ECLI:NL:RBZWB:2020:1626
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van gezamenlijke huishouding
In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het besluit van 13 februari 2020 van het Dagelijks Bestuur van Orionis Walcheren, waarbij haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet werd ingetrokken en ten onrechte betaalde bijstand werd teruggevorderd. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om geen zitting te houden en heeft de feiten en omstandigheden van de zaak onderzocht.
Verzoekster heeft aangevoerd dat zij de inlichtingenplicht niet heeft geschonden en dat haar hoofdverblijf op een ander adres is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster, ondanks haar verklaring, in feite een gezamenlijke huishouding voerde met een andere persoon, wat blijkt uit het rapport van de sociale recherche. Dit rapport vermeldt dat verzoekster niet op haar opgegeven adres verbleef, maar op het adres van de andere persoon, waar zij ook persoonlijke bezittingen had.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Orionis voldoende feitelijke grondslag had om aan te nemen dat verzoekster met de andere persoon een gezamenlijke huishouding voerde, en dat zij daarom geen recht had op bijstand als alleenstaande. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, omdat verzoekster niet heeft aangetoond dat de intrekking van de bijstand haar in een onredelijke positie zou brengen. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat de beslissing voorlopig is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure.