ECLI:NL:RBZWB:2020:2133
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering
Op 12 mei 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De verzoekster had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 11 juli 2019, waarin haar recht op een uitkering op grond van de Wet WIA werd afgewezen. In een later besluit van 23 maart 2020 heeft het UWV het eerdere besluit gewijzigd en aan verzoekster een IVA-uitkering toegekend. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om het verzoek zonder zitting te behandelen. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeerde dat het UWV aan verzoekster was tegemoetgekomen en heeft het UWV veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 2.362,50.
Daarnaast merkte de rechtbank op dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig was. De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders, in aanwezigheid van griffier P. Oudkerk, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.