ECLI:NL:RBZWB:2020:1995

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
29 april 2020
Zaaknummer
BRE- 19_2632
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.B. Broeders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake WIA-uitkering en mate van arbeidsongeschiktheid

Op 29 april 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. F. Kiliç-Arslan, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 14 mei 2019 van het UWV, waarin haar WIA-uitkering werd vastgesteld. Eiseres, die als interieurverzorgster had gewerkt, was uitgevallen door psychische klachten en had een WIA-uitkering aangevraagd. Het UWV had haar een WGA vervolguitkering toegekend met een mate van arbeidsongeschiktheid van 44,22%. Eiseres betwistte deze vaststelling en voerde aan dat haar beperkingen waren onderschat.

Tijdens de zitting op 27 november 2019 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst om eiseres de gelegenheid te geven aanvullende medische informatie in te dienen. Eiseres heeft deze informatie overgelegd, maar de verzekeringsarts van het UWV concludeerde dat de eerder vastgestelde beperkingen juist waren. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsartsen voldoende rekening hadden gehouden met de psychische klachten van eiseres. De rechtbank vond geen aanleiding om een deskundige te benoemen, omdat de verzekeringsartsen een juist beeld hadden van de medische situatie van eiseres.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 44,22% had vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. Eiseres had geen gronden aangevoerd tegen de berekening van het UWV, en er was geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/2632 WIA

