ECLI:NL:RBZWB:2020:2130
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening tot sluiting van een pand wegens hennep gerelateerde goederen
Op 12 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en de burgemeester van de gemeente Altena. De verzoeker, eigenaar en verhuurder van een bedrijfspand, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester dat hem gelastte het pand voor de duur van zes maanden te sluiten. Dit besluit volgde op een controle door de politie op 9 oktober 2019, waarbij een grote hoeveelheid hennep gerelateerde goederen in het pand was aangetroffen. De verzoeker stelde dat de sluiting van het pand hem zou schaden, omdat hij afhankelijk is van de huurinkomsten van het pand. Hij vorderde een voorlopige voorziening om de sluiting te voorkomen.
De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel verzoeker een financieel belang had, dit op zichzelf geen reden is om een voorlopige voorziening te treffen. Er moest sprake zijn van een dreigende financiële noodsituatie, wat verzoeker niet voldoende had onderbouwd. De voorzieningenrechter merkte op dat de burgemeester de begunstigingstermijn had verlengd, zodat huurders de gelegenheid hadden om hun spullen op te halen. Ook was er de mogelijkheid voor verzoeker om een ontheffing aan te vragen voor toegang tot het pand in geval van onvoorziene omstandigheden.
Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen voldoende spoedeisend belang was voor het treffen van een voorlopige voorziening en dat het verzoek van verzoeker werd afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. G.M.J. Kok, in aanwezigheid van griffier mr. P.H.M. Verdonschot, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.