindigd per 12 maart 2020. De verzoeker, die eerder werkzaam was als verkoper, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV van 21 januari 2020, waarin werd gesteld dat hij in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Verzoeker heeft psychische klachten en stelt dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn situatie, waaronder zijn hyper-flexibiliteit en rug- en schouderklachten. Hij heeft ook aangevoerd dat er geen navraag is gedaan bij zijn huisarts en behandelaar, en dat hij recent is doorverwezen naar gespecialiseerde psychologische zorg.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen spoedeisend belang is voor het treffen van een voorlopige voorziening. Hoewel de financiële situatie van verzoeker moeilijk is, is er geen acute noodsituatie aangetoond. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker een aanvraag voor bijstandsuitkering heeft ingediend, die in behandeling is genomen, en dat er geen aanwijzingen zijn dat deze aanvraag zal worden afgewezen. Daarom is er geen reden om aan te nemen dat er sprake is van onverwijlde spoed.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, zonder behandeling ter zitting. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6250 ZW VV

uitspraak van 26 mei 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , verzoeker,

gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 21 januari 2020 (bestreden besluit) van het UWV over de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Verzoeker was voorheen werkzaam als verkoper bij Payroll Select Retail Services B.V. voor gemiddeld 34 uur per week. Hij is uitgevallen op 12 februari 2019 wegens psychische klachten. Het UWV heeft bij besluit van 13 maart 2019 aan hem een ZW-uitkering toegekend met ingang van 18 februari 2019.
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling (EZWB) is verzoeker opnieuw onderzocht door een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het UWV. Op basis van dit onderzoek heeft het UWV verzoekers ZW-uitkering bij het bestreden besluit beeïndigd per 12 maart 2020, omdat hij op 11 februari 2020 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
2. Verzoeker stelt, samengevat, dat hij ten onrechte in staat is geacht om 65% van het
maatmaninkomen te verdienen. Volgens hem is ten onrechte slechts beperkt rekening gehouden met zijn psychische klachten, en in het geheel geen rekening gehouden met zijn hyper-flexibiliteit en rug- en schouderklachten. Het UWV heeft ten onrechte geen navraag gedaan of informatie ingewonnen bij zijn huisarts en zijn behandelaar, dan wel (zelf) psychodiagnostisch onderzoek verricht. Verzoeker voert verder aan dat zijn huisarts hem recent heeft doorverwezen naar gespecialiseerde psychologische zorg. De gezondheidszorg-psycholoog heeft ook aangegeven dat zijn zorgvraagzwaarte niet thuishoort in een praktijk voor generalistische basis GGZ, maar meer past binnen de specialistische GGZ. Verzoeker beroept zich verder op een rapportage van 4mb van 23 april 2020, waarin een diagnose wordt gesteld en een behandelplan is opgenomen. Verzoeker voert verder aan dat hij niet in staat is om de geduide functies te verrichten, gelet op zijn opleidingsniveau en zijn beperkingen.
3. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. Verzoeker is op 13 mei 2020 – voorafgaand aan een eventuele zitting – telefonisch verzocht de spoedeisendheid van zijn verzoek schriftelijk nader toe te lichten, mede gelet op de (eventuele) mogelijkheid om een bijstandsuitkering aan te vragen op grond van de Participatiewet. Daarbij gaat het niet om superspoed in verband met de coronacrisis, maar het normale begrip spoedeisend belang zoals dat altijd geldt bij een verzoek om een voorlopige voorziening te treffen. In een brief van 14 mei 2020 heeft verzoeker in reactie hierop onder meer aangevoerd dat hij bijstand heeft aangevraagd bij het Werkplein Hart van West-Brabant (het Werkplein), maar dat deze ondanks verwoede pogingen is geweigerd. Verzoeker heeft ter onderbouwing van de gestelde spoed ook diverse stukken ingebracht die zien op de correspondentie tussen hem en het Werkplein.
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter gaat het in deze procedure uitsluitend om een financieel belang. Vaste rechtspraak is dat een financieel belang op zichzelf (nog) geen spoedeisend belang oplevert. Voor een voorlopige voorziening is doorgaans slechts plaats wanneer er een acute financiële noodsituatie is of dreigt te ontstaan. Daarvan is naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het geval van verzoeker (nog) geen sprake. Hoewel de voorzieningenrechter wel wil aannemen dat de financiële situatie van verzoeker moeilijk is, levert dat op zichzelf nog geen onverwijlde spoed op.
6. Uit de door verzoeker overgelegde stukken blijkt dat hij op 3 april 2020 een aanvraag heeft ingediend voor (aanvullende) algemene bijstand bij het Werkplein. Deze is blijkens de stukken ook in behandeling genomen, zoals blijkt uit een op 20 april 2020 verzonden uitnodiging voor een telefonische afspraak op 24 april 2020, en daarop volgende e-mailcorrespondentie over het gewenste tijdstip van deze afspraak. Voorshands is niet gebleken dat deze aanvraag zal worden afgewezen. Evenmin is gebleken dat verzoeker geen aanspraak kan maken op een voorschot op de aangevraagde bijstandsuitkering, dan wel – wanneer dit niet het geval is – hij binnen nu en de beslissing op zijn bijstandsaanvraag in een (financiële) noodsituatie dreigt te geraken. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanknopingspunt om een situatie van 'onverwijlde spoed' aan te nemen.
7. Gelet op het voorgaande concludeert de voorzieningenrechter dat niet is gebleken dat sprake is van een op korte termijn te verwachten onomkeerbare situatie, waardoor de beslissing op bezwaar niet zou kunnen worden afgewacht. Het spoedeisend belang ontbreekt dus kennelijk. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb zonder behandeling ter zitting af.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier op 26 mei 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.