Uitspraak
1.Het verdere verloop van de procedure
2.De verdere beoordeling
Ingevolge artikel 159 lid 2 Rv levert een onderhandse akte waarvan de ondertekening door de partij, tegen welke zij dwingend bewijs zou leveren, stellig wordt ontkend, geen bewijs op, zolang niet bewezen is van wie de ondertekening afkomstig is. Aangezien [eiser] stellig ontkent dat de handtekening op de onderhavige overeenkomst van hem afkomstig is, dient [gedaagde] , zijnde degene die de kredietovereenkomst als bewijsstuk gebruikt, de echtheid van de handtekening te bewijzen. Dat [eiser] , zoals [gedaagde] heeft aangevoerd, meerdere betalingen heeft verricht op het krediet en bezwaar heeft gemaakt tegen de BKR registratie leidt op zichzelf niet tot de conclusie dat de handtekening op de krediet-overeenkomst van [eiser] is.”