ECLI:NL:RBZWB:2020:1956
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Weigering handhavend optreden tegen verval van een pand in Breda
Op 24 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. Verzoekster, eigenaresse van een pand aan een onbekend adres, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 13 maart 2020, waarin handhavend optreden werd geweigerd. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening was dat de bouwkundige situatie van het pand slecht was en in strijd met de Woningwet en het Bouwbesluit 2012. Ze had een expertiserapport overgelegd van Bouwinspecteurs Nederland ter ondersteuning van haar verzoek.
De voorzieningenrechter overwoog dat het verzoek om een voorlopige voorziening is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een maatregel te treffen. De rechter stelde vast dat de gebreken aan het pand niet van dien aard waren dat er acuut instortingsgevaar bestond. Verweerder had aangegeven dat het pand tijdelijk wind- en waterdicht gemaakt kon worden door het plaatsen van een zeil, wat niet als een permanente oplossing werd gezien. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen spoedeisend belang was voor verzoekster om de gevraagde voorlopige voorziening te treffen, aangezien het verzoek om handhaving niet urgent was.
Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan door mr. T. Peters, in aanwezigheid van griffier mr. P.H.M. Verdonschot, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.