ECLI:NL:RBZWB:2020:1527

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 maart 2020
Publicatiedatum
31 maart 2020
Zaaknummer
C/02/369659 / FA RK 20/1152
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgmachtiging en verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 24 maart 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, een beschikking gegeven inzake een zorgmachtiging voor betrokkene, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. De officier van justitie had verzocht om een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg voor de duur van 26 weken, gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene verblijft momenteel in een psychiatrisch ziekenhuis en verkeert in een chronisch psychotische toestand, waardoor verplichte zorg noodzakelijk is. Tijdens de hoorzitting op 18 maart 2020 was betrokkene niet aanwezig, maar zijn advocaat en behandelaars hebben hun standpunten kenbaar gemaakt. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen. De rechtbank heeft het verzoek voor het toedienen van vocht en voeding afgewezen, maar de overige verzochte vormen van verplichte zorg, waaronder het opnemen in een accommodatie, zijn toegewezen. De zorgmachtiging is verleend voor de duur van 26 weken, tot en met 22 september 2020. Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaak-/rekestnummer: C/02/369659 / FA RK 20/1152
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 24 maart 2020van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] ,
thans verblijvende te [psychiatrisch ziekenhuis] [locatie] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. H. Vrijhof te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- [naam 1] , mentor, tevens vader van betrokkene.

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 4 maart 2020;
- het gewijzigd verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 10 maart 2020.
1.2.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- een op 27 februari 2020 ondertekende medische verklaring van [naam 2] , psychiater, die betrokkene heeft onderzocht, maar niet bij haar behandeling betrokken was;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 27 februari 2020;
- het zorgplan d.d. 27 februari 2020;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet BOPZ;
- de relevante justitiële documentatie en politie mutaties;
- de beschikking d.d. 6 december 2018 inhoudende de instelling van een mentorschap.
1.3.
Gelet op de recente ontwikkelingen omtrent het Coronavirus (COVID-19) heeft de Rechtspraak besloten alle rechtbanken te sluiten. Urgente zaken zoals de onderhavige gaan echter wel door met dien verstande dat, ter voorkoming van verdere verspreiding van het Coronavirus, in dit soort zaken telefonisch zal worden gehoord en de rechtbank zich dus niet naar de instelling/verblijfplaats van betrokkene begeeft om hem/haar aldaar te horen. Het betreffen uitzonderlijke tijden die tot uitzonderlijke maatregelen nopen.
1.4.
Het telefonisch horen heeft plaatsgevonden op 18 maart 2020. De rechtbank heeft door middel van een conference call de volgende personen, gelijktijdig, telefonisch gehoord:
- de hierboven genoemde advocaat van betrokkene;
- de behandelaar van betrokkene, de heer [naam 3] , klinisch psycholoog;
- de heer [naam 4] , verpleegkundige FACT team;
- de mentor, tevens vader van betrokkene, [naam 1] .
1.5.
Bij aanvang van de hoorzitting is vastgesteld dat betrokkene niet aanwezig is. De behandelaar van betrokkene heeft daarover gezegd dat betrokkene weet van het tijdstip van het verhoor en dat dit verhoor telefonisch zal plaatsvinden, maar dat zij hem te kennen heeft gegeven niet bij de hoorzitting aanwezig te willen zijn. De advocaat van betrokkene heeft in aanvulling hierop verklaard dat betrokkene er bewust en vrijwillig voor kiest bij vrijwel geen enkele hoorzitting (99,9% van de gevallen) aanwezig te zijn. De rechtbank heeft op grond daarvan vastgesteld dat betrokkene niet bereid was zich te doen horen, waarop de hoorzitting buiten haar aanwezigheid is voortgezet, mede omdat de advocaat van betrokkene heeft aangegeven hiermee in te stemmen. De advocaat van betrokkene heeft wel zijn zienswijze kenbaar gemaakt.
1.6.
De officier van justitie heeft op voorhand aangegeven niet op de mondelinge behandeling te zullen verschijnen en is door de rechtbank ook niet telefonisch gehoord omdat nadere toelichting van het verzoek niet nodig was.

2.Het verzoek

2.1.
De officier van justitie heeft verzocht om een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg betreffende betrokkene voor de duur van 26 weken. Het - gewijzigde - verzoek ziet op alle vormen van verplichte zorg zoals genoemd in artikel 3:2 Wvggz.

