ECLI:NL:RBZWB:2020:1831
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van te veel genoten verlofuren door korpschef na ontslag van politieambtenaar
In deze zaak heeft eiser, een politieambtenaar, beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van politie inzake de terugvordering van een bedrag van € 1.035,72 netto. Dit bedrag was teruggevorderd naar aanleiding van een afrekening bij zijn uitdiensttreding na 45 jaar dienst. Eiser had op 1 september 2018 eervol ontslag gekregen, maar had in oktober 2018 een te hoge opname van verlofuren gehad, wat leidde tot de vordering van de korpschef. Tijdens de zitting op 8 oktober 2019 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij niet goed was geïnformeerd over zijn verlofuren en dat hij niet in staat was geweest om zijn urentekort te compenseren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de korpschef op goede gronden tot de terugvordering is overgegaan. Eiser had moeten weten dat het verlof dat hem aan het begin van het kalenderjaar was toegekend, het verlof voor het gehele jaar betrof. De rechtbank oordeelde dat eiser verantwoordelijk was voor het bijhouden van zijn gewerkte uren en verlofuren in het BVCM-systeem, en dat hij op de hoogte had kunnen zijn van zijn verlofbalans. De rechtbank concludeerde dat de korpschef zich niet als een slecht werkgever had gedragen en dat de terugvordering van het bedrag gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter R.P. Broeders en openbaar gemaakt op 15 april 2020.