ECLI:NL:RBZWB:2020:1627

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 maart 2020
Publicatiedatum
3 april 2020
Zaaknummer
AWB - 18 _ 7975
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belastingrechtelijke navorderingsaanslagen en ambtshalve vermindering in verband met hennepkwekerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 maart 2020 uitspraak gedaan in een belastingrechtelijk geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Iab ZVW) voor de jaren 2008, 2011 en 2012, die waren opgelegd naar aanleiding van een hennepkwekerij die op zijn adres was aangetroffen. De inspecteur had de bezwaren van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding, maar had de bezwaren later alsnog in behandeling genomen als verzoeken om ambtshalve vermindering. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur voor het jaar 2012 aannemelijk heeft gemaakt dat de belanghebbende voordelen heeft genoten uit de hennepkwekerij, maar voor het jaar 2011 niet. De rechtbank heeft de navorderingsaanslagen voor 2008 en 2011 vernietigd, maar de navorderingsaanslag voor 2012 bevestigd, met een vermindering van het belastbaar inkomen. Tevens is de vergrijpboete voor het jaar 2012 verminderd tot 40% van het bedrag van de navorderingsaanslag. De rechtbank heeft ook de verzuimboete voor het jaar 2015 verminderd wegens overschrijding van de redelijke termijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummers BRE 18/7975, 18/7977 t/m 18/7980 en 19/476
uitspraak van 30 maart 2020
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende (navorderings)aanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringwet (Iab ZVW) en beschikkingen opgelegd:
Jaar
(Navorderings)aanslag
Middel
Boete
Rente
Zaaknummer
2008
Navorderingsaanslag
IB/PVV
Heffingsrente
18/7977
2011
Navorderingsaanslag
IB/PVV
Vergrijpboete
Heffingsrente
19/476
2011
Navorderingsaanslag
Iab ZVW
Heffingsrente
18/7975
2012
Navorderingsaanslag
IB/PVV
Vergrijpboete
Belastingrente
18/7978
2012
Navorderingsaanslag
Iab ZVW
Belastingrente
18/7979
2015
Aanslag
IB/PVV
Verzuimboete
18/7980
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 17 oktober 2018 de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De inspecteur heeft vervolgens de bezwaarschriften in behandeling genomen als verzoeken om ambtshalve vermindering van de hiervoor bedoelde navorderingsaanslagen, rente- en boetebeschikkingen. De inspecteur heeft bij beschikking van 17 oktober 2018 het verzoek om vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2011 gedeeltelijk afgewezen. Daarbij heeft de inspecteur deze navorderingsaanslag en heffingsrentebeschikking verminderd en de bij die navorderingsaanslag gegeven boetebeschikking vernietigd. Bij beschikkingen van 17 oktober 2018 heeft de inspecteur het verzoek om vermindering van de overige navorderingsaanslagen, rente- en boetebeschikkingen geheel afgewezen.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar op 27 november 2018 digitaal beroep ingesteld. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende vanwege de samenhang alleen in de zaak 18/7975 een griffierecht geheven van € 46.
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de rechtbank desgevraagd laten weten dat de beroepen mede rechtstreeks zijn gericht tegen de beschikkingen inzake de afwijzing van de verzoeken om ambtshalve vermindering. De inspecteur heeft ingestemd met het rechtstreeks beroep tegen deze beschikkingen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 februari 2020 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende en namens de inspecteur [inspecteur] .

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:
2.1
Belanghebbende, geboren op [datum] 1955, was gehuwd met [A] . Zij zijn in november 2016 gescheiden.
2.2
Belanghebbende stond van 10 juli 2007 tot 6 januari 2015 in de Basisregistratie Personen ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats] .
2.3
Op 17 april 2012 heeft de politie Oost-Brabant op de zolder boven de garage behorende tot het adres [adres] te [woonplaats] een hennepkwekerij aangetroffen. In het in het kader van het strafrechtelijk onderzoek op 28 mei 2013 opgemaakte Proces-verbaal van bevindingen staat:
“2.
AANGETROFFEN VUILNISZAKKEN MET HENNEPAFVAL:
RUIMTE 1
In deze ruimte werden 11 zwarte plastic vuilniszakken aangetroffen, verdeeld in:
* 1 vuilniszak met aarde en wortelresten en hennepplanten;
* 8 vuilniszakken met gesnoeide hennepplanten;
* 1 vuilniszak met hele gedroogde hennepplanten;
RUIMTE 2
In deze ruimte werden 30 zwarte plastic vuilniszakken aangetroffen, verdeeld in:
* 21 vuilniszakken met wortelresten van hennepplanten;
* 7 vuilniszakken met gesnoeide hennepplanten;
* 2 vuilniszakken met hele gedroogde hennepplanten;
RUIMTE 3
In deze ruimte werden 25 zwarte vuilniszakken aangetroffen, verdeeld in:
* 5 vuilniszakken met wortelresten van hennepplanten en aarde:
* 20 vuilniszakken met gesnoeide hennepplanten;
In totaal werden er 10 groene Jerrycans van het merk Terra Flores in de 3 ruimtes aangetroffen, 7 lege en 3 volle.
Ook werd er een plastic fles met Cannazym aangetroffen. (zie fotonummer 31)
3. SPOREN VAN EERDERE OOGSTEN:
Tijdens het ingestelde onderzoek door de politie werden de navolgende sporen van eerdere oogst aangetroffen:
- stof op de spiegelkappen van de koolstoffilters;
- kalkafzetting op de randen van de kweekpotten;
- kalkafzetting op waterton;
- kalkafzetting op koolfilters;
- klakafzetting op de rubberen folie van de vloer van de kweekruimte;
- droogrekken met hennepresten (zie fotonummer 51);
- gebruikte assimilatielampen.