3.De standpunten

3.1.
Standpunt van de behandelaar
De behandelaar van betrokkene heeft de gezondheidstoestand van betrokkene toegelicht. Betrokkene verkeert in een chronisch psychotische toestand; met betrokkene valt niet of nauwelijks in rede te communiceren, zij vertoont onaangepast gedrag en neemt niet deel aan de normale routine van de dag. Door middel van medicatie wordt getracht betrokkene uit deze situatie te helpen, maar dat is een moeilijk en langzaam proces. Kortom, betrokkene is erg ziek en daardoor is verplichte zorg op dit moment aangewezen. De behandelaar is het met de advocaat van betrokkene eens dat het toedienen van vocht en voeding als vormen van verplichte zorg niet nodig zijn. De behandelaar heeft ook geconstateerd dat in de medische verklaring, anders dan in het verzoekschrift, het zorgplan en in de bevindingen van de geneesheer-directeur, het opnemen in een accommodatie als vorm van verplichte zorg ontbreekt. Volgens de behandelaar is voor dit verschil een taalkundige verklaring te geven: doordat de termen insluiting en opname in België nagenoeg dezelfde betekenis hebben, heeft de onafhankelijk psychiater, zij is een Belgische arts, waarschijnlijk gemeend te kunnen volstaan met het in de medische verklaring noemen van insluiten als vorm van verplichte zorg.
3.2.
Standpunt van de advocaat
De advocaat heeft naar voren gebracht dat hij gelet op de psychische toestand waarin betrokkene verkeert geen verweer voert tegen het verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging. Wel meent de advocaat dat het toedienen van vocht en voeding als vormen van verplichte zorg niet noodzakelijk zijn. Hij wijst er daarbij op dat deze 2 vormen ook niet worden genoemd in de aanbeveling van de geneesheer-directeur en het zorgplan. Voor wat betreft het ontbreken in de medische verklaring van het opnemen in een accommodatie als vorm van verplichte zorg heeft de advocaat aangegeven zich te kunnen vinden in de uitleg van de behandelaar en heeft hij ermee ingestemd dat de psychiater in de gelegenheid wordt gesteld de medische verklaring op dat punt nader aan te vullen.
3.3.
Standpunt van mentor, tevens vader van betrokkene
De vader van betrokkene geeft aan dat de enige plek waar betrokkene nu veilig is, de plek is waar ze nu verblijft. Hij verzet zich niet tegen het verlenen van de zorgmachtiging.

4.De beoordeling

4.1.
Betrokkene verblijft op grond van een in het kader van de Wet BOPZ verleende machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis [psychiatrisch ziekenhuis] .
4.2.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde tijdens de hoorzitting is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen, disruptieve, impulsbeheersings- en andere gedragsstoornissen, middelgerelateerde en verslavingsstoornissen. Deze stoornissen zijn namens betrokkene ook niet betwist.
4.3.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is voorts gebleken dat deze stoornissen leiden tot ernstig nadeel, gelegen in met name het bestaan van of het aanzienlijk risico op levensgevaar voor anderen en/of zichzelf, maatschappelijke teloorgang, ernstig lichamelijk letsel voor anderen en/of zichzelf, ernstige psychische schade voor anderen en/of zichzelf, ernstige verwaarlozing van zichzelf, bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat zij onder invloed van een ander raakt. Dit ernstig nadeel is namens betrokkene ook niet betwist.
4.4.
Om het ernstig nadeel af te wenden of de geestelijke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen of de door de stoornis bedreigde of aangetaste fysieke gezondheid van betrokkene te stabiliseren of te herstellen, heeft betrokkene zorg nodig.
4.5.
Op basis van de stukken en de hoorzitting is gebleken dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.6.
De rechtbank zal het verzoek voor zover dit ziet op het toedienen van vocht en voeding als vorm van verplichte zorg afwijzen, omdat de noodzaak daarvan op dit moment onvoldoende is gebleken. De rechtbank is niet gebleken dat er zorgen zijn over het eet- en drinkpatroon van betrokkene en verder heeft de behandelaar tijdens de hoorzitting bevestigd dat deze vorm van verplichte zorg niet nodig is.
4.7.
De rechtbank zal het verzoek voor zover dit ziet op het opnemen in een accommodatie als vorm van verplichte zorg toewijzen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de onafhankelijk psychiater - desgevraagd - in aanvulling op de eerder door haar opgestelde medische verklaring op 19 maart 2020 schriftelijk heeft verklaard dat voor betrokkene ook het opnemen in een accommodatie als vorm van verplichte zorg noodzakelijk is en ook de behandelaar en overige betrokkenen overtuigd zijn van deze noodzaak. De rechtbank zal daarnaast ook de overige verzochte vormen van verplichte zorg als noodzakelijk toewijzen.
4.8.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om in de onderhavige zaak de onderstaande vormen van verplichte zorg op te leggen:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het insluiten;
- het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- het onderzoek aan kleding of lichaam;
- het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- het opnemen in een accommodatie.
4.9.
De rechtbank constateert dat er geen minder bezwarende alternatieven zijn die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.10.
De rechtbank is van oordeel dat de in overweging 4.8 genoemde vormen van verplichte zorg evenredig en naar verwachting effectief zijn. Voorts blijkt uit de stukken dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.11.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal dan ook voor de verzochte duur van 26 weken worden verleend.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , inhoudende dat bij wijze van verplichte zorg de volgende maatregelen kunnen worden getroffen:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het insluiten;
- het uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- het onderzoek aan kleding of lichaam;
- het onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- het beperken van het recht op het ontvangen van bezoek;
- het opnemen in een accommodatie.
bepaalt dat deze machtiging geldt voor de duur van 26 weken, dus tot en met 22 september 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.W.P.J. Hopmans, rechter, bijgestaan door mr. M.E. Knops-Pijper als griffier en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2020.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.