ECLI:NL:RBZWB:2020:2058
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening sluiting bedrijfspand op grond van APV en Awb
Op 1 mei 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen een besluit van de burgemeester van de gemeente Waalwijk. Dit besluit, genomen op 16 maart 2020, beval de sluiting van een bedrijfspand voor de duur van zes maanden op basis van artikel 2:77c van de APV van Waalwijk, in samenhang met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De sluiting was het gevolg van een controle op 28 november 2019, waarbij werd vastgesteld dat een aanzienlijk deel van de handelsvoorraad in het bedrijfspand afkomstig was van diefstal.
Verzoekers, die eigenaar en verhuurder van het bedrijfspand zijn, stelden dat de sluiting hen zou schaden en hun goede naam zou aantasten. Ze voerden aan dat de huurrelatie met het bedrijf in het pand was beëindigd en dat het pand inmiddels aan een derde partij was verhuurd. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat verzoekers niet voldoende spoedeisend belang hadden bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter benadrukte dat een financieel belang op zichzelf geen reden is voor een voorlopige voorziening, tenzij er sprake is van een dreigende financiële noodsituatie, wat verzoekers niet hadden aangetoond.
Uiteindelijk concludeerde de voorzieningenrechter dat er geen grond was om te twijfelen aan de rechtmatigheid van het besluit van de burgemeester. Het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. Deze uitspraak werd gedaan door mr. G.M.J. Kok, in aanwezigheid van griffier mr. P.H.M. Verdonschot, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.