ECLI:NL:RBZWB:2020:1606

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 april 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 4638
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtingskosten na afwijzing door Werkplein Hart van West-Brabant

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 april 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant. Eiseres had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor inrichtingskosten, welke door Werkplein op 12 oktober 2018 was afgewezen. Na bezwaar en herziening van het besluit, bleef een deel van de aanvraag ongegrond verklaard. Eiseres was van mening dat zij recht had op meer bijzondere bijstand voor de aanschaf van diverse inrichtingsgoederen, waaronder gordijnen, een kledingkast, en een vrieskist. De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail uiteengezet, waarbij eiseres op 4 maart 2020 haar standpunt heeft toegelicht tijdens de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor bijzondere bijstand niet op de juiste wijze was onderbouwd en dat Werkplein op goede gronden had besloten om de aanvraag af te wijzen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de kosten voor de gevraagde inrichtingsgoederen niet noodzakelijk waren, omdat eiseres niet had aangetoond dat deze kosten niet konden worden voldaan uit andere middelen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4638 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker,
en

het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 12 oktober 2018 (primaire besluit) heeft Werkplein de aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtingskosten afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Naar aanleiding van het ingediende bezwaarschrift heeft Werkplein bij besluit van 5 februari 2019 het besluit van 12 oktober 2018 herzien voor wat betreft de aanvraag voor bijzondere bijstand voor woninginrichting.
Bij besluit van 23 mei 2019 heeft Werkplein besloten om het herzieningsbesluit van 5 februari 2019 te herzien.
Eiseres heeft op 4 juli 2019 te kennen gegeven zich niet in het herzieningsbesluit van 23 mei 2019 te kunnen vinden.
In het besluit van 29 juli 2019 (bestreden besluit) heeft Werkplein het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Werkplein heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 4 maart 2020.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en [naam vertegenwoordiger] namens Werkplein.

Overwegingen

Feiten
1. Op 24 mei 2018 heeft eiseres een huurovereenkomst getekend voor een woning aan de [adres] te Sprundel. Vanaf 26 mei 2018 staat eiseres ingeschreven op dit adres. Uit het begeleidingsplan blijkt dat het om een gedwongen verhuizing ging.
Op 28 juni 2018 heeft een hulpverleenster van eiseres voor de eerste maal per e-mail contact gehad met Werkplein, in verband met een aanvraag bijzondere bijstand vanwege de verhuizing van eiseres. Op 23 juli 2018 heeft Werkplein het aanvraagformulier toegezonden.
Werkplein heeft op 16 augustus 2018 het aanvraagformulier retour ontvangen. Verzocht is om bijzondere bijstand voor de kosten van woninginrichting.
In het besluit van 12 oktober 2018 heeft Werkplein de aanvraag bijzondere bijstand voor inrichtingskosten afgewezen, omdat voor deze kosten een lening kan worden aangevraagd bij de Gemeentelijke Kredietbank Breda (GKB). Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Eiseres heeft op 25 oktober 2018 een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor een lening bij de GKB. Op 12 november 2018 is de aanvraag afgewezen omdat eiseres onvoldoende aflossingscapaciteit heeft.
Bij besluit van 5 februari 2019 heeft Werkplein het besluit van 12 oktober 2018 herzien voor wat betreft de aanvraag voor bijzondere bijstand voor woninginrichting. Er wordt bijzondere bijstand toegekend voor de aanschaf van laminaat en verf.
Op 26 maart 2019 heeft de hoorzitting in bezwaar plaatsgevonden. Op 12 april 2019 heeft een huisbezoek plaatsgevonden.
Bij besluit van 23 mei 2019 heeft Werkplein het herzieningsbesluit van 5 februari 2019 herzien. Werkplein heeft besloten de aanvraag voor bijzondere bijstand voor woninginrichting alsnog gedeeltelijk toe te kennen tot een bedrag van in totaal € 1.693,61 voor diverse kostenposten, waaronder € 41,50 voor gordijnen, € 189,- voor een vrieskist en
€ 299,- voor een wasmachine.