Uit het voornoemde is aannemelijk geworden, dat er meerdere oogsten hebben plaatsgevonden. De politie is bij de berekening wederrechtelijk voordeel uitgegaan van drie eerdere oogsten.
2.4
Belanghebbende is op 17 april 2012 om 14.24 uur in het kader van het strafrechtelijk onderzoek verhoord. In het Proces-verbaal van verhoor verdachte is daarover het volgende opgenomen (waarbij met V wordt bedoeld ‘Vraag’ en met A wordt bedoeld ‘Antwoord’):

V: Waar staat u ingeschreven?
A: Ik sta ingeschreven op het adres [adres] te [woonplaats] , [gemeente X] .
V: Waar bent u woonachtig of waar verblijft u?
A: Ik woon op dit adres.
(...)
V: Bent u de eigenaar of de huurder van deze woning en vanaf wanneer?
A: Ik ben eigenaar van de woning. Het is dus een koopwoning. Ik woon daar sinds 2007.
(... )
V: Heeft u huur/hypotheek achterstand, zo ja hoeveel?
A: Ja, ik heb een achterstand van ongeveer 5700 euro en er op de woning ligt nog een beslag uit Belgib van de KBC bank.
(... )
V: Heeft u betalingsachterstanden of schulden, zo ja bij wie?
A: Ja, bij de belastingdienst, ING, ABNAMRO, KWC te Belgib, ziekenfonds.
V: Hoe hoog zijn deze betalingsachterstanden of schulden en hoe zijn deze ontstaan?
A: Dit is geschat op ruim 100.000 euro.
HENNEPKWEKERIJ
V: We gaan het nu over de hennepkwekerij hebben. Wat kunt u daarover verklaren?
A: Ik ben zelf nooit bezig geweest met de henneptelerij. Er was geen hennepkwekerij bij mij. Er komen wel eens huurders die vragen voor een opslagruimte. Ik weet niet eens hoe een hennepplant er uit ziet. Ik vond alles goed wat ze bij mij hebben neergezet. Ik ben te goeder trouw geweest. Als ik de schuur verhuurde, kreeg ik alleen meer geld, wat ik hard nodig had. Ik bemoeide me niet met de spullen die in de schuur of de zolder van de schuur willen neerzetten. Ik zit zo ver in de shit dat het mij niet interesseerde wat ze plaatsten.
V: Wie is eigenaar of bewoner van het pand waar wij de hennepkwekerij c.q. de hennepkwekerijspullen in hebben aangetroffen?
A: Ik ben de eigenaar van de schuur waar de spullen zijn aangetroffen.
(…)
V: Wanneer is de hennepkwekerij opgebouwd en ingericht?
A: Dit is mij niet bekend. Volgens mij was er helemaal geen hennepkwekerij.
V: Hoe bent u in contact gekomen met personen die de hennepkwekerij ingericht hebben of spullen daarvoor in de schuur hebben gebracht.
A: Dit zijn de nieuwe Polen die het pand in de [straat] huren en komen uit Zoetermeer. (...)
2.5
De ex-echtgenote van belanghebbende is op 17 april 2012 om 13.53 uur in het kader van het strafrechtelijk onderzoek verhoord. In het Proces-verbaal van verhoor verdachte is daarover het volgende opgenomen (waarbij met V wordt bedoeld ‘Vraag’ en met A wordt bedoeld ‘Antwoord’):

V: Werkt uw partner, zo ja waar en wat zijn zijn/haar werkzaamheden?
A: Mijn man is baas van een vastgoedbedrijf, hij heeft geen personeel in dienst. De zaken gaan erg slecht sinds een paar jaar. Financieel staan we er erg slecht voor. Dit brengt veel spanning met zich mee.
( ...)
V: Wie betaalt het gas, water en licht van de woning en hoeveel bedraagt deze?
A: Mijn man betaald dat, ik weet het bedrag niet.
(...)
V: Hoeveel geld houdt u over om van te leven per maand?
A: Ik krijg 150 euro boodschappengeld van mijn man. Verder heb ik mijn eigen inkomen wat ik besteed aan mijn kinderen en af en toe ook wat voor mezelf.
V: Kunt u van dit geld rondkomen?
A: Nee, want ik weet dat er veel rekeningen liggen die niet betaald worden.
V: Heeft u weleens geld gewonnen?
A: Nee nooit
V: Heeft u weleens een erfenis gehad?
A: Nee.
V: Bent u gemachtigd om financibn of gelden van derden te beheren, zo ja, van wie en om welke bedragen gaat het?
A: Nee.
V: Bent u in het bezit van vermogen in Nederland en/of in het buitenland?
A: ons eigen huis, in de [straat] hebben we nog een huis, dit is perceelnummer [#] te [woonplaats] . Verder hebben we geen woningen op naam.
V: Bent u in het bezit van een of meerdere voertuigen, zo ja wat zijn de merken, type en kentekens hiervan?
A: We hebben een Mercedes, grijs van kleur, kenteken weet ik niet, dan heb ik een Toyota Yaris, donker groen van kleur, het kenteken weet ik ook niet. Mijn zoon [naam zoon] heeft een Volkswagen Golf, donkerblauw van kleur, dit voertuig staat op naam van mijn zoon.
V: Wanneer heeft u deze voertuigen gekocht?
A: De Toyota is 12 jaar oud. De Mercedes is 3 of 4 jaar oud. De Toyota rijd ik al 11 elf jaar en de Mercedes hebben we 1,5 á 2 jaar.
V: Wat heeft u ervoor betaald en hoe heeft u dit betaald?
