ECLI:NL:RBZWB:2020:1713

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 april 2020
Publicatiedatum
9 april 2020
Zaaknummer
AWB- 19_5268
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en geschil over arbeidsongeschiktheid

Op 9 april 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en het UWV. De eiseres had een Ziektewet-uitkering die per 1 april 2019 door het UWV was beëindigd. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting afgedaan, na instemming van beide partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in het verleden verschillende functies heeft bekleed en dat zij na haar bevalling in oktober 2018 een ZW-uitkering ontving. Het UWV had haar per 1 april 2019 hersteld verklaard, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen van het UWV beoordeeld, die concludeerden dat eiseres per 1 april 2019 weer arbeidsgeschikt was. Eiseres voerde aan dat het UWV onvoldoende rekening had gehouden met haar psychische en fysieke klachten. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV op goede gronden had besloten en dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5268 ZW

uitspraak van 9 april 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. I.T.A. Duijs,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 2 april 2019 (primaire besluit) heeft het UWV de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) beëindigd per 1 april 2019.
In het besluit van 10 september 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Desgevraagd hebben partijen ingestemd met een afdoening van deze zaak zonder zitting.
Daarop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is werkzaam geweest bij [bedrijf1] in verschillende functies tot 1 juli 2017. Hierna heeft het UWV eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. In die positie is eiseres op 24 oktober 2017 als teamleider klantenservice bij [bedrijf2] in Rotterdam gaan werken tot 24 september 2018, waarbij zij voor een deel recht bleef houden op uitkering op grond van de WW. Voor het werk bij [bedrijf2] is zij op 7 maart 2018 uitgevallen vanwege zwangerschapsklachten. Vervolgens heeft het UWV eiseres met ingang van 2 september 2018 een uitkering toegekend in verband met zwangerschapsverlof op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo). Eiseres is op 15 oktober 2018 bevallen van een dochter.
Bij besluit van 8 januari 2019 heeft het UWV besloten dat eiseres met ingang van 25 december 2018 recht heeft op een ZW-uitkering wegens bevallingsklachten gebaseerd op haar WW-dagloon.
Bij besluit van 2 april 2019 (primair besluit) heeft het UWV eiseres hersteld verklaard en de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 1 april 2019.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij besluit van 1 mei 2019 heeft het UWV de WW-uitkering van eiseres met ingang van 1 april 2019 voortgezet.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 1 april 2019.
3.
Wettelijk kader
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft, wordt onder ‘zijn arbeid’ verstaan: de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor zijn arbeid (artikel 19, vijfde lid, van de ZW).
4.
Arbeidsmaatstaf
De rechtbank stelt vast dat de combinatie van het werk als projectmanager bij [bedrijf1] en teamleider klantenservice bij [bedrijf2] als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 van de ZW moet worden aangemerkt.
5.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1
Verzekeringsarts J.R.A. Raasveld heeft eiseres gezien op het spreekuur van 25 maart 2019 en haar dossier bestudeerd. In de rapportage van 28 maart 2019 heeft hij gesteld dat de geclaimde beperkingen niet kunnen worden geobjectiveerd en dat dit geldt voor zowel de mentale klachten/beperkingen als de fysieke klachten/beperkingen.
Eiseres claimt arbeidsongeschiktheid na WAZO daar zij locomotore en/of energetische klachten/beperkingen heeft als gevolg van de bevalling, maar toont een ongestoord soepel en actief bewegingspatroon.
Verder is zij niet meer terug geweest bij haar behandelaar en gebruikt zij geen medicatie.
Eiseres stelt moe, emotioneel en prikkelbaar te zijn, zich niet te kunnen concentreren en pijn te hebben in haar gewrichten. Ze meldt bekkenklachten en vindt dat het steeds slechter gaat.