Een bedrag van € 1.250,43 wordt in de vorm van een geldlening verstrekt en een bedrag van € 443,18 wordt om niet verstrekt omdat verf en gordijnen niet worden gerekend tot duurzame gebruiksgoederen maar als stoffering. Voor de overige gevraagde woninginrichting wordt de aanvraag afgewezen, omdat de noodzaak van deze spullen niet is vast te stellen, omdat onduidelijk is wanneer de aanschaf ervan heeft plaatsgevonden of omdat deze spullen voor de meldingsdatum zijn aangeschaft. Verder heeft Werkplein eiseres € 1.024,- aan proceskostenvergoeding toegekend.
Eiseres heeft op 4 juli 2019 te kennen gegeven zich niet in het herzieningsbesluit van 23 mei 2019 te kunnen vinden.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.
Standpunt eiseres
2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij recht heeft op (meer) bijzondere bijstand voor de aanschaf van gordijnen, kast/dressoir, kledingkast, kastdeur, wasmachine, vrieskist, lamp, spiegel, kledingkast, salontafel en vier stoelen.
Er is volgens eiseres bij de terugbetaling onvoldoende rekening gehouden met de samenloop van andere aflossingsregelingen. Met name op de meldingsdatum 28 juni 2018 is niet geïnventariseerd welke aflossingsregelingen golden.
Wettelijk kader
3. De wettelijke bepalingen die in deze zaak gelden zijn opgenomen in de bijlage behorende bij deze uitspraak. In aanvulling op de wettelijke bepalingen en de rechtspraak hanteert het Werkplein de door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen vastgestelde beleidsregels ‘Bijzondere bijstand gemeente Rucphen’ (hierna: de beleidsregels). Voor de tekst van de relevante bepalingen hiervan verwijst de rechtbank ook naar de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling van het geschil
4. De rechtbank moet beoordelen of het college bij het bestreden besluit terecht en op goede gronden de geweigerde bijzondere bijstand voor diverse inrichtingskosten heeft gehandhaafd .
Ter zitting heeft eiseres haar beroepsgrond dat bij gegrondverklaring van het beroep de kosten van de rechtsbijstand in bezwaar alsnog moeten worden vergoed, waarbij sprake is van twee punten extra, ingetrokken.
4.1
In het geval van een aanvraag om bijstand loopt de periode die de bestuursrechter moet beoordelen in beginsel vanaf de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen tot en met de datum van het besluit op de aanvraag (primaire besluit).
Eiseres voert aan dat als meldingsdatum voor de aanvraag voor bijzondere bijstand 28 juni 2018 dient te gelden. Omdat dit de datum is waarop eiseres voor het eerst contact met Werkplein heeft gehad in verband met de aanvraag voor bijzondere bijstand, ziet de rechtbank geen aanleiding om een andere datum aan te nemen.
In dit geval loopt de te beoordelen periode dan ook van 28 juni 2018 tot en met 12 oktober 2018.
De gevraagde bijzondere bijstand per onderdeel:
Gordijnen
5.1
Eiseres stelt dat er voor een aantal kamers nog gordijnen moeten worden aangekocht. Er is bij het herzieningsbesluit van 23 mei 2019 reeds € 41,50 van de maximale vergoeding van € 217,50 vergoed, zodat thans nog om € 176,- wordt verzocht. Dat er rolluiken aanwezig zijn, doet er volgens haar niet aan af.
5.2
Werkplein merkt op dat er bij de aanvraag nota’s zijn ingeleverd waaruit blijkt dat gordijnen van € 34,- en € 7,50 zijn aangeschaft. Deze kosten zijn toegekend bij het herzieningsbesluit van 23 mei 2019. Tijdens het huisbezoek is verklaard dat de gordijnen van de vorige woning niet pasten en dat bij de kringloopwinkel gordijnen zijn aangeschaft voor de boven en benedenverdieping. De woning beschikt over rolluiken aan de buitenzijde.