A: Nee dat weet ik niet.
(…)
V: Wie betaald hiervoor de verzekering en de wegenbelasting?
A: Mijn man.
(...)
Hebt u betalingsachterstanden of schulden, zo ja bij wie?
A: Ja bij het CZ en de rest weet ik niet.
V: Hoe hoog zijn deze betalingsachterstanden of schulden en hoe zijn deze ontstaan?
A: Ik durf geen schatting van het schuldbedrag te maken. Ik vermoed dat het wel redelijk wat is aangezien ik veel rekeningen zie met betalingsachterstand. Mijn man gaf altijd aan dat ik me er niet mee mag bemoeien en dat het allemaal wel goed komt. Ik weet dat het ver oploopt met de rekeningen. Af en toe gaf hij aan dat er dan wel weer iets was geregeld. Ik wist niet hoe dat dan ging.
V: We gaan het nu over de hennepkwekerij hebben. Wat kunt u daarover verklaren.
A: Ik kan daar niets over verklaren, ik weet daar niets van. Ik heb het nooit
gezien.
(... )
V: Sinds wanneer weet je dat er hennep in de schuur staat?
A: Ik weet het sinds een half jaar. Ik wil er niets van weten. Ik heb het nooit gezien. Ik wilde het niet zien. Ik ben veel weg 's avonds dus weet niet wat er gebeurt thuis.
V: Je weet het sinds een half jaar? Hoe ben je er achter gekomen?
A: Ik kwam er achter doordat de deur op slot zat. Ik kwam eigenlijk nooit in die schuur. Ineens paste mijn sleutel er niet op. Ik vond het zo'n puinhoop in de schuur. Volgens mijn man had ik er niets te zoeken.
Mijn man heeft uiteindelijk verteld dat er hennep op de zolder van de garage staat.
(... )
V: Heeft de zolder vol gestaan met hennep vanaf een half jaar geleden tot de dag vandaag?
A: Het heeft er maar 1 keer op gestaan voor zover ik weet. Mijn man had verteld dat de planten goed waren en dat hij ze weg kon brengen.
V: Hoe gebeurde dat dan?
A: Ik heb gezien dan mijn man een keer een aantal vuilniszakken, ik denk 2 of 3 zakken weg had gebracht. Mijn man heeft verteld dat in die vuilniszakken hennep zat.
V: Wanneer was het dat je je man hebt gezien met die vuilniszakken?
A: Ik denk dat dit eind februari 2012 is geweest.
V: Waarom heeft u de hennepkwekerij aangelegd?
A: Ik denk dat er maar een reden Is, het financible probleem. Ik denk dat hij dat daarom heeft gedaan. De financible problemen zijn er zeker al een half jaar.
(...)
V: Hoe waren de werkzaamheden in de hennepkwekerij georganiseerd?
(Wie deed wat, de opbouw van de planten, het zaaien/planten, de verzorging, het oogsten, knippen en drogen van de toppen)
A: Ik weet het niet zeker. Het kan zijn dat mijn man en [B] het samen zijn geweest. [B] heeft verstand van hennep, dat weet ik.
V: Hoe weet je dat [B] verstand heeft van hennep?
A: Ik weet dat [B] bij ons kwam en ik heb gezien dat mijn man en [B] naar de garage gingen en deze ook binnen gingen. Ik heb verschillende keren gezien dat ze de garage ingingen waar hennep stond. Ik heb er nooit naar gevraagd. Ik
had er zo'n haat op.
(... )
V: Heb jij een bepaalde geur geroken?
A: Ja, ik heb af en toe een zoete weefge lucht geroken. Ik weet dat deze lucht van
de hennepplanten afkomstig was. Ik heb deze geur vaker waargenomen als iemand een joint rookte.
(...)
2.6
De politie Brabant-Noord heeft op 20 mei 2012 een “Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art 36e 2e lid Sr” (Rapport berekening voordeel) opgemaakt. Hierin staat onder meer vermeld:

Het BOOM-rapport betreffende standaardberekeningen en normen
Door het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (hierna BOOM) is in april 2005 een rapport uitgebracht met daarin een standaardberekening en normen met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordele van hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht. Per 1 november 2010 heeft het BOOM een update op voornoemde standaard berekening en normen 2005 uitgebracht.
(…)
5.2.2
Aanwijzing meerdere oogsten
Blijkens het rapport van het BOOM is de groei- en bloeitijd van de hennepplanten gemiddeld 9 weken. Indien rekening wordt gehouden met een periode van 1 week voor het oogsten, opruimen en opnieuw planten van stekken is de gemiddelde kweekcyclus 10 weken per oogst. Dit komt overeen met 5 hennepoogsten per jaar.
Tijdens het ingestelde onderzoek zijn de navolgende aanwijzingen van eerdere oogsten gebleken:
Vorenstaande [melding/verklaring/facturen] zijn als bijlagen bij dit rapport gevoegd.
Door de verdachte [naam] werd het volgende verklaard ten aanzien van het tijdstip van aanvang van de hennepkwekerij en het aantal oogsten welke reeds gerealiseerd waren:
[ ]
In de hierna vermelde berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt uitgegaan van 3 reeds eerder gerealiseerde oogsten.
5.2.3
Bruto opbrengst van de hennepkwekerij per oogst
(…)
Ik trof op de kweeklocatie in totaal 190 afgeknipte planten aan.
Gemiddeld stonden er 18,7 planten op een m2. De opbrengst per plant is dan volgens het rapport van BOOM 26.2 gram.
De totale bruto opbrengst per oogst bedraagt dan:
190 planten x 26.2 gram = 4978 kilogram x € 3.28 = € 16327.84.
