In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vorderen eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], dat de Bank, DE VOLKSBANK N.V., wordt verboden om hun woning openbaar te verkopen. De eisers stellen dat de beëindiging van de hypotheekovereenkomst en de opeising van de schuld door de Bank onterecht zijn, omdat zij geen valse inkomensgegevens hebben verstrekt en dat de Bank misbruik maakt van haar bevoegdheid. De Bank daarentegen betwist deze claims en stelt dat er voldoende gronden zijn voor de beëindiging van de relatie en de opeising van de schuld, onder andere vanwege het niet reageren op verzoeken om informatie en het niet meewerken aan taxaties.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de eisers in verzuim zijn met de betaling van de vordering van de Bank en dat de Bank bevoegd is om haar recht van parate executie uit te oefenen. De rechter oordeelt dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid, omdat de Bank belang heeft bij een snelle verkoop van de woning, gezien de financiële situatie van de eisers en de verstrekte onjuiste informatie bij de hypotheekaanvraag. De vorderingen van de eisers worden afgewezen, en zij worden veroordeeld in de proceskosten van de Bank, die zijn vastgesteld op € 980,00.
Het vonnis is uitgesproken op 19 maart 2020 door mr. L.W. Louwerse en is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de proceskostenveroordeling onmiddellijk kan worden uitgevoerd, ongeacht een eventueel hoger beroep.