ECLI:NL:RBZWB:2020:2281

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
AWB- 20_5893
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

Op 22 mei 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De eiser had op 8 april 2020 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister op zijn verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). De rechtbank constateerde echter dat de eiser niet tijdig het verschuldigde griffierecht had betaald, ondanks dat hij op 12 april 2020 schriftelijk was gewezen op deze verplichting. De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) betrokken, die de verplichting tot betaling van griffierecht en de gevolgen van niet-tijdige betaling beschrijven.

Aangezien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn was ontvangen, verklaarde de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De uitspraak werd gedaan door rechter S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier J.J.P.M. van Gestel. De beslissing werd openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. De partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet te doen tegen deze uitspraak, met een termijn van zes weken voor het indienen van een verzetschrift, die begint op de dag na de verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5893 WOB

uitspraak van 22 mei 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 8 april 2020 digitaal beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister op het verzoek van eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).

Overwegingen

1. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de verplichting opgenomen tot betaling van griffierecht. Eiser is bij aangetekende brief van 12 april 2020 schriftelijk gewezen op deze verplichting. Eiser is voorts medegedeeld dat het griffierecht binnen twee weken na dagtekening van deze brief dient te zijn overgemaakt op de in de brief vermelde bankrekening. Eiser is er in deze brief op gewezen dat hij bij niet tijdige betaling het risico loopt dat het beroepschrift niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2. De rechtbank constateert dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Het beroep is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk. Derhalve zal de rechtbank de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.
3. Bij deze beslissing is in aanmerking genomen het gestelde in de artikelen 8:41, eerste, vierde, vijfde en zesde lid, en 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van J.J.P.M. van Gestel, griffier, op 22 mei 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.
Artikel 8:41, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.
Artikel 8:41, vierde lid, van de Awb luidt als volgt:
De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.
Artikel 8:41, vijfde lid, van de Awb luidt als volgt:
Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.
Artikel 8:41, zesde lid, van de Awb luidt als volgt:
Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.