Op 19 mei 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het UWV, waarbij de eiser beroep had ingesteld tegen een besluit van het UWV van 18 september 2019. Dit besluit betrof de wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage van de eiser op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, met instemming van beide partijen, en het onderzoek op 20 april 2020 gesloten.
De eiser, die als heftruckchauffeur werkte, was sinds juli 2014 arbeidsongeschikt door medische klachten. Het UWV had eerder een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar na een herbeoordeling op 4 februari 2019 werd het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 74,23%. Eiser maakte bezwaar tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank moest beoordelen of het UWV terecht had vastgesteld dat de eiser per 4 februari 2019 voor 74,23% arbeidsongeschikt was.
De rechtbank concludeerde dat het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapportages van de verzekeringsartsen voldoende onderbouwd waren. Eiser had aangevoerd dat hij volledig arbeidsongeschikt was, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldeed aan de criteria voor volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank volgde de conclusies van de verzekeringsartsen en oordeelde dat de door het UWV vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid correct was. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen, omdat dit buiten de reikwijdte van de procedure viel.
De uitspraak werd gedaan door rechter V.M. Schotanus en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.