Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 19 mei 2020 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam verzoeker] , te [woonplaats verzoeker] , verzoeker,
Procesverloop
Overwegingen
Spoedeisend belang
Beslissing
..
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 19 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker bezwaar had gemaakt tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oosterhout. Deze besluiten betroffen de verlaging van de bijstandsuitkering over november 2019 met 100% en de beëindiging van de bijstandsuitkering per 11 december 2019, beide op grond van de Participatiewet. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, zodat de bijstandsuitkering vanaf 11 december 2019 doorbetaald zou worden.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er geen spoedeisend belang aanwezig was. Verzoeker had aangevoerd dat hij in betalingsproblemen verkeerde en niet meer kon voorzien in zijn levensonderhoud en dat van zijn familie. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker zijn financiële problemen niet had onderbouwd met bewijsstukken en dat er geen acute noodsituatie was aangetoond. Bovendien was het feit dat verzoeker op hetzelfde adres woonde als zijn moeder en broer, die beiden een bijstandsuitkering ontvingen, van belang voor de beoordeling.
De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van een acute financiële noodsituatie en dat de verzoeken om voorlopige voorziening om die reden moesten worden afgewezen. De beslissing van de voorzieningenrechter houdt in dat verzoeker de uitkomst van de bezwaarschriftenprocedure moet afwachten. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.