uitspraak van 29 april 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. F. Kiliç-Arslan,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 mei 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de toekenning van een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 27 november 2019. Eiseres was daarbij aanwezig bijgestaan door haar dochter en haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen aanvullende medische informatie over te leggen.
Eiseres heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt. Vervolgens heeft het UWV gereageerd.
Daarna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest als interieurverzorgster. Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege psychische klachten, waaronder vermoeidheids- en concentratieklachten. Na een Ziektewetuitkering te hebben ontvangen, heeft zij een WIA-uitkering aangevraagd.
Bij besluit van 10 oktober 2018 (primair besluit) heeft het UWV aan eiseres een WIA-uitkering (een WGA vervolguitkering) toegekend met ingang van 11 oktober 2018 naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 44,24%%. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard en is de mate van arbeidsongeschiktheid (vrijwel) ongewijzigd vastgesteld op 44,22 %. Eiseres blijft recht hebben op een WGA vervolguitkering, die 28% van het WIA-maandloon van € 812,- bedraagt.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 11 oktober 2018 heeft vastgesteld op 44,22%.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur en heeft daarbij psychisch onderzoek verricht. Ook heeft hij de beschikbare dossiergegevens bestudeerd. Hij heeft de diagnosen PTSS, depressieve stoornis en persoonlijkheidsproblematiek B/C gesteld. Verder heeft hij gerapporteerd dat eiseres al jarenlang recidiverende psychische klachten heeft ten gevolge van zeer belastende privéomstandigheden
.Zij wordt adequaat behandeld en begeleid. Ook heeft zij dagbesteding gericht op behoud van dagritme en stabilisatie. In verband met een intensief interventietraject werd eiseres bij de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling tijdelijk volledig arbeidsongeschikt beschouwd. Nu is zij onderzocht in het kader van de WIA einde wachttijd beoordeling. Ondanks rust, intensieve therapie en begeleiding claimt eiseres geen wezenlijke verbetering. Zij claimt nog steeds volledige arbeidsongeschiktheid. Er is sprake van een langdurige sociaal-emotionele problematiek, die al vóór aanvang van het dienstverband aanwezig was. Zij komt momenteel wat stabieler over dan ten tijde van de EZWB het geval was. Er is geen sprake meer van Geen Benutbare Mogelijkheden (GBM) situatie ondanks de dagbesteding vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning en een lopend behandeltraject. De verzekeringsarts heeft medische informatie opgevraagd bij GZ-psycholoog D. Hoeve. Na ontvangst hiervan heeft hij de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 25 september 2019.
4.2
De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op de hoorzitting en heeft daarbij psychisch onderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b kan zich geheel vinden in de visie van de primaire verzekeringsarts. Hoewel eiseres zelf ondanks rust, intensieve therapie en begeleiding sinds de WIA-beoordeling geen wezenlijke verbetering ervaart, heeft zij in aantal opzichten vooruitgang laten zien. Dit blijkt uit de vraaggesprekken en de informatie in het dossier. Eiseres claimt volledige arbeidsongeschiktheid, maar er is geen sprake van een situatie van GBM. Er bestaat al langdurige sociaal-emotionele problematiek, die al bestond vóór aanvang dienstverband. Onder de intensieve en deskundige behandeling komt eiseres redelijk stabiel over. In verband met die intensieve behandeling was eiseres volledig arbeidsongeschiktheid tot 1 februari 2019. Vanaf die datum functioneert eiseres in grote lijnen nog op het niveau van de WIA beoordeling van 14 augustus 2018 en feitelijk op het niveau van vóór aanvang dienstverband in 2016. Juist het weer gaan hervatten in passende arbeid is voor eiseres van psycho-hygiënisch belang. De structuur van werk en contacten met collega’s is waardevol. Het zelfbesef en zelfbeeld kan onder invloed van werk zeker nog verder verbeteren. De FML blijft ongewijzigd gehandhaafd.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat. Het bestreden besluit is onzorgvuldig tot stand gekomen, omdat er geen nader medisch onderzoek is verricht of nadere medische informatie is opgevraagd bij specialisten. Eiseres heeft een grote hoeveelheid medische klachten met als rode draad de psychische de klachten die hun oorzaak vinden in haar problematische gezinshistorie. Uit het onderzoek door Psytrec is duidelijk geworden dat eiseres de diagnose Borderline heeft. Dit is nieuwe informatie, maar had, indien verweerder eerder vollediger onderzoek had verricht, al eerder aan het licht kunnen worden gebracht. Het is een onderbouwing van een reeds bekend ziektebeeld. Er is bovendien onvoldoende rekening gehouden met de zware medicatie die eiseres verplicht is te gebruiken. Eiseres verzoekt de rechtbank een deskundige te benoemen.
4.4
De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapport van 21 oktober 2019 bezien of het aanvullend beroepschrift aanleiding geeft het eerder ingenomen standpunt te herzien. Meer specifiek heeft de verzekeringsarts b&b beoordeeld of de thans voorgeschreven medicatie het reactievermogen beïnvloedt. De verzekeringsarts b&b meent van niet, omdat deze informatie al bekend en meegewogen was (zowel primair als in bezwaar). In de FML zijn hiervoor voldoende beperkingen aangenomen. Gezien de medicatie is eiseres aangewezen op arbeid waarbij er beperkingen zijn in het verdelen van de aandacht, zij kan de aandacht hooguit alternerend richten op een beperkt aantal uiteenlopende informatiebronnen, ze is aangewezen op vaste bekende werkwijzen, een voorspelbare werksituatie, zij kan niet flexibel inspelen op sterk wisselende uitvoeringsomstandigheden en/of taakinhoud, veelvuldige deadlines of productiepieken dienen zoveel als mogelijk voorkomen te worden, en verder is zij aangewezen op werk zonder hoog handelingstempo en zonder verhoogd persoonlijk risico. Werken op grote hoogte en met gevaarlijke machines dient beperkt te worden.
4.5
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om eiseres in de gelegenheid te stellen aanvullende medische informatie in te leveren. Op 28 november 2019 heeft zij een aantal stukken overgelegd, waaronder een intake formulier, een werkplan, een specialistenbericht van D. Hoeve, stukken inzake de door eiseres opgestarte klachtenprocedure tegen een verzekeringsarts van het UWV, een behandelplan ondertekend door [naam persoon] en een medicatieoverzicht.
4.6
Het UWV heeft deze informatie voorgelegd aan de verzekeringsarts b&b. Deze heeft in zijn rapport van 30 november 2019 vastgesteld dat de overgelegde informatie ziet op een intake van ná datum in geding via de instelling ‘coaching care for you’. Volgens de verzekeringsarts b&b bevat de intake geen nieuwe informatie. Verreweg de meeste aspecten die in de intake vermeld staan, zijn ook te lezen in het primaire en bezwaarrapport. De kwetsbare persoonlijkheid, de trauma’s uit een eerder huwelijk en de stemmingsproblematiek passen bij de bevindingen van de verzekeringsartsen. Ook na het bestuderen van de intake, is de verzekeringsarts b&b van mening dat de gestelde beperkingen juist (en in juiste proportie) zijn weergegeven in de FML.
4.7
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. De stelling van eiseres dat het onderzoek onzorgvuldig zou zijn omdat er geen nader medisch onderzoek is verricht of nadere medische informatie is opgevraagd, volgt de rechtbank niet. Zowel de primaire verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben eiseres gezien op het spreekuur/de hoorzitting en hebben daarbij ook psychisch onderzoek verricht. De primaire verzekeringsarts heeft bovendien informatie ingewonnen bij GZ-psycholoog Hoeve. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde psychische klachten. Erkend wordt dat eiseres al jarenlang recidiverende psychische klachten heeft ten gevolge van zeer belastende privéomstandigheden. Bij het opstellen van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden. De rechtbank constateert dat er vanwege de psychische klachten veelvuldige beperkingen zijn aangenomen op het gebied van het persoonlijk en sociaal functioneren, namelijk op de aspecten 1.2.1, 1.9.2., 1.9.5, 1.9.7, 1.9.7, 1.9.8, 1.9.9, 2.6.1, 2.8.1, 2.9.1, 2.12.2. 2.12.3, 2.12.5, 2.12.6. Daarnaast is voor eiseres een urenbeperking vastgesteld van 4 uur per dag en maximaal 20 uur per week.
Eiseres is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat haar beperkingen ernstiger zijn dan waarmee de verzekeringsartsen rekening hebben gehouden. Aan het feit dat in de door eiseres nader overgelegde stukken de diagnose ‘borderline’ wordt genoemd, kan niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat er meer of andere beperkingen in aanmerking hadden moeten worden genomen. Met name is niet aannemelijk geworden dat de verzekeringsartsen ernstigere beperkingen hadden moeten vaststellen dan die reeds zijn aangenomen in de FML.
Dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met haar medicatie, zoals eiseres heeft aangevoerd, volgt de rechtbank niet en de rechtbank wijst daarbij naar het aanvullende rapport van de verzekeringsarts van 21 oktober 2019.
4.8
Het verzoek om een deskundige te benoemen wordt afgewezen. Eiseres heeft voldoende ruimte gehad om (nadere) medische stukken in te dienen ter onderbouwing van haar standpunt dat het UWV haar beperkingen heeft onderschat. Evenmin is er reden voor het oordeel dat de verzekeringsartsen geen juist of een onvolledig beeld hebben gehad van de medische situatie van eiseres op de datum in geding. Nu er geen twijfel is aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsartsen van het UWV, is er geen aanleiding een deskundige te benoemen.
4.9
Niet gebleken is dat in de FML van 25 september 2018 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk) (Sbc-code 264122), huishoudelijk medeweker gebouwen (Sbc-code 111334) en huishoudelijk medewerker (Sbc-code 111333).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportage van de arbeidsdeskundige van 9 oktober 2018, en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 2 mei 2019. Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank hiervoor heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 44,22%. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Dit betekent dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 11 oktober 2018 heeft vastgesteld op 44,22%.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiseres moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.B. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 29 april 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.