5.3
Recapitulatie wederrechtelijk verkregen voordeel
Berekende bruto opbrengst per oogst (punt 5.2.3)
€ 16327.84
Berekende kosten per oogst (punt 5.2.4)
€ 1324,20
Totaal wederrechtelijk voordeel per oogst
€ 15003,64
Uit punt 5.2.2 kan blijken dat er sprake is van 3 gerealiseerde oogsten.
Op grond van het vorenstaande wordt gesteld, dat verdachte [belanghebbende] een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft verkregen van 3 oogsten maal € 15003,64 is in een totaal een bedrag van€ 45010,92.
2.7
Het hiervoor bedoelde strafrechtelijk onderzoek heeft ertoe geleid dat de politierechter belanghebbende op 24 november 2016 heeft veroordeeld ter zake van het in de uitoefening van beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod alsmede ter zake van diefstal. Daarnaast heeft de politierechter op 24 november 2016 mondeling vonnis gegeven in de ontnemingszaak van het Openbaar Ministerie tegen belanghebbende. In die zaak strekte de vordering van de officier van justitie tot het opleggen van de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 30.007,28 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De politierechter heeft bij het mondelinge vonnis het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vastgesteld op een bedrag van € 15.003,00. Volgens de aantekening bij het vonnis acht de politierechter in tegenstelling tot de officier van justitie het realiseren van één oogst wettig en overtuigend bewezen.
2.8
Op het door belanghebbende ingestelde hoger beroep heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch de bij 2.7 bedoelde vonnissen bevestigd. De Hoge Raad heeft het oordeel van het gerechtshof in stand gelaten onder verwijzing naar artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie.
2.9
De inspecteur heeft een belastingcontrole bij belanghebbende ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV voor de jaren 2011 en 2012. In het van deze controle op 4 december 2015 opgemaakte rapport (het controlerapport) heeft de inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende substantiële inkomsten uit handel in verdovende middelen niet heeft aangegeven. In dit rapport staat onder meer het volgende vermeld:

Uit het onderzoek is gebleken dat in de periode 2011 tot 17 april 2012 er sprake is van drie oogsten à 190 hennepplanten uitgaande van een groeicyclus van 10 weken. Waarbij ik ben uitgegaan van de norm, zoals vermeld in het proces-verbaal van de politie Oost Brabant, zijnde 26,2 gram per plant. De gramprijs wordt door mij voor het jaar 2011 en 2012 gesteld op € 3,28, zijnde de prijs die op dat moment in de markt gehanteerd is.
Dit leidt tot de volgende opbrengstberekening:
2011
- 190 planten X 26,2 gram = 4.978 gram
- 4.978 gram X 3,28 = € 16.327,84.
De opbrengst voor in 2011 komt hierdoor op € 16.327 voor één oogst.
2012
- 190 planten X 26,2 gram = 4.978 gram
- 4.978 gram X € 3,28 = € 16.327,84.
De opbrengst voor in 2012 komt hierdoor op € 32.655 voor twee oogsten.
De inspecteur heeft in het rapport aangekondigd dat hij deze berekende opbrengsten als resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking zal nemen en dat ter zake aan belanghebbende voor de jaren 2011 en 2012 navorderingsaanslagen IB/PVV en Iab ZVW zullen worden opgelegd. Tevens heeft de inspecteur in het rapport aangekondigd dat hij voornemens is om aan belanghebbende een vergrijpboete op te leggen van 50%.
2.1
Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV voor het jaar 2011 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 15.353 negatief. De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV voor het jaar 2011 overeenkomstig deze aangifte vastgesteld. Daarbij heeft de inspecteur het verlies bij beschikking vastgesteld op € 15.353. Dit verlies heeft de inspecteur bij beschikking verrekend met het voor het jaar 2008 vastgestelde belastbaar inkomen uit werk en woning.
2.11
Belanghebbende heeft voor het jaar 2011 aangifte Iab ZVW gedaan naar een bijdrage-inkomen van nihil. De inspecteur heeft geen aanslag Iab ZVW voor het jaar 2011 aan belanghebbende opgelegd.
2.12
Naar aanleiding van het controlerapport heeft de inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2011 opgelegd. Daarbij heeft de inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning als volgt verhoogd:
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 15.353
-/-
Resultaat uit overige werkzaamheden
€ 16.327
Correctie inkomsten eigen woning
€ 15.353
Belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 16.327
Naar aanleiding van de vaststelling van dit positieve belastbaar inkomen uit werk en woning, heeft de inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2008 opgelegd. Daarbij heeft de inspecteur de verrekening van het verlies uit 2011 met het positieve inkomen uit 2008, teruggenomen.
2.13
Naar aanleiding van het controlerapport heeft de inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag Iab ZVW voor het jaar 2011 opgelegd naar een bijdrage-inkomen van
€ 16.327.
2.14
Belanghebbende heeft voor het jaar 2012 aangifte IB/PVV gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil. De inspecteur heeft de aanslag IB/PVV voor het jaar 2011 overeenkomstig deze aangifte vastgesteld.
2.15
Belanghebbende heeft voor het jaar 2012 aangifte Iab ZVW gedaan naar een bijdrage-inkomen van nihil. De inspecteur heeft geen aanslag Iab ZVW voor het jaar 2012 aan belanghebbende opgelegd.
2.16
Naar aanleiding van het controlerapport heeft de inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2012 opgelegd. Daarbij heeft de inspecteur het belastbaar inkomen uit werk en woning als volgt verhoogd:
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 0
Resultaat uit overige werkzaamheden
€ 32.655
Belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 32.655
2.17
Naar aanleiding van het controlerapport heeft de inspecteur aan belanghebbende een navorderingsaanslag Iab ZVW voor het jaar 2012 opgelegd naar een bijdrage-inkomen van
€ 32.655.
