4.7De rechtbank overweegt vervolgens dat het bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gaat om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) (zie onder meer de uitspraak van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018) voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betrokkene aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de situatie van de betrokkene op de datum in geding. In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene. Als de betrokkene bezwaar maakt tegen het oordeel dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, zullen de verzekeringsarts bezwaar en beroep en/of de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, rekening houdend met alle medische en arbeidskundige gegevens die in de bezwaarfase voorhanden zijn, voor zover deze betrekking hebben op de datum in geding, beoordelen of de inschatting van het niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen gehandhaafd moet blijven. 5.
De rechtsvraag die de rechtbank moet beoordelen
De rechtbank moet beoordelen of het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser geen recht heeft op een Wajonguitkering.
Tijdens de zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat de te beoordelen datum (datum in geding) eisers 18e verjaardag is, dat wil zeggen [geboortedatum eiser] [jaartal]. De rechtbank gaat daar dan ook vanuit.
Partijen zijn het er verder over eens dat eiser op [geboortedatum eiser] [jaartal] geen arbeidsvermogen had. Zij verschillen van mening over de vraag of het ontbreken van arbeidsvermogen per die datum duurzaam is. De rechtbank zal daarom alleen dat beoordelen.
6.
Beoordeling door het UWV
Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts, een arbeidsdeskundige en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
De verzekeringsarts heeft eiser op het spreekuur van 14 januari 2019 gezien en zijn psyche onderzocht, waaronder de cognitieve en affectieve functies. Ook heeft hij informatie opgevraagd bij eisers internist-endocrinoloog en eisers dossier bestudeerd.
De verzekeringsarts heeft op 30 januari 2019 gerapporteerd dat er sprake is van de ziekte van Graves, waarvoor eiser wordt behandeld met medicatie, en van niet-aangeboren hersenletsel, waarvoor eiser in [jaartal 2] is behandeld. Eiser is beperkt als gevolg van ziekte of gebrek ten aanzien van de algemene mentale functies, spierfuncties, het leren en toepassen van kennis en de mobiliteit. Hij is niet ten minste vier uur per dag belastbaar en kan niet ten minste een uur aaneengesloten werken. Eiser wordt momenteel ingesteld ten aanzien van de schildklier. Dit kan van invloed zijn op zijn vermoeidheidsklachten. Verbetering is mogelijk wanneer de schildklierfunctie beter gereguleerd is.
De arbeidsdeskundige heeft op 1 februari 2019 gerapporteerd dat eiser niet beschikt over basale werknemersvaardigheden omdat hij te vermoeid is om afspraken met de werkgever na te komen. De arbeidsdeskundige heeft geen taak kunnen kiezen die eiser in een arbeidsorganisatie zou kunnen uitvoeren.
De verzekeringsarts b&b heeft eiser gezien tijdens de hoorzitting van 19 juni 2019 en zijn dossier bestudeerd.
De verzekeringsarts b&b heeft op 21 juni 2019 gerapporteerd dat eiser als gevolg van ziekte beperkingen heeft waardoor hij noch op zijn 18e verjaardag noch op de datum van de Wajongaanvraag in staat was om 4 uur per dag belastbaar te zijn voor werkzaamheden en voor het minstens 1 uur aaneengesloten werken. De redenen hiervoor zijn gelegen in energetische en neurocognitieve problemen. Naast het niet-aangeboren hersenletsel is sprake van een nog niet goed ingestelde schildklierfunctie. De werking van de schildklier beïnvloedt het totale functioneren van de mens, zowel fysiek als mentaal. De schildklier speelt onder andere een rol in het regelen van de energiehuishouding, reactiesnelheid, alertheid, lichaamstemperatuur en tonus. In de totale belastbaarheid van eiser is op medisch gebied nog winst te behalen door behandeling, waardoor bijvoorbeeld zijn energetisch vermogen kan toenemen, verwerkingssnelheid kan versnellen, coördinatie beter wordt, cognitieve vermogens kunnen toenemen en de spierkracht kan versterken. Wanneer de schildklierwerking op het juiste niveau gestabiliseerd wordt, is een nieuw neuropsychologisch onderzoek aangewezen om het therapeutisch effect van de behandeling te evalueren dan wel de belastbaarheid opnieuw in kaart te brengen. Omdat nog op diverse punten verbetering van het functioneren te verwachten is, is geen sprake van duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen.
De verzekeringsarts b&b heeft op 17 december 2019 gerapporteerd dat de brief van de kinderrevalidatiearts van 5 december 2019, die eiser in beroep heeft ingediend, geen aanleiding geeft om het standpunt te wijzigen. Het staat niet ter discussie dat eisers totale belastbaarheid op zijn 18e verjaardag onder meer wordt beïnvloed door het niet-aangeboren hersenletsel in combinatie met een disfunctionerende schildklier. Het is moeilijk om de bijdrage per ziektebeeld af te meten, zeker ten aanzien van uithoudingsvermogen dan wel werktijden. De gevolgen van het hersenletsel zijn vanuit medisch oogpunt weinig tot niet te beïnvloeden, al is enige verdere hersenontwikkeling tussen [jaartal 2] en [jaartal] niet uitgesloten. Maar de schildklierfunctie kan verbeteren, waardoor de algemene gezondheid op diverse vlakken zal/kan toenemen. In welke mate dat zal of kan zijn is niet voorspelbaar. Dit zal niet leiden tot volledig herstel van de belastbaarheid, maar minstens tot een verbetering daarvan, met name vooral ten aanzien van het uithoudingsvermogen.
