ECLI:NL:RBZWB:2020:1606
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtingskosten na afwijzing door Werkplein Hart van West-Brabant
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten, welke door Werkplein op 12 oktober 2018 was afgewezen. Na bezwaar en herziening van het besluit, bleef een deel van de aanvraag ongegrond verklaard. Eiseres was van mening dat zij recht had op meer bijzondere bijstand voor de aanschaf van diverse inrichtingsgoederen, waaronder gordijnen, een kledingkast, en een vrieskist. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail uiteengezet, waarbij eiseres op 4 maart 2020 haar standpunt heeft toegelicht tijdens de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor bijzondere bijstand niet op de juiste wijze was onderbouwd en dat Werkplein op goede gronden had besloten om de aanvraag af te wijzen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten voor de gevraagde inrichtingsgoederen niet noodzakelijk waren, omdat eiseres niet had aangetoond dat deze kosten niet konden worden voldaan uit andere middelen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.