2.18
De inspecteur heeft gelijktijdig met het opleggen van de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 2011 en 2012 aan belanghebbende bij beschikking vergrijpboetes van € 1.188 respectievelijk € 4.188 opgelegd.
2.19
De inspecteur heeft belanghebbende bij brief met dagtekening 28 februari 2016 uitgenodigd om uiterlijk op 1 mei 2016 zijn aangifte IB/PVV en Iab ZVW voor het jaar 2015 in te dienen.
2.2
Bij brief van 17 juni 2016 heeft de inspecteur belanghebbende herinnerd aan het doen van aangifte IB/PVV en Iab ZVW voor het jaar 2015 en hem meegedeeld dat deze aangifte uiterlijk 1 juli 2016 moet worden ingediend.
2.21
Bij brief van 29 juli 2016 heeft de inspecteur belanghebbende aangemaand om de bij 2.20 bedoelde aangifte uiterlijk 12 augustus 2016 in te dienen.
2.22
Belanghebbende heeft op 27 mei 2017 de aangifte IB/PVV en Iab ZVW voor het jaar 2015 ingediend. Het verzamelinkomen en bijdrage-inkomen is volgens deze aangifte nihil.
2.23
De inspecteur heeft overeenkomstig belanghebbendes aangifte een aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 opgelegd. Gelijktijdig met deze aanslag heeft de inspecteur aan belanghebbende een verzuimboete opgelegd van € 369.
2.24
Belanghebbende heeft bezwaren ingediend tegen de navorderingsaanslagen IB/PVV voor de jaren 2011 en 2012 en de daarbij opgelegde vergrijpboeten, de navorderingsaanslagen Iab ZVW voor de jaren 2011 en 2012, de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2008 en de bij de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 opgelegde verzuimboete. De inspecteur heeft deze bezwaren bij de uitspraken daarop niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding.
2.25
De inspecteur heeft vervolgens de bezwaren in behandeling genomen als verzoeken om ambtshalve vermindering van de bij 2.24 bedoelde navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen.
2.26
Bij zijn beschikking van 17 oktober 2018 heeft de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2011 gedeeltelijk afgewezen. Daarbij heeft de inspecteur deze navorderingsaanslag als volgt verminderd:
Vastgesteld belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 15.353
-/-
Resultaat uit overige werkzaamheden
€ 16.327
Belastbaar inkomen uit werk en woning
€ 974
De bij deze navorderingsaanslag opgelegde vergrijpboete heeft de inspecteur vernietigd.
2.27
Bij beschikkingen van 17 oktober 2018 heeft de inspecteur het verzoek om vermindering van de overige navorderingsaanslagen en boetebeschikkingen geheel afgewezen.

3.Geschil

3.1
Ter zitting heeft belanghebbende bevestigd dat de beroepen niet langer zijn gericht tegen de uitspraken op bezwaar. De beroepen zijn uitsluitend gericht tegen de beschikkingen inzake de (gedeeltelijke) afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van:
- de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2008;
- de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2011;
- de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2012 de daarbij opgelegde vergrijpboete;
- de navorderingsaanslagen Iab ZVW voor de jaren 2011 en 2012;
- de bij de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 opgelegde verzuimboete.
3.2
Het geschil spitst zich voor wat betreft de navorderingsaanslagen toe op het antwoord op de vraag of belanghebbende in de jaren 2011 en 2012 ten aanzien van de op de zolder van zijn garage aangetroffen hennepkwekerij als resultaat uit overige werkzaamheden te belasten voordelen heeft genoten.
3.3
Ter zitting heeft de inspecteur zich voor wat betreft het jaar 2012 nader op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van één oogst, zodat voor dat jaar het in aanmerking genomen resultaat uit overige werkzaamheden dient te worden verminderd tot € 16.327.

4.Beoordeling van het geschil

De navorderingsaanslagen
4.1
Belanghebbende ontkent dat hij opbrengsten uit een hennepkwekerij heeft genoten. Zo hij al opbrengsten uit een hennepkwekerij zou hebben genoten, dan zou dit niet leiden tot te belasten voordelen, maar tot een verliespost. Volgens belanghebbende dient ook rekening te worden gehouden met de ontnemingsvordering.
4.2
De inspecteur stelt dat het aannemelijk is dat belanghebbende in 2011 en 2012 inkomsten uit de teelt van hennep heeft genoten. Uit de processen-verbaal van de verhoren van belanghebbende en zijn ex-echtgenote volgt namelijk duidelijk dat de uitgaven het bij de Belastingdienst bekende inkomen ruim overtreffen. Daarbij wijst de inspecteur erop dat de ex-echtgenote heeft verklaard dat belanghebbende vanwege de financiële problemen de hennepkwekerij heeft aangelegd en dat zij volgens haar op 17 april 2012 afgelegde verklaring sinds een half jaar op de hoogte van deze hennepkwekerij was. De inspecteur wijst verder op het bij 2.3 bedoelde Proces-verbaal van bevindingen. Hieruit volgt dat het niet anders kan zijn geweest dan dat er meerdere oogsten zijn geweest. Indien belanghebbende eind 2011 stekken heeft geplant, dan heeft hij die in 2012 geoogst. Ook in 2011 moet belanghebbende dan hebben geoogst. Per oogst heeft belanghebbende een opbrengst van € 16.327 genoten. Omdat belanghebbende deze opbrengsten niet in zijn aangiften IB/PVV en Iab ZVW voor de jaren 2011 en 2012 heeft verantwoord, stelt de inspecteur zich op het standpunt dat belanghebbende voor die jaren de vereiste aangifte IB/PVV en Iab ZVW niet heeft gedaan. De bewijslast moet volgens de inspecteur daarom worden omgekeerd, zodat het aan belanghebbende is om te doen blijken dat de navorderingsaanslagen IB/PVV en Iab ZVW onjuist zijn. Die navorderingsaanslagen berusten op een redelijke schatting, rekening houdend met de ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2011. Belanghebbende heeft niet aan de op hem rustende zware bewijslast voldaan, aldus de inspecteur.
