ECLI:NL:RBZWB:2020:2279
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake zorgtoeslag
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen van 3 juni 2019, waarin zijn bezwaar tegen de voorschotbeschikking zorgtoeslag over 2018 niet-ontvankelijk werd verklaard. Op 7 februari 2020 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het bestreden besluit herzien. Hierna heeft de gemachtigde van verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek om de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de proceskosten. De Belastingdienst/Toeslagen heeft gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift.
De rechtbank concludeert dat de Belastingdienst/Toeslagen gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om de Belastingdienst/Toeslagen te veroordelen in de proceskosten. De kosten worden vastgesteld op € 525,- voor de door een derde verleende rechtsbijstand. Daarnaast merkt de rechtbank op dat de Belastingdienst/Toeslagen op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling hiervoor niet nodig is. De rechtbank heeft de Belastingdienst/Toeslagen veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 525,-.