Verder is ze in september verhuisd van Den Haag naar Breda, maar heeft ze daar geen sociaal netwerk. In het weekend heeft zij een stiefdochter van 8 jaar in huis waardoor zij niet tot rust kan komen, of zich kan opladen. Met eigen familie heeft ze geen contact. Verder had zij een probleem met haar laatste werkgever, waar zij weg moest wegens haar zwangerschap.
De verzekeringsarts concludeert dat de belasting van de functie projectmanager in combinatie met de genoemde klachten en daar uit te duiden beperkingen maken dat zij in dat werk niet langer haar belastbaarheid in het kader van de ZW overschrijdt per 1 april 2019.
Verzekeringsarts b&b T.J.A. Boel heeft de beschikbare medische gegevens, waaronder de informatie van internist-endocrinoloog S.W. van Thiel van 13 februari 2019, psychologe E.M.W. van den Heuvel van 12 juli 2019 en van huisarts E.P.M. Adriaansens van 21 juni 2019, bestudeerd en eiseres gezien op de hoorzitting van 6 september 2019. Boel heeft gerapporteerd dat hij de visie van verzekeringsarts Raasveld deelt dat eiseres per 1 april 2019 voor de ZW weer arbeidsgeschikt moet worden geacht.
Dit omdat zowel uit de anamnese als het onderzoek van Raasveld geen medische grondslag blijkt voor de geclaimde beperkingen door ziekte. Alleen op basis van de primaire rapportage zou hij tot hetzelfde besluit gekomen zijn.
Boel ziet dat het psychisch welbevinden erg laag is door een aantal situationele zaken. Hij wijst op de verhuizing naar Breda zonder sociaal netwerk, de zorg voor een baby praktisch exclusief voor eiseres, weinig begrip/hulp van familie en vrienden, afwezigheid van haar vriend en te weinig tijd voor ontspanning. Dat acht hij heel invoelbaar maar niet te koppelen aan “ziekte of gebrek”. Boel beklemtoont dat een verzekeringsarts, anders dan een huisarts, de focus moet leggen op beperkingen ten gevolge ziekte of gebrek.
Eiseres is in afwachting van behandeling bij een psycholoog. Op voorhand is de huisarts een behandeling gestart met Hyperifoce Forte (St Janskruid). De keuze voor St Janskruid duidt op de afwezigheid van ernstige psychiatrische problematiek of prominente depressie. Ook het, volgens eiseres, gunstige resultaat is voor een onderliggende psychiatrische problematiek erg geruststellend. Tenslotte leest Boel in het schrijven van psycholoog Van den Heuvel dat eiseres rond de datum in geding onder behandeling was met cognitieve gedragstherapie. Regels voorschrijven bleek niet nodig omdat zij goed met haar klachten omgaat: een regelmatig dag-nachtritme, gaan sporten, proberen haar sociaal netwerk te vergroten.
Samenvattend ziet de verzekeringsarts b&b dat de aanvullende medische informatie vooral ziet op de sociale context en niet zozeer op ziekte/gebrek. Hij acht dit conform het primaire onderzoeksresultaat en de verkregen gegevens tijdens de hoorzitting en wijst er tenslotte op dat de vraag of eiseres op basis van de sociale context de gecombineerde maatman niet aan zou kunnen, buiten het beoordelingskader van de ZW valt.
5.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden zowel met de psychische klachten van eiseres als met haar bekkenklachten op de datum in geding. Daarbij heeft eiseres er op gewezen vanwege de ernst op een wachtlijst te zijn geplaatst en anti-depressiva voorgeschreven te hebben gekregen. Door de psychische klachten kan eiseres zich niet concentreren en is zij snel emotioneel, zodat zij haar werk bij [bedrijf2] ten tijde van de WW en bij [bedrijf1] in de tijd voor ze werkloos werd, niet meer kon verrichten op de datum in geding.