4.3
De rechtbank overweegt dat wil er sprake zijn van omkering van de bewijslast wegens het niet doen van de vereiste aangifte, in de eerste plaats op de inspecteur de bewijslast rust dat de vereiste aangifte niet is gedaan. Op de inspecteur rust daarom de last om zijn stelling aannemelijk te maken dat belanghebbende uit de op de zolder van zijn garage aangetroffen hennepkwekerij voordelen heeft genoten die hij niet in zijn aangiften IB/PVV en Iab ZVW voor de jaren 2011 en 2012 heeft verantwoord.
4.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur voor wat betreft het jaar 2012 aan zijn bij 4.3 bedoelde bewijslast voldaan. De rechtbank acht aannemelijk dat de op 17 april 2012 op de zolder van belanghebbendes garage aangetroffen hennepkwekerij van belanghebbende was en dat hij daaruit in 2012 ten minste één oogst heeft behaald, waaruit hij geldelijke opbrengsten heeft genoten. Bij dit oordeel betrekt de rechtbank:
- het Proces-verbaal van bevindingen, waarin een omschrijving staat van de aangetroffen vuilniszakken met hennepafval;
- het Rapport berekening voordeel, waarin staat dat blijkens het rapport van het BOOM de gemiddelde kweekcyclus 10 weken per oogst is;
- de door belanghebbendes ex-echtgenote tijdens het politieverhoor afgelegde verklaringen, waaruit onder meer volgt dat zij op 17 april 2012 een half jaar op de hoogte was van de hennepkwekerij in de garage, zij eind februari 2012 heeft gezien dat belanghebbende een aantal vuilniszakken heeft weggebracht en belanghebbende haar heeft verteld dat daarin hennep zat.
4.5
Voor wat betreft het jaar 2011 heeft de inspecteur naar het oordeel van de rechtbank niet aan zijn bij 4.3 bedoelde bewijslast voldaan. De in paragraaf 3 van in het Proces-verbaal van bevindingen opgesomde sporen en de verklaring van belanghebbendes ex-echtgenote dat zij op 17 april 2012 een half jaar op de hoogte was van de hennepkwekerij in de garage, acht de rechtbank onvoldoende voor de conclusie dat belanghebbende met de hennepkwekerij ook in het jaar 2011 een oogst heeft behaald. In de omstandigheid dat belanghebbendes uitgaven in het jaar 2011 het bij de Belastingdienst bekende inkomen ruim overtroffen, ziet de rechtbank geen aanwijzing voor de stelling dat belanghebbende in het jaar 2011 voordelen uit de hennepkwekerij heeft genoten. Dat belanghebbende meer uitgaven dan inkomen zou hebben, kan namelijk ook worden verklaard door de omstandigheid dat belanghebbende en zijn ex-echtgenote, zoals zij tijdens het politieverhoor hebben verklaard, forse schulden en betalingsachterstanden hebben.
4.6
Reeds nu de inspecteur voor wat betreft het jaar 2011 niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende in dat jaar een voordeel heeft genoten uit de hennepkwekerij, is de rechtbank van oordeel dat de inspecteur ter zake ten onrechte een bedrag van € 16.327 als resultaat uit overige werkzaamheden tot belanghebbendes belastbaar inkomen uit werk en woning heeft gerekend. Dit brengt mee dat de inspecteur voor het jaar 2011 ten onrechte navorderingsaanslagen IB/PVV en Iab ZVW aan belanghebbende heeft opgelegd. Tevens brengt dit mee dat de inspecteur voor het jaar 2008 ten onrechte een navorderingsaanslag IB/PVV heeft opgelegd. De rechtbank zal daarom de beschikkingen inzake de afwijzing van de verzoeken om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslagen IB/PVV en Iab ZVW voor het jaar 2011 en de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2008, alsmede deze navorderingsaanslagen, vernietigen.
4.7
Zoals volgt uit hetgeen bij 4.4 is overwogen, heeft de inspecteur voor het jaar 2012 wel aannemelijk gemaakt dat belanghebbende in dat jaar een voordeel heeft genoten ter zake van één oogst uit de hennepkwekerij. De inspecteur heeft zich bij de berekening van de hoogte van dat voordeel gebaseerd op de in het rapport van het BOOM opgenomen uitgangspunten (zie het controlerapport en het Rapport berekening voordeel). De rechtbank acht aannemelijk dat de inspecteur aldus het door hem voor één oogst in aanmerking genomen voordeel van € 16.327 niet op een te hoog bedrag heeft berekend.
4.8
Naar het oordeel van de rechtbank dient het bij 4.7 bedoelde voordeel van € 16.327 voor het jaar 2012 als resultaat uit overige werkzaamheden voor wat betreft de IB/PVV tot belanghebbendes belastbaar inkomen uit werk en woning te worden gerekend alsmede voor wat betreft de Iab ZVW tot zijn bijdrage-inkomen. De rechtbank wijst belanghebbende erop dat, gelet op de bij 2.8 bedoelde onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling, bij het bepalen van het resultaat uit overige werkzaamheden geen kosten en lasten in aftrek kunnen worden gebracht (zie de artikelen 3.95 en 3.14 van de Wet op de inkomstenbelasting 2001). De rechtbank wijst belanghebbende er verder op dat ten aanzien van de ontnemingsvordering pas een aftrekpost ontstaat in het jaar van daadwerkelijke betaling of voldoening.