Werkplein heeft aangegeven dat er geen reden is om meer bijzondere bijstand toe te kennen dan is aangevraagd, dat de kosten voor extra gordijnen zich niet voordoen en ook niet noodzakelijk zijn.
5.3
De rechtbank overweegt dat eiseres een bedrag van in totaal € 41,50 heeft aangevraagd voor bijzondere bijstand voor de aanschaf van gordijnen. Zij heeft ter onderbouwing van haar aanvraag aankoopbonnen overgelegd. Het bedrag van € 41,50 heeft zij bij besluit van 23 mei 2019 toegekend gekregen. Bij haar aanvraag heeft zij niet om meer bijzondere bijstand dan € 41,50 voor de aanschaf van gordijnen verzocht. Reeds daarom komt eiseres niet in aanmerking voor een hoger bedrag aan bijzondere bijstand voor gordijnen.
Verder volgt de rechtbank Werkplein in het standpunt dat de kosten voor meer gordijnen niet noodzakelijk zijn. Tijdens het huisbezoek op 12 april 2019 is geconstateerd dat er gordijnen en rolluiken in de woning aanwezig zijn en dat de rolluiken zorgen voor afsluiting van de woning tegen inkijk en koude en warmte.
Werkplein heeft dan ook op goede gronden besloten dat eiseres niet meer bijzondere bijstand voor de kosten van aanschaf van gordijnen krijgt, dan haar reeds is toegekend.
Kledingkast
6.1
Eiseres heeft aangegeven dat Werkplein ten onrechte geen bijzondere bijstand heeft toegekend voor de kosten van aanschaf van een kledingkast. De kosten bedragen volgens de orderbevestiging van Jysk van 30 maart 2019 € 225,-.
6.2
Werkplein stelt zich op het standpunt dat de kosten van de kledingkast niet bij de aanvraag zijn ingebracht. Verder is tijdens het huisbezoek een kledingkast aangetroffen zodat de noodzaak om een kledingkast te kopen ontbreekt.
6.3
De rechtbank stelt vast dat eiseres bij haar aanvraag op 23 juli 2018 geen kosten voor een kledingkast heeft gesteld. Nu zij geen bijzondere bijstand voor een kledingkast heeft aangevraagd, komen deze kosten reeds daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
Daarnaast onderschrijft de rechtbank het standpunt van Werkplein dat nu er reeds een kledingkast in de woning van eiseres aanwezig was, er geen noodzaak bestond tot het aanschaffen van een nieuwe kledingkast.
Kast/dressoir
7.1
Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij voor bijzondere bijstand voor de kosten van aanschaf van een kast/dressoir in aanmerking dient te komen. De kast/dressoir is op 23 juli 2018 door de kringloopwinkel geleverd. Er is bij levering betaald. Eiseres wijst op de schriftelijke verklaring van [naam persoon] van Goedkoop en Zo van 3 juli 2019. De nota van 25 juni 2019 betreft volgens eiseres een reserveringsbon.
7.2
Werkplein heeft ten aanzien van de kast/dressoir aangegeven dat in het besluit van 23 mei 2019 reeds is aangegeven dat deze kast al vóór de meldingsdatum van 28 juni 2019 is aangeschaft, te weten op 25 juni 2019. Op de nota van 25 juni 2018 staat aangegeven dat de kast is betaald. Daarom bestond er geen noodzaak om eiseres bijzondere bijstand voor de aanschaf van de kast/dressoir te verstrekken.
7.3
De rechtbank stelt vast dat uit de nota van Goedkoop en Zo volgt dat eiseres op 25 juni 2018 een kast van € 117,50 heeft aangeschaft. Op deze nota staat aangegeven ‘betaald’. De stelling van eiseres dat de kast is betaald bij aflevering op 23 juli 2018 en dat de nota van 25 juni 2018 een reserveringbon zou betreffen, strookt niet met de melding op de nota van 25 juni 2018, waaruit volgt dat het bedrag is betaald. Uit de schriftelijke verklaring van [naam persoon] van Goedkoop en Zo van 3 juli 2019 blijkt niet dat deze verklaring ook betrekking heeft op de aanschaf van deze kast. Bovendien is in de verklaring van [naam persoon] van Goedkoop en Zo niet aangegeven wanneer de goederen zouden zijn betaald.
