Op 14 april 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen [naam eiseres] B.V. en de minister voor Medische Zorg en Sport. Eiseres had beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit op haar herziene aanvraag tot aanwijzing als opleidingsinstelling voor de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog. De rechtbank heeft het beroep versneld behandeld en toepassing gegeven aan artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waardoor een behandeling ter zitting achterwege is gebleven.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 1 augustus 2018 een aanvraag had ingediend, die op 31 juli 2019 door de minister was afgewezen. Eiseres heeft vervolgens op 6 november 2019 een nieuwe aanvraag ingediend. De minister heeft op 19 december 2019 aangegeven dat er advies zou worden gevraagd aan de Federatie van Gezondheidszorgpsychologen en Psychotherapeuten (FGzPT). Eiseres heeft zich verzet tegen deze inschakeling en heeft de minister verzocht om binnen vier weken te beslissen. De minister heeft echter de ingebrekestelling afgewezen, omdat de beslistermijn tijdig was verlengd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen wettelijke termijn is voor het nemen van een besluit op de aanvraag tot aanwijzing als opleidingsinstelling. De minister moet binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag beslissen, tenzij hij meer tijd nodig heeft. De rechtbank concludeert dat de minister op 19 februari 2020 niet in gebreke was, omdat hij tijdig had aangegeven meer tijd nodig te hebben voor het advies. Daarom is het beroep van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling of het vaststellen van een dwangsom. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.