ECLI:NL:RBZWB:2020:1703

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2020
Publicatiedatum
8 april 2020
Zaaknummer
AWB 19_3546
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 19 maart 2019, dat betrekking had op haar aanspraken op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Tijdens de zitting op 30 januari 2020 in Breda heeft het UWV toegezegd om de arbeidsmogelijkhedenlijst van niet eind-geselecteerde functies te overleggen. Dit was van belang voor verzoekster om te beoordelen of deze functies terecht niet waren betrokken bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. Na het bestuderen van de stukken heeft verzoekster geconcludeerd dat de niet eind-geselecteerde functies terecht niet waren geselecteerd en heeft zij haar beroep ingetrokken. Ze heeft echter verzocht om het UWV te veroordelen in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, hoewel het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid niet heeft gewijzigd, het UWV wel aan het beroep van verzoekster is tegemoetgekomen door inzicht te geven in de gegevens over de niet eind-geselecteerde functies. Dit inzicht was pas tijdens de beroepsprocedure gegeven, terwijl het UWV dit ook al tijdens de bezwaarprocedure had kunnen doen. Hierdoor heeft verzoekster onterecht beroep moeten instellen.

De rechtbank heeft het UWV veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 1.050,--. Dit bedrag is gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht, waarbij rekening is gehouden met de punten voor het indienen van het beroepschrift en het verschijnen ter zitting. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 7 april 2020 en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/3546 WIA
uitspraak van 7 april 2020 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. J. Daniëls,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 19 maart 2019 (bestreden besluit) van het UWV inzake de aanspraken van [naam persoon] op een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 30 januari 2020. Ter zitting heeft het UWV toegezegd om de arbeidsmogelijkhedenlijst van de niet eind geselecteerde functies over te leggen, zodat verzoekster kan beoordelen of deze functies terecht niet zijn betrokken bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling.
Na bestudering van de stukken, heeft verzoekster geconcludeerd dat de niet eind-geselecteerde functies terecht niet zijn geselecteerd. Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Hoewel het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid niet heeft gewijzigd, is de rechtbank van oordeel dat het UWV aan het beroep van eiseres is tegemoet gekomen. Eiseres heeft immers voor de beoordeling of het UWV terecht functies heeft laten vervallen, inzicht nodig in gegevens over de niet eind geselecteerde functies. Dit inzicht heeft het UWV pas gegeven in de beroepsprocedure. Zou het UWV dit al tijdens de bezwaarprocedures hebben gedaan, dan had verzoekster niet in beroep hoeven te komen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 1.050,--.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 7 april 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
De griffier is verhinderd om deze uitspraak te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.