ECLI:NL:RBZWB:2020:1947
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beëindigen zorgovereenkomst en verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke context
Op 23 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een zorgaanbieder en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle. De zorgaanbieder, verzoekster, had op 13 maart 2020 bezwaar gemaakt tegen een brief van het college van 20 februari 2020, waarin het college de mogelijkheid voor het inkopen van zorg bij de zorgaanbieder beëindigde. Verzoekster vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat zij vreesde in financiële problemen te komen door deze beslissing.
De voorzieningenrechter ontving op 25 maart 2020 de stukken van het college en stelde vragen aan beide partijen. Verzoekster stelde dat zij door de besluitvorming van het college niet meer aan haar financiële verplichtingen kon voldoen, wat zou kunnen leiden tot faillissement. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat verzoekster onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat er sprake was van onverwijlde spoed. De financiële situatie van verzoekster was niet zodanig dat er een onomkeerbare situatie dreigde.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de verzoeken om een voorlopige voorziening niet spoedeisend waren en wees het verzoek af. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.