Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , verzoeker,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 maart 2020 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. T. Voortman, had beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 9 oktober 2018, betreffende zijn aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet. Na een zitting op 7 februari 2019, waarbij de rechtbank het onderzoek heropende om een deskundige te benoemen, heeft verzekeringsarts E.P.D. Siem-Yoe van A-Rea verzoeker onderzocht. Op basis van het deskundigenrapport heeft het UWV op 3 februari 2020 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij verzoekers bezwaar gegrond werd verklaard en een ZW-uitkering werd toegekend per 28 maart 2018.
Verzoeker trok vervolgens zijn beroep in en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overwoog dat, gezien het besluit van 3 februari 2020, het UWV aan verzoeker was tegemoetgekomen, wat aanleiding gaf om het UWV te veroordelen in de gemaakte proceskosten.
Verzoeker had enkel verzocht om vergoeding van zijn reiskosten, die hij berekende op € 97,06. Het UWV stelde echter dat de reiskosten op basis van openbaar vervoer vergoed konden worden tot € 75,16. De rechtbank oordeelde dat verzoeker recht had op een vergoeding van zijn reiskosten op basis van openbaar vervoer 2e klasse ter hoogte van € 21,44, maar dat de reis naar de deskundige in Zeist niet voldoende mogelijk was met openbaar vervoer. Daarom werd een vergoeding van € 70,56 voor deze reis toegekend. Uiteindelijk heeft de rechtbank het UWV veroordeeld tot een totale reiskostenvergoeding van € 92,-.