7.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank constateert dat het standpunt van het UWV erop neer komt dat volgens de verzekeringsarts b&b op de datum in geding [geboortedatum eiser] [jaartal] geen verbetering van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie in verband met het niet-aangeboren hersenletsel te verwachten was, maar wel in verband met de schildklieraandoening.
De rechtbank is allereerst van oordeel dat uit de beschikbare medische gegevens niet blijkt of de schildklieraandoening ook al speelde op de datum in geding. De verzekeringsarts b&b heeft de internist-endocrinoloog weliswaar gevraagd om over de aandoening informatie te verstrekken, maar vroeg daarin niet of de aandoening ook al bestond op de datum in geding. De internist-endocrinoloog schrijft op 28 januari 2019 dat er in het begin sprake was van minder goed ziektemanagement en dat eiser vanaf najaar 2018 beter wordt behandeld. Verder schrijft de kinderoncoloog op 6 januari 2020 dat bij eiser in 2018 een probleem van de schildklier is vastgesteld. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt niet dat zij eiser hebben gevraagd of de schildklieraandoening al bestond op de datum in geding. Naar het oordeel van de rechtbank is het bestreden besluit alleen al daarom onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende gemotiveerd. Het verweer van de gemachtigde van het UWV tijdens de zitting bij de rechtbank dat er een korte tijd zit tussen 2018 en de datum in geding en dat niet is gebleken dat het toen niet speelde, treft geen doel, omdat dat slechts een veronderstelling betreft zonder concrete medische onderbouwing.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de verzekeringsarts b&b onvoldoende concreet heeft onderbouwd wat op de datum in geding de mogelijke resultaten van de behandeling van de schildklieraandoening konden zijn voor de totale verbetering van de belastbaarheid van eiser en daarmee zijn reële mogelijkheden tot arbeidsparticipatie in de toekomst. De rechtbank vindt het in dit verband van belang dat uit de medische gegevens blijkt, en ook door de verzekeringsarts b&b wordt erkend, dat eiser als gevolg van het niet-aangeboren hersenletsel op de datum in geding onder andere blijvende cognitieve en energetische (vermoeidheid) beperkingen had. De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsartsen hebben onderzocht of het ‘gat’ dat de verbetering van de schildklieraandoening zou moeten overbruggen tussen het niveau van eisers functioneren op de datum in geding en het functioneren dat noodzakelijk is voor arbeidsparticipatie in de toekomst, te overbruggen is door behandeling van de schildklier, en of dit ‘gat’ – mede door de cognitieve en energetische beperkingen als gevolg van het niet-aangeboren hersenletsel – te groot is. De verzekeringsarts b&b heeft er slechts in het algemeen op gewezen dat van het beter instellen van de schildklier een verbetering van het functioneren te verwachten is. Deze algemene verwachting is volgens de rechtspraak van de CRvB echter onvoldoende. De CRvB eist namelijk een concrete en deugdelijke afweging toegespitst op de situatie van de betrokkene en een onderbouwing die ziet op het mogelijke resultaat van een medische behandeling. Deze afweging ontbreekt in het geval van eiser. Dit klemt te meer omdat eiser naast de schildklieraandoening lijdt aan niet-aangeboren hersenletsel. Dat het moeilijk is om de bijdrage per ziektebeeld af te meten, vindt de rechtbank aannemelijk en logisch. Dit ontslaat de verzekeringsarts b&b echter niet van de verplichting om te onderbouwen waarom de verwachting gerechtvaardigd is dat betere instelling van de schildklier – ondanks de beperkingen die voorvloeien uit het niet-aangeboren hersenletsel – tot een zodanige afname van de vermoeidheid en een zodanige verbetering van het fysiek en mentaal functioneren van eiser zal leiden dat dit zal kunnen leiden tot een reële verbetering van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie in de toekomst.
De rechtbank is daarom van oordeel dat aan het bestreden besluit een onderzoeksgebrek en een motiveringsgebrek kleven. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
8. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet om proceseconomische redenen aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om de in rechtsoverweging 7 geconstateerde gebreken te herstellen.
De rechtbank zal daarna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
Het UWV zal bij het herstel van de gebreken in elk geval het volgende moeten betrekken.
a. Wanneer het UWV van oordeel is dat de schildklieraandoening nog niet bestond op de datum in geding, zal het moeten aangeven welke consequenties dat heeft voor het oordeel over de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen gelet op de blijvende beperkingen als gevolg van het niet-aangeboren hersenletsel, zoals de rechtbank in overweging 7 heeft overwogen.
b. Wanneer het UWV van oordeel is dat de schildklieraandoening al wel bestond op de datum in geding, zal het concreet moeten onderbouwen wat op die datum de mogelijke resultaten van de behandeling daarvan konden zijn voor de totale verbetering van de belastbaarheid van eiser en daarmee zijn reële mogelijkheden tot arbeidsparticipatie in de toekomst gelet op de blijvende beperkingen als gevolg van het niet-aangeboren hersenletsel, zoals de rechtbank in overweging 7 heeft overwogen.
c. Afhankelijk van de stappen van het stappenplan van het beoordelingskader die aan de orde zijn, zal het onderzoek door het UWV niet alleen door de verzekeringsarts b&b moeten worden gedaan, maar ook door de arbeidsdeskundige b&b.
De rechtbank geeft het UWV in overweging om zo nodig nadere informatie op te vragen bij eisers behandelaars.
9. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het UWV de gebreken kan herstellen op acht weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan moet het dit binnen drie weken aan de rechtbank meedelen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
10. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat laatste betekent ook dat zij over de vergoeding van het griffierecht en de proceskosten nu nog geen beslissing neemt.