ECLI:NL:RBZWB:2020:2133

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 mei 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4450 PKV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

Op 12 mei 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De verzoekster had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 11 juli 2019, waarin haar recht op een uitkering op grond van de Wet WIA werd afgewezen. In een later besluit van 23 maart 2020 heeft het UWV het eerdere besluit gewijzigd en aan verzoekster een IVA-uitkering toegekend. Hierop heeft verzoekster haar beroep ingetrokken, maar verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om het verzoek zonder zitting te behandelen. De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeerde dat het UWV aan verzoekster was tegemoetgekomen en heeft het UWV veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 2.362,50.

Daarnaast merkte de rechtbank op dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoekster dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig was. De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders, in aanwezigheid van griffier P. Oudkerk, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4450 WIA
uitspraak van 12 mei 2020 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. S.R. von Kriegenbergh-Lejuez,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 11 juli 2019 (bestreden besluit) van het UWV over haar recht op een uitkering op grond van de Wet WIA.
In een besluit van 23 maart 2020 heeft het UWV het bestreden besluit gewijzigd en aan verzoekster een IVA-uitkering toegekend.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft zich ten aanzien van dit verzoek gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 23 maart 2020 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.362,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen op de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor een schriftelijke uiteenzetting na de zitting, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 1).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 47,- aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 2.362,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Oudkerk, griffier, op 12 mei 2020 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.