Eiseres heeft voorts verwezen naar een rapportage van verzekeringsarts H.J.M. Stammers van 24 januari 2020 waarin is opgetekend dat eiseres na de bevalling erg depressief raakte, slecht sliep, veel piekerde, angstig was en niet meer kon genieten. Naast de door de huisarts geconstateerde klachten had eiseres volgens deze verzekeringsarts veel last van bekkenklachten. Deze verzekeringsarts achtte eiseres niet in staat haar arbeid te verrichtten op 1 april 2019. Daarnaast uitte deze verzekeringsarts kritiek op de zijns inziens te oppervlakkige wijze waarop de primaire verzekeringsarts op 28 maart 2019 eiseres had onderzocht. Voorts wijst deze arts op het door de huisarts voorgeschreven St. Janskruid voor de depressieve klachten van eiseres. Concluderend acht Stammers, gelet op de hoeveelheid beperkingen in persoonlijk zowel als in sociaal functioneren, eiseres ongeschikt voor haar arbeid in de zin van de ZW.
5.3
In zijn rapportage van 28 februari 2020 heeft verzekeringsarts b&b Boel gereageerd op de beroepsgronden. Hij geeft daarbij aan dat de sociale context zoals die door en namens eiseres naar voren is gebracht, invoelbaar is. Hoewel omgevingsfactoren een ziekte kunnen doen ontstaan is dat volgens Boel bij eiseres niet het geval. In dat verband wijst hij er op dat een psycholoog vier maanden eerder had aangeven dat aparte leefregels voor eiseres niet nodig waren omdat zij goed met haar klachten omgaat: een regelmatig dag- en nachtritme, gaan sporten, proberen haar sociaal netwerk te vergroten.
De verzekeringsarts b&b erkent dat gebrekkige nachtrust bij jonge ouders, de zorg voor een onrustige baby, gecombineerd met het gediagnosticeerde hartgeruis bij de baby van eiseres, de slechte ervaring met een werkgever, het niet hebben van een oppas en de verhuizing naar Breda waar eiseres geen sociaal netwerk heeft, allemaal externe factoren zijn met een impact op het welbevinden van eiseres. Dat zijn echter geen factoren die voor de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de ZW een rol kunnen spelen. Al die omstandigheden in aanmerking genomen ziet Boel in het verslag van verzekeringsarts Stammers onvoldoende aanleiding het standpunt dat eiseres in het kader van de ZW niet als arbeidsongeschikt is aan te merken, bij te stellen.
5.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsarts b&b blijkt dat hij op de hoogte was van de door eiseres gestelde klachten, waaronder ook de sociale omstandigheden die volgens verzekeringsarts Stammers in dit geval tot een andere afweging zouden hebben moeten leiden. Bij het onderzoek door Boel aansluitend aan de hoorzitting heeft eiseres gesteld dat de problemen met het bekken zijn verdwenen, zodat onderzoek daarnaar geen zin had. Daarop heeft de verzekeringsarts b&b afgezien van lichamelijk onderzoek. Verzekeringsarts b&b Boel heeft voldoende gemotiveerd waarom hij van mening is dat eiseres geschikt is om haar eigen arbeid te verrichten. De rechtbank ziet in de informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van Boel. Daarbij is in aanmerking genomen dat Stammers bij zijn onderzoek slechts telefonisch contact heeft gehad met eiseres, waar de primaire verzekeringsarts eiseres zelf heeft onderzocht en de verzekeringsarts b&b eiseres heeft geobserveerd en gesproken tijdens de hoorzitting. Voorts blijkt uit de reactie van verzekeringsarts b&b Boel van 28 februari 2020 op het schrijven van Stammers goed gemotiveerd dat de problemen van eiseres met werkgever, nieuwe woonplaats en de zorg voor de niet geheel gezonde baby heel invoelbaar zijn, maar in het kader van de ZW geen invloed kunnen hebben op de mate van arbeidsongeschiktheid. De rechtbank acht die motivering van de verzekeringsarts b&b voldoende overtuigend. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV op goede gronden de ZW-uitkering van eiseres heeft beëindigd per 1 april 2019.
6. Conclusie
Het beroep wordt dan ook ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier op 9 april 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
De griffier is buiten staat om deze uitspraak
mee te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.