Gelet hierop volgt de rechtbank het standpunt van het Werkplein dat eiseres de kast/dressoir heeft aangeschaft en betaald voordat zij een aanvraag om bijzondere bijstand heeft ingediend. De aanvraag is op goede gronden afgewezen.
Lamp, spiegel, salontafel, vier stoelen en kledingkastdeur
8.1
Ten aanzien van de lamp, spiegel, salontafel, vier stoelen en een kledingkastdeur heeft eiseres verklaard dat de kringloopwinkel Goedkoop en Zo op 23 juli 2018 de goederen heeft geleverd. Zij heeft bij aflevering betaald. Door middel van de ingediende nota’s is dit volgens haar afdoende onderbouwd.
8.2
Werkplein heeft de aanvraag afgewezen omdat op de nota’s een datum ontbreekt en het daardoor niet duidelijk is wanneer de spullen zijn aangeschaft en betaald. Daarom heeft Werkplein de aankopen op deze nota buiten de toekenning gelaten.
8.3
De rechtbank stelt vast dat eiseres een nota van Goedkoop en Zo heeft ingediend waarop de lamp, spiegel, salontafel, kledingkastdeur en stoelen zijn vermeld. Deze nota is ongedateerd. Eiseres heeft gesteld dat zij de goederen op 23 juli 2018 bezorgd heeft gekregen en ook bij bezorging heeft betaald. De betaling blijkt echter niet uit de ingediende nota. Uit de schriftelijke verklaring van [naam persoon] van Goedkoop en Zo van 3 juli 2019 blijkt niet wanneer de goederen zijn betaald. Nu eiseres ook niet op een andere wijze kan aantonen hoe en vooral wanneer de goederen zijn betaald, heeft Werkplein naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden de aanvraag voor bijzondere bijstand voor deze goederen afgewezen.
Wasmachine en vrieskist
9.1
Eiseres stelt dat de aankoop van de wasmachine € 329,- bedroeg, terwijl er een bedrag van € 299,- aan bijzondere bijstand is toegekend. Verder heeft eiseres verzocht om vergoeding van het volledige bedrag van € 290,- voor een vrieskist, nu de nieuwprijs leidend is. Zij stelt dat de aanbiedingsprijs van € 189,- is verlopen en dat zij nog geen diepvrieskist heeft kunnen aanschaffen.
9.2
Werkplein geeft aan dat bij de aanvraag met een offerte om een bedrag van € 299,- voor een wasmachine is verzocht. Eiseres heeft niet met stukken onderbouwd dat de wasmachine meer zou kosten. De noodzaak van de verhoging van het bedrag voor de vergoeding van een wasmachine met € 30,- is niet aangetoond. Hetzelfde geldt volgens Werkplein ten aanzien van de vrieskist, nu eiseres bij de aanvraag een bedrag van € 189,- heeft aangevraagd. Dat het hier om een aanbiedingsprijs zou gaan die zou zijn verlopen heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt.
9.3
De rechtbank kan het standpunt van Werkplein volgen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de wasmachine duurder zou zijn dan in de overgelegde offerte is vermeld. Werkplein heeft op goede gronden aangenomen dat de noodzaak van de verhoging van het bedrag voor de vergoeding van een wasmachine niet aanwezig was.
Ten aanzien van de kosten voor de aanschaf van een vrieskist onderschrijft de rechtbank het standpunt van Werkplein dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het toegekende bedrag van € 189,- ontoereikend zou zijn voor de aanschaf van een vrieskist.
Werkplein geeft op goede gronden besloten eiseres niet meer bijzondere bijstand voor de kosten van aanschaf van een wasmachine en vrieskist toe te kennen dan haar reeds in het besluit van 23 mei 2019 is toegekend. Het beroep is in zoverre ongegrond.