4.9
Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende in zijn aangifte IB/PVV en Iab ZVW voor het jaar 2012 het bij 4.7 en 4.8 bedoelde voordeel van € 16.327 in het geheel niet heeft verantwoord in zijn aangifte. Nu de inspecteur in beroep geen hogere correctie meer voorstaat dan dit bedrag en hij de hoogte van dit bedrag reeds aannemelijk heeft gemaakt, is geen plaats voor omkering en verzwaring van de bewijslast. Hetgeen de inspecteur hieromtrent heeft gesteld, kan daarom onbehandeld blijven.
4.1
Belanghebbende heeft ter zitting een beroep gedaan op het gelijkheidsbeginsel door te stellen dat anderen die voor hetzelfde als hij zijn veroordeeld niet worden betrokken in de belastingheffing ten aanzien van de met de hennep behaalde voordelen. De inspecteur stelt dat op belanghebbende ter zake de bewijslast rust en dat hij daarin niet is geslaagd.
4.11
De rechtbank verwerpt belanghebbende beroep op het gelijkheidsbeginsel, omdat belanghebbende dit beroep onvoldoende heeft geconcretiseerd.
4.12
Uit het voorgaande volgt dat de inspecteur voor het jaar 2012 terecht navorderingsaanslagen IB/PVV en Iab ZVW aan belanghebbende heeft opgelegd. Echter, in verband met het door de inspecteur ter zitting nader ingenomen standpunt (zie bij 3.3) dient het bij de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2012 vastgestelde belastbaar inkomen uit werk en woning te worden verminderd tot € 16.327. Het bij de navorderingsaanslag Iab ZVW vastgestelde bijdrage-inkomen dient tot ditzelfde bedrag te worden verminderd. De rechtbank zal de beschikkingen inzake de afwijzing van de verzoeken om ambtshalve vermindering van deze navorderingsaanslagen vernietigen en deze navorderingsaanslagen verminderen tot de zojuist vermelde bedragen.
De vergrijpboete
4.13
De rechtbank overweegt dat belanghebbendes verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2012 tevens moet worden geacht betrekking te hebben op de bij die navorderingsaanslag gegeven boetebeschikking. Dit volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de parlementaire geschiedenis van artikel 9.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (zie Kamerstukken II 2009/10, 32 130, nr. 3, p. 51). Belanghebbendes rechtstreekse beroep acht de rechtbank dan ook van rechtswege mede gericht tegen de beslissing van de inspecteur op het verzoek om bedoelde boetebeschikking ambtshalve te verminderen. Belanghebbende heeft geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen de vergrijpboete. De inspecteur stelt dat hij terecht op grond van artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) aan belanghebbende een vergrijpboete van 50% van het bedrag van de navorderingsaanslag heeft opgelegd. Volgens de inspecteur is het aan voorwaardelijk opzet van belanghebbende te wijten dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2012 tot een te laag bedrag is vastgesteld.
4.14
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur, gelet op hetgeen hiervoor met betrekking tot de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2012 is overwogen, aannemelijk gemaakt dat belanghebbende met het verzwijgen van de inkomsten uit de hennepkwekerij willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2012 tot een te laag bedrag zou worden vastgesteld. Er is dus sprake van een beboetbaar feit als bedoeld in artikel 67e van de AWR. Het door de inspecteur gehanteerde boetepercentage van 50% acht de rechtbank in overeenstemming met de ernst van het vergrijp en uit een oogpunt van normhandhaving passend en geboden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat, gelet op het bij 3.3 vermelde nadere standpunt van de inspecteur, de boetegrondslag dient te worden verminderd tot het bedrag van de navorderingsaanslag zoals deze door de rechtbank zal worden verminderd.
4.15
De rechtbank dient op grond van het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2005, nr. 37 984, ECLI:NL:HR:2005:AO9006, nog ambtshalve te onderzoeken of sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat berechting van een boetezaak door de rechtbank niet binnen redelijke termijn geschiedt als de rechtbank niet binnen twee jaar nadat die termijn is aangevangen, uitspraak doet en dat in voorkomend geval overschrijding van de redelijke termijn behoort te leiden tot vermindering van de boete, afhankelijk van de mate waarin de redelijke termijn is overschreden. De rechtbank sluit voor wat betreft de aanvangsdatum van de strafvervolging aan bij de dagtekening (4 december 2015) van het rapport van het boekenonderzoek, waarin de vergrijpboete is aangekondigd, omdat uit de stukken van het geding niet volgt dat dient te worden uitgegaan van een eerdere datum. Hiervan uitgaande is de redelijke termijn ten tijde van de uitspraak van de rechtbank met meer dan twee jaren overschreden. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de vergrijpboete verder te matigen met 20%, zodat de boete zal worden verminderd tot 40% van de boetegrondslag.
4.16
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank de beschikking inzake de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de bij de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2012 opgelegde vergrijpboete zal vernietigen. De rechtbank zal de vergrijpboete verminderen tot 40% van het bedrag van de door de rechtbank te verminderen navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2012.
De verzuimboete
4.17
Belanghebbende heeft rechtstreeks beroep ingesteld tegen de beslissing van de inspecteur op het verzoek om de bij de aanslag IB/PVV voor het jaar 2015 gegeven boetebeschikking ambtshalve te verminderen. Belanghebbende heeft geen afzonderlijke beroepsgronden aangevoerd tegen de bij deze beschikking opgelegde verzuimboete. De inspecteur stelt dat hij terecht op grond van artikel 67a van de AWR een verzuimboete aan belanghebbende heeft opgelegd, omdat belanghebbende niet binnen de gestelde termijn aangifte IB/PVV voor het jaar 2015 heeft gedaan.
