2.2.Met artikel 1:2, derde lid, van de Awb heeft de wetgever blijkens de totstandkomingsgeschiedenis (Kamerstukken II 1988/1989, 21 221, nr. 3, blz. 32-35) veilig willen stellen dat verenigingen of stichtingen als belanghebbende kunnen opkomen, mits een algemeen of collectief belang dat zij zich statutair ten doel stellen te behartigen en waarvoor zij zich daadwerkelijk inzetten, bij het besluit rechtstreeks betrokken is. Het belang dat de Vereniging zich blijkens haar statuten ten doel stelt te behartigen, is het verbeteren en in stand houden van de kwaliteit, de leefbaarheid en de belevingswaarde van de binnenstad, het aangrenzende terrein en terreinen en objecten die door hun ligging en uitstraling effecten kunnen hebben op het binnenstedelijke gebied. Deze doelstelling is gericht op het behartigen van algemene belangen als bedoeld in artikel 1:2, derde lid, van de Awb.
Ter zitting heeft de Vereniging toegelicht dat zij het centrum van Bergen op Zoom met het westelijk gelegen havengebied en de daaromheen liggende negentiende-eeuwse schil als binnenstad ziet. Deze toelichting komt overeen met de duiding die de gemeente aan de binnenstad van Bergen op Zoom geeft. Gelet hierop is de Afdeling van oordeel dat het plangebied binnen de territoriale begrenzing ligt van de statutaire doelomschrijving. Om haar statutaire doel te bereiken verricht de Vereniging feitelijke werkzaamheden. Zo geeft zij voorlichting door middel van een website, houdt zij lezingen en vergaderingen, organiseert zij excursies, participeert zij in inspraakprocedures en informatiebijeenkomsten en is zij actief in gemeentelijke advies- en werkgroepen.
Gezien het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat de Vereniging gelet op haar statutaire doelstelling en haar feitelijke werkzaamheden een rechtstreeks bij het besluit betrokken belang in het bijzonder behartigt, zodat zij belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb is. Het beroep van de Vereniging tegen het uitwerkingsplan is ontvankelijk.”
De rechtbank acht deze overwegingen ook in onderhavige beroepszaak van toepassing. Het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit is dus ontvankelijk.
4.
Wettelijk kader
Artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo bepaalt -voor zover van belang-, dat het verboden is zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit (a) het bouwen van een bouwwerk en (c) het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan.
Op grond van artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo moet een omgevingsvergunning worden geweigerd als het bouwplan niet voldoet aan - kort gezegd - het bouwbesluit (a), de bouwverordening (b), het bestemmingsplan (c) of de redelijke eisen van welstand (d).
Op grond van artikel 2.10, tweede lid, van de Wabo wordt in gevallen als bedoeld in het eerste lid, onder c, de aanvraag mede aangemerkt als een aanvraag om een vergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, en wordt de vergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 niet mogelijk is.
5.
Bestemmingsplan - Uitwerkingsplan
Ter plaatse van het project geldt het Bestemmingsplan ‘Nieuwe Vesting’ (ook wel moederplan genoemd). Dit Bestemmingsplan is onherroepelijk geworden op 22 juli 2015. Op grond van het Bestemmingsplan rust ter plaatse (voor zover thans van belang) de bestemming “Wonen – uit te werken”, met de functieaanduiding “specifieke vorm van gemengd – 1”.
Ingevolge artikel 9.1 van het Bestemmingsplan zijn de voor 'Woongebied – Uit te werken 1' aangewezen gronden bestemd voor:
wonen in een woning;
wonen in een gestapelde woning;
bijzondere woonvorm;
(…).
Op 9 januari 2018 zijn het Uitwerkingsplan en het Wijzigingsplan ‘Nieuwe Vesting, plandeel Op de Weele’ vastgesteld. Tegen deze plannen is door onder meer eiseres beroep ingesteld bij de AbRS. Bij uitspraak van 4 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4080) heeft de AbRS het beroep van eiseres ongegrond verklaard. Specifiek zijn in artikel 3 van het Uitwerkingsplan de regels voor de bestemming “Wonen” opgenomen. Voor het overige blijven de regels en de bijlagen behorende bij het Bestemmingsplan 'Nieuwe Vesting' ongewijzigd en onverminderd van toepassing. Ingevolge artikel 3.1 van het Uitwerkingsplan zijn de voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen in een woning;
ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bijzondere woonvorm een bijzondere woonvorm;
beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten in of bij een woning tot en met categorie 2 B van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals paden, tuinen, parkeervoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, speelvoorzieningen en erven met de daarbij behorende bouwwerken.
De bouw van een woonzorgcomplex past binnen het Bestemmingsplan en het Uitwerkingsplan. Dit wordt door eiseres niet bestreden. Eiseres wijst er enkel op dat er in het Ontwerp Uitwerkingsplan, dat ter inzage heeft gelegen, deze bepaling niet was opgenomen en in het besluit op de zienswijzen noch op andere wijze ergens is aangegeven of is gepubliceerd dat het vastgestelde plan is gewijzigd ten opzichte van het Ontwerp Uitwerkingsplan.
Deze grond behelst in wezen de totstandkoming van het Uitwerkingsplan en heeft dan ook geen plaats in deze beroepsprocedure. In dat kader wordt verwezen naar de eerder aangehaalde uitspraak van 4 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4080). In deze beroepsprocedure kan slechts worden getoetst of het bouwplan past binnen het Bestemmingsplan en het Uitwerkingsplan. Hierover bestaat geen geschil. Deze gronden kunnen dus niet slagen.
6.
Parkeren