Samenloop aflossingsregelingen
10.1
Volgens eiseres is er bij de terugbetaling onvoldoende rekening gehouden met de samenloop met andere aflossingsregelingen. Met name op de meldingsdatum 28 juni 2018 is volgens eiseres niet geïnventariseerd welke aflossingsregelingen golden.
10.2
Werkplein heeft aangegeven dat eiseres op het aanvraagformulier dat op 13 augustus 2018 is ondertekend heeft aangegeven een drietal schulden te hebben, twee bij Avero Achmea, waar maandelijks € 56,90 respectievelijk 7,20 per maand op wordt afgelost en een schuld bij Wonen Dienburg van € 158,09 in verband met dubbele woonlasten. Deze schulden zijn volgens Werkplein inmiddels afgelost.
10.3
De rechtbank volgt het standpunt van het Werkplein dat ervan kan worden uitgegaan dat de bij de aanvraag vermelde schulden, gelet op de hoogte daarvan en het tijdsverloop, inmiddels zijn afgelost. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres onvoldoende onderbouwd dat Werkplein geen rekening zou hebben gehouden met de samenloop van andere schulden. Het staat eiseres ook vrij om, zoals de gemachtigde van Werkplein ter zitting heeft toegelicht, een onderbouwd verzoek om aanpassing van het terug te betalen bedrag in te dienen indien eiseres van mening is dat er onvoldoende rekening is gehouden met de samenloop van aflossingsregelingen.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.Z.B. Sterk , rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 2 april 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Bijlage: wettelijk kader, rechtspraak en relevante bepalingen in de beleidsregels
Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet, voor zover hier van belang, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
Volgens vaste rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB), moet bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet eerst beoordeeld worden of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de alleenstaande of het gezin noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere individuele omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dat meer bedraagt dan de bijstandsnorm (zie bijvoorbeeld CRvB van 21 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1675).
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen heeft de beleidsregels ‘Bijzondere bijstand gemeente Rucphen” (hierna: de beleidsregels) vastgesteld.
In artikel 8, eerste lid, van de beleidsregels is bepaald dat bijzondere bijstand in het kader van buitenwettelijk begunstigend beleid kan worden toegekend tot en met 12 maanden na het moment waarop de kosten zijn gemaakt.
In artikel 8, tweede lid, van de beleidsregels is bepaald dat in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, een aanvraag bijzondere bijstand moet worden ingediend voordat de kosten zijn gemaakt als dit in de ‘Bijlage kostensoorten bijzondere bijstand’ is bepaald.
In artikel 9, eerste lid, van de beleidsregels is bepaald dat voor een aantal met name genoemde kostensoorten specifiek gemeentelijk beleid geldt. Deze kostensoorten zijn opgenomen in de ‘Bijlage kostensoorten bijzondere bijstand’. Deze bijlage maakt integraal onderdeel van de beleidsregels uit.
In de ‘Bijlage kostensoorten bijzondere bijstand’ is opgenomen dat inrichtingskosten en aanschaf van huisraad behoren tot incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke bestaanskosten die gefinancierd moeten worden door middel van reservering vooraf of gespreide betaling achteraf. Alleen bij noodzakelijke en niet uitstelbare kosten en onmogelijkheid van reservering of lening kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
Verder is aangegeven dat bij de aanschaf van tweedehands goederen, de maximale vergoeding bijzondere bijstand wordt gesteld op de helft van de NIBUD-normen voor inventaris. Uitzondering hierop wordt gemaakt voor vier huishoudelijke apparaten (koelkast met vriesvak, wasmachine, kookplaat en afzuigkap). Hier geldt een maximale nieuwprijs van de NIBUD-norm vanwege de veiligheid, levensduur en garantie. Voor matras en kussens geldt ook de maximale nieuwprijs van de NIBUD-norm.
Ook is bepaald dat bijzondere bijstand vooraf moet worden aangevraagd om noodzaak vast te kunnen stellen. Als bewijsstukken gelden proforma nota’s.