ECLI:NL:RBZWB:2020:2242

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2020
Publicatiedatum
22 mei 2020
Zaaknummer
AWB 19_1514
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep tegen UWV-besluit over WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 18 februari 2019, waarin haar WIA-uitkering werd beëindigd. Na een wijziging van het besluit op 24 februari 2020, waarbij het UWV de uitkering voortzette op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, trok verzoekster haar beroep in. Ze verzocht de rechtbank om het UWV te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft, zonder zitting, het verzoek behandeld op basis van artikel 8:54 van de Awb.

De rechtbank overwoog dat, op grond van artikel 8:75a van de Awb, het UWV vergoedingen moet betalen als het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeerde dat het UWV inderdaad aan verzoekster tegemoet was gekomen, en besloot het UWV te veroordelen in de proceskosten die verzoekster had gemaakt. De kosten voor rechtsbijstand werden vastgesteld op € 1.050,-, en de kosten voor ingeschakelde deskundigen op € 2.752,75, wat resulteerde in een totaalbedrag van € 3.802,75.

De uitspraak werd gedaan door rechter S.A.M.L. van de Sande, in aanwezigheid van griffier R.J. Tolner, op 19 mei 2020. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden aangetekend bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/1514 WIA
uitspraak van 19 mei 2020 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , verzoekster,

gemachtigde: mr. E.H.J. aan de Stegge,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 18 februari 2019 (bestreden besluit) van het UWV over de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
In het besluit van 24 februari 2020 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en de WIA-uitkering voortgezet, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 24 februari 2020 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 1). De door verzoekster genoemde kosten voor de door haar ingeschakelde deskundigen, te weten € 2.752,75, komen ook voor vergoeding in aanmerking. Verzoekster heeft deze kosten redelijkerwijs moeten maken. Het UWV heeft overigens in de brief van 30 maart 2020 laten weten bereid te zijn om deze kosten te vergoeden.
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,00 aan verzoekster moet vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 3.802,75.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier, op 19 mei 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te tekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.