4.18
De rechtbank overweegt dat belanghebbende, ondanks daartoe te zijn uitgenodigd, herinnerd en aangemaand (zie bij 2.19, 2.20 en 2.21), niet tijdig aangifte heeft gedaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat belanghebbende een verzuim als bedoeld in artikel 67a van de AWR heeft begaan en dat de inspecteur belanghebbende hiervoor terecht op grond van dit artikel heeft beboet. Belanghebbende heeft geen feiten en omstandigheden gesteld die tot het oordeel zouden kunnen leiden dat sprake is van afwezigheid van alle schuld. De hoogte van de door de inspecteur opgelegde verzuimboete van € 369 komt overeen met het bepaalde in het tweede lid van paragraaf 21 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst. Gelet op de ernst van het feit, acht de rechtbank deze verzuimboete passend en geboden.
4.19
Niettemin is de rechtbank ambtshalve van oordeel dat de boete gematigd moet worden wegens de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld bij 4.15. De rechtbank sluit voor de aanvangsdatum van de redelijke termijn aan bij de dagtekening van het aanslagbiljet, nu uit de stukken van het geding niet volgt dat dient te worden uitgegaan van een eerdere datum. Sinds de dagtekening van het aanslagbiljet (30 juni 2017) en de datum van deze uitspraak is twee jaar en 9 maanden verstreken. Dat betekent dat de redelijke termijn met negen maanden is overschreden. De rechtbank ziet hierin aanleiding de verzuimboete met 10% te matigen tot een bedrag van € 332.
4.2
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de rechtbank de beschikking inzake de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de verzuimboete zal vernietigen en de verzuimboete zal verminderen tot € 332.
Heffings- c.q. belastingrente
4.21
De beroepen wordt geacht mede betrekking te hebben op de rentebeschikkingen. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte heffings- c.q. belastingrente aangevoerd. Nu de met de beschikkingen heffingsrente samenhangende navorderingsaanslagen IB/PVV voor het jaar 2008 en IB/PVV en Iab ZVW voor het jaar 2011 zullen worden vernietigd, zal de rechtbank deze beschikkingen heffingsrente ook vernietigen. Nu de met de beschikking belastingrente samenhangende navorderingsaanslagen IB/PVV en Iab ZVW voor het jaar 2012 zullen worden verminderd, zal de rechtbank het bedrag van de belastingrente dienovereenkomstig verminderen.
Conclusie
4.22
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de beroepen gericht tegen de beschikkingen inzake de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van:
- de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2008;
- de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2011;
- de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2012 en de daarbij opgelegde vergrijpboete;
- de navorderingsaanslagen Iab ZVW voor de jaren 2011 en 2012
gegrond verklaren.
Het beroep gericht tegen de beschikking inzake de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de verzuimboete zal de rechtbank ongegrond verklaren, omdat de door de rechtbank ambtshalve geconstateerde termijnoverschrijding de enige grond voor vernietiging van die beschikking is.

5.Proceskosten en griffierecht

5.1
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
5.2
Omdat de rechtbank onder meer het beroep met nummer 18/7975 gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat de inspecteur aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

6.Beslissing

18/7977: Navorderingsaanslag IB/PVV 2008 en heffingsrente
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking inzake de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2008 en de daarbij gegeven beschikking heffingsrente;
- vernietigt de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2008 en de daarbij gegeven beschikking heffingsrente.
19/476: Navorderingsaanslag IB/PVV 2011 en heffingsrente
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking inzake de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2011 en de daarbij gegeven beschikking heffingsrente;
- vernietigt de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2011 en de daarbij gegeven beschikking heffingsrente.
18/7975: Navorderingsaanslag Iab ZVW 2011 en heffingsrente
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking inzake de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag Iab ZVW voor het jaar 2011 en de daarbij gegeven beschikking heffingsrente;
- vernietigt de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2011 en de daarbij gegeven beschikking heffingsrente;
- gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 46 aan
deze vergoedt.
18/7978: Navorderingsaanslag IB/PVV 2012, belastingrente en vergrijpboete
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- vernietigt de beschikking inzake de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2012 en de daarbij gegeven beschikking belastingrente en boetebeschikking;
- vermindert de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2012 tot een
navorderingsaanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van
€ 16.327 en vermindert de daarbij gegeven beschikking belastingrente dienovereenkomstig;
- vermindert de vergrijpboete tot 40% van het bedrag van de verminderde navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2012.
18/7979: Navorderingsaanslag Iab ZVW 2012 en belastingrente
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de beschikking inzake de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de navorderingsaanslag Iab ZVW voor het jaar 2012 en de daarbij gegeven beschikking belastingrente;
- vermindert de navorderingsaanslag Iab ZVW voor het jaar 2012 tot een
navorderingsaanslag berekend naar een bijdrage-inkomen van € 16.327 en vermindert de daarbij gegeven beschikking belastingrente dienovereenkomstig.
18/7980: Verzuimboete bij aanslag IB/PVV 2015
De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- vernietigt de beschikking inzake de afwijzing van het verzoek om ambtshalve vermindering van de verzuimboete;
- vermindert de verzuimboete tot € 332.
Deze uitspraak is gedaan op 30 maart 2020 door mr. P.P.D. Mathey-Bal, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Hiemstra, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona-virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting maar wordt deze uitspraak gepubliceerd op rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze De rechter,
uitspraak te ondertekenen.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.